ECLI:NL:RBAMS:2017:7140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
13/751640-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een overleveringsverzoek van Polen. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 september 2016 door de Poolse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 en thans gedetineerd in Nederland, wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 2 jaar en 2 maanden, opgelegd bij een vonnis van het District Court in Dąbrowa Górnicza op 24 januari 2014. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Dit besluit is genomen na overleg met de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeert dat de procedure in hoger beroep in Polen heeft plaatsgevonden zonder dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zitting, waardoor zijn recht op een eerlijk proces is geschonden. De rechtbank verwijst naar recente jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en eerdere uitspraken van de rechtbank die deze beslissing ondersteunen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren, omdat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de jongste rechter niet in staat was de uitspraak mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751640-17
RK nummer: 17/4391
Datum uitspraak: 12 september 2017
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 juli 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 september 2016 door
the Circuit Court in Katowice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 september 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. B.J. Polman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the District Court in Dąbrowa Górniczavan 24 januari 2014, met kenmerk VII K 352/13.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
In het EAB wordt ook melding gemaakt van een procedure in hoger beroep bij
the Circuit Court in Katowice, met een zitting op 16 december 2014 en met kenmerk VII KA 377/14.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van de dwingende weigeringsgrond van artikel 12 OLW. De rechtbank verwijst hierbij naar de (recente) jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie [1] en hierop volgende uitspraken van de rechtbank [2] .
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 8 en 11 september 2017 volgt dat een procedure in hoger beroep heeft plaatsgevonden in afwezigheid van de opgeëiste persoon. Hoewel is getracht de opgeëiste persoon op te roepen voor de behandeling in hoger beroep en hoewel deze behandeling in aanwezigheid van een door de staat aangewezen raadsman (
appointed ex officio) heeft plaatsgevonden, kan uit het EAB en de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten niet worden afgeleid dat de opgeëiste persoon de informatie over de datum en de plaats van de behandeling in hoger beroep daadwerkelijk heeft ontvangen. Bovendien is van een door de opgeëiste persoon gemachtigde advocaat, zoals bedoeld in artikel 12 sub b OLW geen sprake.
De opgeëiste persoon is dus niet in persoon verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing in hoger beroep heeft geleid, terwijl de rechtbank – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel is dat uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende gegevens niet blijkt van één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a tot en met d, OLW.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Katowice.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 september 2017.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dworzecki (C-108/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:346), Tupikas (C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628) en Zdziaszek (C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629).
2.Zie onder andere de uitspraak van 16 juni 2016 met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2016:3643 en twee uitspraken van 30 augustus 2017 met de kenmerken: ECLI:NL:RBAMS:2017:6273 en ECLI:NL:RBAMS:2017:6289.