4.3.1.Poging (het primair ten laste gelegde) bewezen
Reis naar IS in Syrië
Verdachte is aangetroffen toen hij in het vliegtuig naar Turkije zat. Dat past bij de reisbewegingen naar IS en Syrië die vaker worden gezien bij personen die zich willen aansluiten bij IS. In dit geval is het reizen met die bepaalde vlucht door verdachte en ‘ [naam 1] ’ via chatgesprekken voorbesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij wel naar Syrië wilde, maar dat hij deze keer uitsluitend in Turkije naar de tandarts wilde gaan en wilde testen of zijn contactpersoon daadwerkelijk bestond. Verdachte hield het voor mogelijk dat de chatgesprekken een valstrik waren en dat hij in Istanbul door politie zou worden opgewacht. Als de contactpersoon bestond wilde hij een andere keer naar Istanbul terugkeren en alsnog het contact leggen. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verklaring staat haaks op het feit dat verdachte in chatgesprekken met ‘ [naam 1] ’ veelvuldig over ‘tazkiya’ (een aanbeveling om bij IS te kunnen aansluiten) heeft gesproken en op 21 mei 2016, vlak voor zijn vertrek, heeft gezegd “i have one chanse and i dont want to wasted it you no”. Verdachte heeft een gering inkomen en heeft voordat hij op reis ging geld van zijn vader geleend. Dat past wel bij zijn mededeling dat hij maar één kans heeft en niet bij het scenario dat het een test was. Ook in andere chatgesprekken is verdachte veel stelliger geweest over zijn wens om uit te reizen dan hij ter zitting heeft willen doen voorkomen. Kortom, de rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte was begonnen aan een reis om zich aan te sluiten bij IS.
De rechtbank wil wel aannemen dat verdachte er ernstig rekening mee hield dat hij tijdens zijn reis zou worden opgepakt door de politie en dat hij daarom een panklaar alibi over een tandartsbezoek paraat had. De rechtbank hecht geen geloof aan de alternatieve scenario’s die verdachte heeft opgeworpen en acht bewezen dat verdachte – conform de inhoud van de chatgesprekken – naar België is gereisd om vandaar naar Turkije te vliegen in de hoop dat hij daar personen zou ontmoeten die hem naar IS in Syrië zouden brengen, zoals hij had afgesproken.
Strijden voor IS is deelneming aan een criminele terroristische organisatie
Eenmaal in IS-gebied aangekomen wilde verdachte zich als strijder aansluiten bij IS. Dat blijkt klip en klaar uit chatgesprekken van 29 april 2016 tussen hem en iemand die zich noemt ‘ [naam 2] ’: “ik kom meestrijden. Ik wil vechten voor mijn geloof.”
Verdachte heeft de vertaling van het woord ‘meestrijden’ betwist. De rechtbank ziet echter geen reden om aan de juistheid van de vertaling te twijfelen, want de teksten zijn door een onafhankelijke, beëdigde vertaler vertaald.
Bovendien blijkt ook uit andere chatgesprekken dat verdachte wilde strijden. Zo heeft hij het in het gesprek van 20 mei 2016 met ‘ [naam 1] ’ gehad over de militaire training die hem te wachten stond als hij aan zou komen in IS-gebied. De rechtbank ziet in de chatgesprekken dan ook voldoende bewijs dat verdachte zelf wilde gaan vechten voor IS.
Vechten voor IS kan worden gekwalificeerd als deelneming aan een criminele terroristische organisatie. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Van een criminele terroristische organisatie is sprake indien deze organisatie beoogt misdrijven met een terroristisch oogmerk te plegen. Dat zijn misdrijven gericht op het aanjagen van vrees van de bevolking dan wel een overheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen. IS wordt in internationaal verband aangemerkt als een terroristische organisatie. Deelneming aan IS levert dan ook deelneming aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a Sr op.
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Elke bijdrage aan een dergelijke organisatie kan strafbaar zijn. Het is voldoende dat een verdachte in zijn algemeenheid – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
In dat verband als strijder optreden, houdt zonder meer in dat er opzet is op de in de tenlastelegging opgenomen misdrijven moord, doodslag en brandstichting, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk.
Poging
Nu is vastgesteld dat verdachte was begonnen aan een reis naar Syrië om zich daar als strijder aan te sluiten bij IS, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of dat kan worden gekwalificeerd als een
poging totof
voorbereiding vandeelneming aan IS.
Voor een kwalificatie als strafbare poging is nodig dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Er moet dus bewijs zijn dat hij een bepaald misdrijf wilde gaan plegen en er moet bewijs zijn dat hij daadwerkelijk een of meerdere handelingen heeft verricht die nodig zijn voor het plegen van het voorgenomen misdrijf, zogenaamde uitvoeringshandelingen.
In deze zaak is dat het geval. Er is namelijk bewijs dat verdachte naar Syrië wilde reizen, zich wilde aansluiten bij IS en daar mee wilde strijden aan de zijde van IS. Hij heeft over dat voornemen meerdere keren met anderen gechat. Ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf heeft verdachte onder meer tickets met als bestemming Turkije voorhanden gehad en zich daadwerkelijk begeven naar Brussel en vervolgens richting Turkije.
Dat verdachte een en ander heeft gedaan met het voornemen om naar Syrië te reizen en om zich aldaar als strijder aan te sluiten bij IS, blijkt uit de chatgesprekken waar de rechtbank eerder al naar heeft verwezen. In het bijzonder wijst de rechtbank in dit verband nog op een chatgesprek waarin verdachte zegt dat hij al een eed van trouw aan de kalief heeft afgelegd.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging dan ook bewezen.
4.3.2.Niet bewezen onderdelen van de tenlastelegging
Medeplegen
Er is onvoldoende bewijs dat verdachte zijn reis samen met een ander heeft ondernomen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Overige uitvoeringshandelingen
Hiervoor is beschreven welke handelingen volgens de rechtbank uitvoeringshandelingen voor het als strijder aansluiten bij IS zijn. De resterende feitelijkheden op de tenlastelegging voldoen niet aan die kwalificatie. Die onderdelen kunnen van belang zijn bij de duiding van het handelen van verdachte, maar zijn noch zelfstandig, noch bezien in samenhang met de andere feitelijkheden op de tenlastelegging, uitvoeringshandelingen. De rechtbank zal die onderdelen daarom uit de bewezenverklaring wegstrepen.