4.3.Oordeel van de rechtbank
Bespreking verweer inzake 359a Wetboek van Strafvordering gevoerd voor alle feiten
In deze zaak hebben verbalisanten een foto van een identiteitskaart van verdachte via Facebook verzonden waarmee in de ogen van de verdediging het recht op privacy van verdachte ernstig is geschonden op grond waarvan strafvermindering dient plaats te vinden.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat niet is gesteld of gebleken dat de door de verbalisanten gedeelde foto van verdachte in de openbaarheid is terecht gekomen waardoor van een schending op het recht op privacy geen sprake is en een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van strafvordering niet aan de orde is. De rechtbank overweegt ten overvloede dat zij het een ongewenste gang van zaken acht dat een foto door verbalisanten via privé e-mail wordt verzonden.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank stelt voorop dat geen wet of rechtsregel zich tegen het gebruik van de resultaten van een enkelvoudige spiegelconfrontatie verzet en dat per onderzoek door het openbaar ministerie dient te worden afgewogen welke middel wordt ingezet, waarbij in het algemeen een meervoudige spiegelconfrontatie de voorkeur geniet boven een enkelvoudige confrontatie. De uitkomst van een enkelvoudige fotoconfrontatie kan in beginsel voor het bewijs worden gebruikt, zij het dat daarbij bijzondere behoedzaamheid moet worden betracht.
In casu zijn twee omstandigheden van belang die naar het oordeel van de rechtbank het toepassen en het gebruik van een enkelvoudige spiegelconfrontatie kunnen rechtvaardigen. Allereerst betreft het hier een verdachte die vlak na de aanranding van aangeefster en in de omgeving hiervan is aangehouden. Het gaat dus niet om een verdachte van wie in het geheel onbekend is of hij/zij op enigerlei wijze bij het incident is betrokken, en waarbij een meervoudige confrontatie meer voor de hand zou liggen.
Daarnaast staat in het proces-verbaal van enkelvoudige spiegelconfrontatie vermeld dat hiertoe is overgegaan omdat voor het opsporingsonderzoek een opsporingsindicatie noodzakelijk was en voortvarendheid van het onderzoek een factor is welke in zaken zoals deze de keuze voor een enkelvoudige spiegelconfrontatie kan rechtvaardigen.
De rechtbank houdt echter rekening met de mogelijke bezwaren die kleven aan enkelvoudige spiegelconfrontaties. De rechtbank heeft daarom, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen niet uitsluitend geput uit de enkelvoudige spiegelconfrontatie. De rechtbank zal voor het bewijs tevens gebruiken dat verdachte voldoet aan het door aangeefster gegeven signalement en dat op de camerabeelden van café de Ysbreeker de politie verdachte herkent en bovendien is waargenomen dat verdachte op één van de beelden tegelijk in beeld is als een vrouw die voldoet aan het signalement van aangeefster. Verdachte is ten slotte ongeveer
5 minuten na de aanranding en in de directe omgeving daarvan aangehouden.
Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot een bewezenverklaring van dit feit.
ten aanzien van het onder 2 ten last gelegde feit:
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af.
Aangeefster [naam 2] doet aangifte van aanranding op 12 mei 2016 rond 02:35 uur. Zij fietste langs het Amstelhotel onder een tunneltje, de Weesperzijde op. Het fietspad van de Weesperzijde heeft zij gevolgd tot voorbij het Amstelstation. Daarna kwam zij op een plek waar hoge kantoorgebouwen staan. Terwijl zij fietste merkte zij plotseling dat er een man achter haar aan fietste. Op het moment dat hij vlakbij was en zij omkeek zag en voelde zij dat hij met zijn rechterhand minstens twee keer tegen haar billen tikte. Vervolgens zijn door de politie rondom voormeld tijdstip camerabeelden opgevraagd van de route die aangeefster zegt te hebben gefietst. De camerabeelden van café de Ysbreeker, café Hesp en de geldautomaat van de Rabobank worden hierna besproken. Uit openbare bronnen valt af te leiden dat tussen café de Ysbreeker en café Hesp 950 meter is gelegen en dat de geldautomaat van de Rabobank aan het Amstelplein 8 vervolgens 700 meter verder is gelegen dan café Hesp.
Op de camerabeelden van café de Ysbreeker van 02:32 uur
(werkelijke tijd)nemen verbalisanten een vrouw op een groene fiets waar die zij als aangeefster [naam 2] herkennen. Aangeefster herkent zichzelf ook van deze beelden.
Op de camerabeelden van café Hesp aan de Weesperzijde om 02:39 uur wordt door de verbalisanten een persoon op een fiets waargenomen die qua signalement gelijkend is aan die van de aangehouden verdachte. Verdachte heeft een zwart jasje aan en een lichte capuchon op en heeft lichte schoenen aan.
Om 02:39 uur word door de verbalisanten een vrouw gezien die fietst ter hoogte van de pinautomaat van de Rabobank aan het Amstelplein 8 te Amsterdam. Haar kapsel heeft een knot en de omschreven kleding komt overeen met de kleding van aangeefster [naam 2] en overeenkomstig haar verklaring bij de politie is waargenomen dat zij een plastic tasje op haar bagagedrager heeft.
Om 02:45 uur
(werkelijke tijd)zien verbalisanten op de camerabeelden van de Ysbreeker een persoon rijden die zij herkennen als verdachte [verdachte] . Ook aangeefster [naam 2] ziet op deze beelden grote gelijkenissen met verdachte qua postuur, haardracht, de rode strepen op het jack van de persoon en de slome manier van fietsen.
De rechtbank leidt uit vorenstaande camerabeelden af dat verdachte en aangeefster rondom dezelfde tijdstippen langs dezelfde locaties hebben gefietst en niet uit te sluiten valt dat zij vlak achter elkaar hebben gefietst.
De rechtbank leidt tevens uit de bewijsmiddelen af dat de modus operandi in deze zaak geheel overeen stemt met de verklaringen van de aangeefsters [naam 1] (zaak A, feit 1) en [naam 3] (zaak B). In alle zaken is sprake van een man op een fiets die midden in de nacht achter aangeefster aanfietst en plotseling en onverhoeds klappen op de billen van aangeefster geeft.
Daar komt bij dat voor wat betreft deze zaak het signalement van de dader en de omgeving waar het delict zich hebben afgespeeld overeenkomt met de verklaring van aangeefster [naam 1] . Beide aangeefsters hebben het over een donker vest/trainingsjack met rode strepen op de mouwen en donker haar. Aangeefster [naam 1] heeft het over een dader met capuchon, terwijl aangeefster [naam 2] de grijze capuchon in haar signalement van de dader niet noemt maar verdachte wel herkent van de camerabeelden van de Ysbreeker waarop hij een grijze capuchon draagt.
Verdachte is bovendien in die kleren kort na de aanranding van [naam 1] aangehouden en beide feiten hebben zich kort na elkaar afgespeeld en in dezelfde omgeving in een tijdspanne van niet meer dan tweeënhalf uur.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat gelet op de hiervoor beschreven camerabeelden en dezelfde modus operandi in alle drie de zaken en de hiervoor genoemde overeenkomsten met de zaak van aangeefster [naam 1] dat verdachte ook dit feit heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank is op grond van de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte diegene is geweest die aangeefster [naam 3] heeft aangerand door haar op de bil te slaan.