Overwegingen
1. Eisers ontvingen sinds 1 juli 2010 een AIO-aanvulling op hun ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.
2. Op 16 maart 2015 heeft eiser [de man] tijdens een gesprek op kantoor bij verweerder medegedeeld dat hij een stuk grond met daarop een woning van zijn ouders heeft geërfd. Op 16 november 2016 heeft hij op het formulier onderzoek vermogen buiten Nederland aangegeven dat hij vanaf 1 augustus 1978 eigenaar is van een woning en een stuk grond in Turkije. Naar aanleiding van deze verklaringen heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan eisers verleende AIO-aanvulling. Verweerder heeft het Bureau Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade te Ankara (BSZ) verzocht om nader onderzoek te doen naar het bezit van onroerende zaken van eisers in Turkije. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een handhavingsrapportage van 21 januari 2016. Uit het onderzoek volgt dat eiser sinds 1 augustus 1978 eigenaar is van een stuk grond en woning in Turkije. De waarde van de woning is op 5 januari 2016 door een plaatselijke makelaar [de persoon] getaxeerd op 50.000,- Turkse Lira (TL) omgerekend € 15.567,-.
3. De onderzoeksresultaten waren voor verweerder aanleiding om het primaire besluit te nemen. Met het primaire besluit heeft verweerder de AIO-aanvulling van eisers ingetrokken over de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 september 2015. Aan het primaire besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eisers in strijd met de op hen rustende inlichtingenverplichting niet hebben gemeld dat zij onroerend goed bezitten in Turkije met een totale waarde van omgerekend € 15.567,-. Dit bedrag is boven de voor hen geldende vermogensgrens van € 10.960,-, zodat geen recht op AIO-aanvulling bestond.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. De door eisers in bezwaar ingebrachte taxatierapporten geven verweerder geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen. Verweerder gaat dan ook uit van de taxatie van 5 januari 2016. In het bestreden besluit is verweerder verder ingegaan op de juridische grondslag van het intrekkingsbesluit. Over de periode van 1 juli 2010 tot en met 4 januari 2016 kan het recht van eisers wegens schending van de inlichtingenverplichting niet worden vastgesteld. Over de periode vanaf 5 januari 2016 (datum taxatie) is de grondslag voor de intrekking dat eisers vermogen hebben boven de voor hen geldende vrijstellingsgrens.
De beoordeling door de rechtbank
5. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat hij in het bestreden besluit de AIO-aanvulling van eisers over de periode 1 juli 2010 tot en met de datum van het primaire besluit van 17 mei 2016 heeft ingetrokken. De rechtbank stelt gelet daarop vast dat verweerder in het bestreden besluit de periode waarover de AIO-aanvulling is ingetrokken heeft gewijzigd en het primaire besluit in zoverre heeft herroepen. Om die reden had het bezwaar van eisers gegrond moeten worden verklaard. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en beoordeelt hierna of de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten.
6. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit alleen ziet op de intrekking van de AIO-aanvulling van eisers. De rechtbank beoordeelt daarom in deze zaak of verweerder de AIO-aanvulling van eisers terecht heeft ingetrokken.
7. De te beoordelen periode loopt van 1 juli 2010 tot 17 mei 2016.
8. Niet in geschil is dat eisers de inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken aan verweerder van de woning in Turkije.
9. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de AIO-aanvulling indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre eisers verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan eisers om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zouden hebben voldaan, over de betreffende periode recht op AIO-aanvulling hadden.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRVB) is het aan eisers en niet aan verweerder om bij verzwegen eigendom van de woning gegevens over te leggen op grond waarvan de waardeontwikkeling van die onroerende zaken in de te beoordelen periode kan worden bepaald en het recht op bijstand op grond daarvan - ondanks schending van de inlichtingenverplichting - alsnog kan worden vastgesteld.
11. Eisers voeren aan dat zij in de te beoordelen periode recht hadden op AIO-aanvulling. Hun vermogen blijft namelijk onder de vermogensgrens. Eisers verwijzen ter onderbouwing hiervan naar drie taxatierapporten van 11, 13 en 22 augustus 2016. Verder stellen eisers dat het recht in de periode voor 5 januari 2016 wel is vast te stellen omdat in die periode uit moet worden gegaan van de getaxeerde waarde in 2016. Deze waarde lag onder de vermogensgrens en daarom bestond volgens eisers recht op AIO-aanvulling.
