ECLI:NL:RBAMS:2017:6696

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
AMS 17/3272
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WW-uitkering op basis van onjuiste polisadministratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een WW-uitkeringsgerechtigde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiser ontving een WW-uitkering, maar verweerder heeft deze herzien en een terugvordering ingesteld op basis van de gegevens uit de polisadministratie, die volgens verweerder aangaven dat eiser meer had verdiend dan hij had opgegeven. Eiser betwistte deze herziening en terugvordering en stelde dat verweerder ten onrechte inkomsten uit de laatste week van december 2016 had meegeteld in januari 2017.

Tijdens de zitting op 12 september 2017 heeft eiser loonstroken en een verklaring van zijn werkgever overgelegd, waaruit bleek dat de gegevens in de polisadministratie niet klopten. De rechtbank oordeelde dat verweerder een te beperkte uitleg gaf aan de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, door te stellen dat onjuistheid van de gegevens alleen aangetoond kon worden via een correctieverzoek aan de werkgever. De rechtbank concludeerde dat eiser met de overgelegde documenten had aangetoond dat de gegevens uit de polisadministratie niet juist waren en dat de herziening en terugvordering onterecht waren.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het vaststellen van uitkeringsrechten en de noodzaak voor verweerders om voldoende onderzoek te doen naar de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/3272
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van [datum] (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser toegekende uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW) over de maand [datum] herzien en de over die maand teveel betaalde WW-uitkering, ter hoogte van een bedrag van [bedrag] , van eiser teruggevorderd. Met het besluit van [datum] (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2017. Eiser is verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het
vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser ontvangt een WW-uitkering. Omdat eiser daarnaast inkomsten uit werk heeft, moet verweerder bij het bepalen van het maandelijkse uitkeringsrecht vaststellen hoeveel eiser heeft verdiend. Eiser ontvangt zijn loon per week.
3. Aan de herziening en terugvordering heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser over de maand januari 2017 meer heeft verdiend dan hij zelf aan verweerder had doorgegeven. Verweerder baseert zich daarbij op de inkomsten van eiser zoals die door zijn werkgever aan de Belastingdienst zijn doorgegeven.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de gegevens uit de polisadministratie (de gegevens van de Belastingdienst) blijkt dat eiser in de eerste vier weken van januari 2017 [bedrag] heeft verdiend, terwijl eiser een bedrag van [bedrag] aan inkomsten heeft opgegeven. Eisers uitkeringsrecht over de maand januari 2017 is daarom ten onrechte gebaseerd op een inkomen van [bedrag] . Het uitkeringsrecht had moeten worden gebaseerd op een inkomen van [bedrag] .
5. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte inkomsten over de laatste week van december 2016 meegeteld in januari 2017. Eiser heeft loonstroken overgelegd van week 52 van 2016 en de eerste vier weken van januari 2017. Tevens heeft eiser een verklaring van zijn werkgever overgelegd. Eisers werkgever verklaart dat eisers inkomen in week 52 van 2016 [bedrag] bedraagt, maar dat de administratieve verwerking daarvan heeft plaatsgevonden in de eerste week van januari 2017.
6. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (de Raad) volgt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij een betrokkene aantoont dat deze gegevens niet juist zijn. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat dit alleen kan worden aangetoond middels een aan de werkgever gericht correctieverzoek. Naar het oordeel van de rechtbank geeft verweerder daarmee echter een te beperkte uitleg aan de rechtspraak van de Raad. Het gaat erom
datwordt aangetoond dat de gegevens onjuist zijn en dat kan op meerdere manieren.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de loonstroken en de verklaring van de werkgever heeft aangetoond dat hij in week 52 van 2016 [bedrag] heeft verdiend en dat dit bedrag niet moet worden toegerekend aan januari 2017. Uit de loonstroken volgt tevens dat hij in de eerste vier weken van januari 2017 [bedrag] heeft verdiend. Eiser heeft dus aangetoond dat de gegevens uit de polisadministratie niet juist zijn.
8. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het oorspronkelijke uitkeringsrecht terecht heeft vastgesteld op basis van een inkomen van [bedrag] . Dat betekent dat de grondslag voor de herziening en de terugvordering vervalt. Het beroep is gegrond omdat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan en het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd.
9. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S. Boomhouwer, griffier, op 12 september 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:637.