ECLI:NL:RBAMS:2017:6475

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
AMS 16/2836 V
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te laat indienen beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak waarbij het beroep van opposante kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard. Opposante had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, maar haar beroepschrift was volgens de rechtbank te laat ingediend. Opposante voerde aan dat haar beroepschrift tijdig was verzonden, maar dat PostNL een fout had gemaakt in de bezorging. De rechtbank oordeelde dat de datumstempel op de envelop aantoonde dat opposante het beroepschrift op tijd ter post had bezorgd en dat zij geen verwijtbare fouten had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding in redelijkheid niet aan opposante kon worden toegerekend. Hierdoor was de eerdere uitspraak van de rechtbank onterecht en werd het verzet gegrond verklaard. De rechtbank besloot dat het onderzoek in de bodemzaak hervat zou worden, waarbij ook de proceskosten in de einduitspraak aan de orde zouden komen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/2836 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2017 op het verzet van

[de vrouw] ,te Amsterdam, opposante
(gemachtigde: mr. R. Kaya).

Procesverloop

Opposante heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam van 3 maart 2016 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 14 juli 2016 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2017. Opposante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [de persoon] . Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht.
De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposante het beroepschrift te laat heeft ingediend.
2. Als iemand tegen zo'n buiten-zittinguitspraak verzet instelt, moet de rechtbank beoordelen of zij in de beroepszaak terecht heeft geoordeeld dat er geen enkele twijfel aan het eindoordeel bestond. Het gaat er in deze verzetzaak dus om of er geen enkele twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk zijn Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat haar beroepschrift tijdig is ingediend. Zij meent dat indien uit de stempel op de envelop blijkt dat haar beroepschrift tijdig op de post is gedaan en dat PostNL de brief verkeerd heeft bezorgd, haar geen blaam treft. Ook heeft zij, nadat de brief ongeopend retour kwam, nog dezelfde dag met verweerder contact opgenomen en het beroepschrift opnieuw verstuurd. Volgens opposante had de rechtbank in ieder geval over de datum van de eerste verzending dienen te oordelen.
4. De rechtbank stelt voorop dat de wet ter bescherming van de rechtszekerheid en ter voorkoming van rechtsongelijkheid voorschrijft dat, alvorens de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, aan een aantal in de wet genoemde eisen moet zijn voldaan, waaronder het tijdig indienen van een beroepschrift. Beroepstermijnen zijn van openbare orde. Dat wil zeggen dat het niet tijdig indienen van het beroepschrift leidt tot niet-ontvankelijkheid.
Dit ligt anders als het niet tijdig indienen verontschuldigbaar is.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat in de buiten-zittingsuitspraak terecht is overwogen dat een beroepschrift die niet-aangetekend wordt verstuurd, op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb tijdig is ingediend wanneer het voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Niet in geschil is dat het beroepschrift op 22 april 2016 door de rechtbank is ontvangen en dat dit later is dan een week na afloop van de termijn op 14 april 2016. Dit betekent dat niet is voldaan aan de tweede voorwaarde voor het tijdig indienen van het beroepschrift.
De rechtbank is daarom van oordeel dat hetgeen opposante heeft aangevoerd geen grond biedt voor een tijdige indiening van het beroepschrift.
4.2.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of hetgeen opposante heeft aangevoerd aanleiding geeft de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
De termijnoverschrijding is verschoonbaar als de oorzaak ervan in redelijkheid niet aan de indiener van een beroepschrift is toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat, anders dan in de uitspraak van 14 juli 2016 is overwogen, het beroep in dit geval niet kennelijk niet-ontvankelijk is wegens onverschoonbare termijnoverschrijding. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters weliswaar volgt dat als iets misgaat tijdens de verzending per gewone post, dus niet aangetekend, dit in beginsel een door de verzender aanvaard risico is. Niettemin ziet dit risico er vooral op dat een verzender in bewijsnood komt te verkeren in het aantonen dat het poststuk daadwerkelijk en op tijd ter post is bezorgd. [1] In dit geval blijkt duidelijk uit de datumstempel op de envelop dat opposante het daadwerkelijk ter post heeft bezorgd en dat zij dit op tijd heeft gedaan.
De rechtbank neemt eveneens in aanmerking dat opposante zelf geen verwijtbare fouten heeft gemaakt. Zo heeft zij het juiste postadres gebruikt en de juiste frankering. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat PostNL een fout heeft gemaakt en is de oorzaak van de termijnoverschrijding in redelijkheid niet aan opposante toe te rekenen.
5. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Het verzet is gegrond.
Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. De zaak wordt hierna alsnog op een zitting behandeld. Ter voorlichting merkt de rechtbank op dat ook na het onderzoek ter zitting het eindoordeel kan zijn dat het beroep ongegrond is.
6. De rechtbank zal in de einduitspraak op het beroep oordelen over de in deze verzetprocedure gemaakte proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Keeman-Folador, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:494; de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2241.