12. Eisers hebben in deze procedure drie verschillende taxatierapporten overgelegd. In de taxatierapporten van 11 en 13 augustus 2016 hebben de taxateurs de waarde van de woning op 33.500,- en 33.850,- TL getaxeerd. Dit is een stuk lager dan de waarde van 50.000,- TL waarop de woning door [de persoon] is getaxeerd. De taxateurs hebben aangegeven dat de woning van 1978 dateert en alleen in de zomermaanden bewoonbaar is.
13. Verweerder heeft op 12 oktober 2016 het BSZ verzocht om aan te geven of de twee taxaties aanleiding zijn voor nader onderzoek. Het BSZ heeft daarop op 4 november 2016 gereageerd en gemeld dat op 28 oktober 2016 het kantoor van [de persoon] is bezocht. [de persoon] is het niet eens met de stelling dat de woning alleen in de zomermaanden bewoonbaar is. Verder heeft hij aangegeven dat de woning op 50.000,- TL onder de kostprijs van 100.000,- TL is getaxeerd omdat de woning in een dorp ligt en oud is. [de persoon] heeft verklaard achter zijn taxatie van 5 januari 2016 te staan, aldus het BSZ .
14. Eisers hebben naar aanleiding van verweerders reactie op 22 augustus 2016 de woning opnieuw laten taxeren. Dit keer heeft [de persoon] , die ook door verweerder is ingeschakeld om de woning te taxeren, de woning getaxeerd op 35.200,- TL omgerekend € 9.155,-. Deze waarde wijkt af van zijn eerdere taxatie van 5 januari 2016, toen hij de woning taxeerde op 50.000,- TL.
15. Het BSZ heeft vervolgens onderzoek verricht naar de reden van de lagere taxatie. Door het makelaarskantoor Ürgüp Emlak van [de persoon] is te kennen gegeven dat bij de tweede taxatie de woning niet is bezocht en dat er minder (gedetailleerde) informatie over de woning beschikbaar was dan bij de eerdere taxatie. Dit is voor verweerder aanleiding geweest om uit te gaan van de taxatie van 5 januari 2016.
De periode van 1 juli 2010 tot en met 4 januari 2016
16. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de waarde in de periode van 1 juli 2010 tot en met 4 januari 2016 lager was dan de getaxeerde waarde in augustus 2016 en dat daarom van de vastgestelde waarde in 2016 moet worden uitgegaan. Het is dan ook onduidelijk welke waarde de woning in de periode vanaf 1 juli 2010 tot en met 4 januari 2016 had. Hierdoor is het recht op bijstand over die periode niet vast te stellen. Eisers hadden in die periode daarom geen recht op een AIO-aanvulling. Verweerder heeft dan ook terecht de AIO-aanvulling van eisers over de periode van 1 juli 2010 tot en met 4 januari 2016 ingetrokken.
De periode vanaf 5 januari 2016 tot 17 mei 2016
17. Verweerder heeft zich ten aanzien van deze periode op het standpunt gesteld dat de waarde van eisers vermogen boven de voor hen geldende vermogensgrens ligt en dat eisers om die reden geen recht hebben op een AIO-aanvulling.
18. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder bij de vaststelling van de waarde van de woning niet uitgaan van de taxatie van [de persoon] van 5 januari 2016. Deze makelaar heeft namelijk binnen een tijdsbestek van een half jaar dezelfde woning op een lagere waarde getaxeerd, zonder dat hij daarvoor een plausibele verklaring heeft gegeven. Van een professionele taxateur mag naar het oordeel van de rechtbank verwacht worden dat hij bij een tweede taxatie beschikt over de informatie die bij de eerste taxatie beschikbaar was. Bovendien zou van een professionele taxateur verlangd worden dat hij die informatie verzamelt die voor de taxatie van belang is en de te taxeren woning bezichtigt als hij denkt dat dat nodig is voor een juiste taxatie.
19. Dit betekent dat verweerder er ten onrechte van is uitgegaan dat de waarde van het vermogen van eisers in de periode van 5 januari 2016 tot 17 mei 2016 boven de voor eisers geldende vermogensgrens lag en dat over deze periode om die reden geen recht bestond op een AIO-aanvulling. Zoals hiervoor is overwogen is het aan eisers en niet aan verweerder om bij verzwegen eigendom van de woning gegevens over te leggen op grond waarvan het recht op bijstand - ondanks schending van de inlichtingenverplichting - alsnog kan worden vastgesteld. De taxatierapporten die eisers hebben overgelegd dateren van 11 augustus en 13 augustus 2016, dus van na 17 mei 2016. Gelet daarop was het recht op bijstand ook in deze periode niet vast te stellen.
20. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de AIO-aanvulling van eisers over de te beoordelen periode heeft ingetrokken. De rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit kunnen daarom in stand worden gelaten.
21. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).