ECLI:NL:RBAMS:2017:6220

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4349
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget voor vervangend vervoer na defect auto

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) ter vervanging van haar auto, die defect was geraakt. Het college had deze aanvraag afgewezen, omdat verzoekster tijdens de looptijd van het pgb geen nieuwe aanvraag voor een voorziening met dezelfde functie kon indienen. Verzoekster had eerder een pgb ontvangen voor de aanschaf van een scootmobiel, maar had met dat budget een auto gekocht. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster de extra kosten voor de auto niet uit het pgb kon dekken en dat zij deze kosten uit eigen middelen moest betalen. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoekster eerst de schade aan de auto moest verhalen op haar verzekering, voordat zij een beroep kon doen op het college. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwijzing van het pgb door het college in bezwaar stand kon houden en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4349

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2017 in de zaak tussen

[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. I. Heijselaar),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder, verder het college,
(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft het college de aanvraag om een persoonsgebonden budget (pgb) afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft naar aanleiding van het verzoekschrift een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2017. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1.1
Verzoekster is op 9 juni 2015 in aanmerking gebracht voor een pgb van totaal
€ 5.661,59 voor de aanschaf, het onderhoud en de verzekering, van een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving. De looptijd van dat pgb bedroeg vijf jaar. In het toekenningsbesluit staan diverse verplichtingen, waaronder het afsluiten van een verzekering en onderhouds- en reparatiecontract. Verzoekster heeft met medeweten van verweerder met het pgb budget een personenauto gekocht op 16 juli 2015.
1.2
Op 26 juni 2017 heeft verzoekster zich wederom gemeld voor een pgb. De aanleiding daar voor was dat haar auto het had begeven en zij nu zonder vervoer zit.
Het besluit van het college
2.1
Het college heeft die aanvraag afgewezen. Kort gezegd omdat gedurende de looptijd van het pgb geen nieuwe aanvraag in behandeling wordt genomen voor een voorziening met een zelfde functie als de looptijd voor het pgb nog niet is verstreken (de afschrijvingstermijn). Ook is een houder van een pgb in dit geval verplicht een onderhouds- en reparatiecontract af te sluiten voor de geleverde voorziening. Het college gaat ervan uit dat verzoekster eerst moet proberen de schade aan de auto te verhalen op haar verzekering, desnoods via een civiele procedure.
De beoordeling van het verzoek door de voorzieningenrechter
3.1
Zoals ter zitting duidelijk is geworden komen de gronden van verzoekster erop neer dat buiten haar schuld de auto het heeft begeven. Er is een gat in de motor geslagen, terwijl die een week eerder nog APK was gekeurd. De maatschappij waar zij een allrisk verzekering heeft afgesloten wil de schade niet vergoeden. Zij doet nu een beroep op de uitzondering dat indien een voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de betrokkene zijn toe te rekenen, er binnen de looptijd toch een voorziening wordt verstrekt (dit staat in artikel 4.1, derde lid, onder f, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015, versie 2017, zie de bijlage bij deze uitspraak).
3.2
Het college verwijst in het verweerschrift naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 juni 2016 [1] . In die uitspraak staat dat betrokkene verzuimd had een cascoverzekering af te sluiten voor een scootmobiel. Door dat niet te doen, kan niet worden gezegd dat de voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die aan betrokkene niet zijn toe te rekenen. Verzoekster voert nu aan dat zij wel een allrisk verzekering heeft afsloten, maar de verzekering niet wil uitbetalen. Het standpunt van het college dat verzoekster dit zonder een procedure tegen de verzekeraar niet zomaar kan afwentelen op het college acht de voorzieningenrechter niet onjuist. Het is aan verzoekster een juiste verzekering of een onderhoudscontract af te sluiten waaruit zij de reparaties kan voldoen. Dat het college dan vraagt eerst de kosten elders te verhalen is niet onredelijk.
3.3
Daarbij komt dat verzoekster heeft gekozen voor een auto en niet voor de voor haar adequate voorziening van een scootmobiel. Het ligt voor de hand dat reparatiekosten van een auto vele malen hoger kunnen liggen dan die van een scootmobiel. De situatie die zich hier voor doet, komt er eigenlijk op neer dat verzoekster de extra kosten van de auto niet uit haar pgb kan voldoen. Die kosten dient verzoekster in dat geval uit eigen middelen te betalen en kan zij niet afwentelen op het college. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 september 2012 [2] . In die situatie werden de extra kosten als gevolg van de keuze voor duurdere aanbieder evenmin vergoed.
3.4
Voor zover verzoekster ook heeft bedoeld een beroep te doen op de hardheidsclausule overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekster nog steeds gebruik kan maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer. Zij blijft dan ook niet van alle contacten buitenshuis afgesloten.
Conclusie
4. Zoals het er nu voorstaat zal de weigering een pgb te verstrekken in bezwaar kunnen standhouden. Nu dat het geval is bestaat er geen aanleiding om - ondanks het belang van verzoekster - bij wijze van een voorlopige voorziening het college op de dragen voor haar een adequate vervoersvoorziening te treffen.
Proceskosten en griffierecht
5.1
Voor een proceskostenveroordeling of een teruggave van het griffierecht door verweerder bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2017.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll: BG

Bijlage

Artikel 4.1 Criteria maatwerkvoorziening algemeen
(…)
3. Bij de beoordeling van de aanvraag hanteert het college in aanvulling op de voorgaande leden en met inachtneming van het beleidsplan op grond van artikel 2.1.2 van de wet in ieder geval de volgende criteria: (…)
f. het college vergoedt of verstrekt geen voorziening als de normale afschrijvingstermijn van de eerder vergoede of verstrekte gelijkwaardige voorziening nog niet is verstreken of deze technisch nog niet is afgeschreven, tenzij deze voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen. (…)

Voetnoten

1.ECLI:CRVB:2016:2052