ECLI:NL:RBAMS:2017:8344

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7511
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kledingkosten en schadevergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 16 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kledingkosten, welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom het rapport van Argonaut, dat door verweerder zelf was aangevraagd, niet gevolgd moest worden. Dit rapport concludeerde dat eiser lijdt aan objectiveerbare medische problematiek en dat de gevraagde voorzieningen medisch noodzakelijk zijn. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor eiser recht kreeg op de aangevraagde bijzondere bijstand voor kledingkosten ter hoogte van € 900,07.

Daarnaast heeft eiser verzocht om schadevergoeding wegens geestelijk letsel als gevolg van de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van geestelijk letsel dat als aantasting van de persoon kan worden beschouwd, en wees het verzoek om schadevergoeding toe. Eiser kreeg een schadevergoeding van € 900,07 toegewezen, gelijk aan het bedrag van de bijzondere bijstand. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1237,50 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/7511

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2017 in de zaak tussen

[de man] , te Amsterdam, eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: [de persoon] ).

Procesverloop

Met het besluit van 9 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand afgewezen.
Met het besluit van 20 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn toenmalige gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek heropend. Verweerder is hierbij in de gelegenheid gesteld te reageren op de rapportage van Argonaut Advies B.V. (Argonaut).
Met de brief van 9 mei 2017 heeft verweerder stukken aan de rechtbank gestuurd. Met de brief van 19 juni 2017 heeft eiser nadere stukken aan de rechtbank gestuurd.
Op 19 juli 2017 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om te laten weten of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Geen van de partijen heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord.
Op 24 augustus 2017 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
Eiser ontvangt van verweerder een maandelijkse vergoeding voor extra bewassing (€ 10,-) en extra kledingslijtage (€ 13,-) en heeft op 31 december 2015 bijzondere bijstand voor kledingkosten 2015 ten bedrage van € 900,07 bij verweerder aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 9 maart 2016 afgewezen.
1.2.
Op 1 juni 2016 heeft J.L.J. Timmermans, arts van de Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GGD) Amsterdam, geadviseerd om geen bijzondere bijstand voor (onder meer) kledingslijtage toe te kennen. Verweerder heeft dit advies gevolgd en heeft met het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd. Volgens verweerder heeft eiser geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van zijn kleding. De aanvraag betreft namelijk kosten voor normale kleding en geen speciale of aangepaste kleding. De aanvraag ziet daarom niet op bijzondere kosten en dit is voor de toekenning van bijzondere bijstand vereist, aldus verweerder.
2. Eiser voert in beroep aan dat de kosten voor zijn kleding geen algemene, maar bijzondere kosten zijn wegens zijn medische situatie. Hierdoor moet hij vaker zijn kleding wassen waardoor zijn kleding ook sneller slijt. Daarnaast heeft eiser in beroep een medisch rapport van Argonaut van 27 december 2016 overgelegd. Verweerder heeft Argonaut opdracht gegeven een second opinion over de aanvragen van eiser uit te voeren, maar heeft het advies van Argonaut niet aan de rechtbank overgelegd. Argonaut heeft geadviseerd dat de kleding van eiser vaker dan gebruikelijk gewassen moet worden en mede hierdoor vanwege slijtage aan vervanging toe is. De gevraagde voorzieningen zijn volgens Argonaut medisch noodzakelijk.
3. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm.
Uit paragraaf 9.4.2 van de Beleidsvoorschriften Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente Amsterdam (de Beleidsvoorschriften) volgt dat in het geval van extra kosten van medische aard die buiten de werking van de voorliggende voorziening vallen, een medische beoordeling door de GGD kan worden opgevraagd. Het advies geeft een oordeel over de noodzaak van de gevraagde voorzieningen en mogelijke alternatieve oplossingen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder op 19 oktober 2016 - dus voor het nemen van het bestreden besluit - zelf aan een onafhankelijk deskundige, namelijk Argonaut, een second opinion heeft gevraagd over de medische noodzakelijkheid van, onder andere, de aangevraagde kledingkosten voor eiser. De verzekeringsgeneeskundige van Argonaut heeft dossieronderzoek gedaan, eiser ruim twee uur op spreekuur gezien en hem psychisch onderzocht. Argonaut beschikte voor het onderzoek naar eiser over medische verklaringen van verschillende behandelend artsen. De rechtbank vindt dat het rapport van Argonaut hiermee gedegen onderbouwd is en zorgvuldig tot stand is gekomen.
4.2.
Uit het rapport van Argonaut volgt dat eiser ernstige functiestoornissen van de bekkenbodemspieren heeft, waardoor een fors urologisch probleem bestaat. Voorts is sprake van wisselende darmproblemen met af en toe faeces incontinentie en extra transpiratie in de nacht en tijdens fysiotherapeutische behandelingen. De noodzaak tot extra verschoning veroorzaakt extra bewassing en kledingslijtage. De verzekeringsgeneeskundige van Argonaut concludeert dat bij eiser sprake is van objectiveerbare medische problematiek en dat de gevraagde voorzieningen medisch noodzakelijk zijn. Zonder chronische behandeling is er sprake van onhoudbare psychische en lichamelijke klachten en bestaat er een reëel risico op zelfstandige levensbeëindiging.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de medische rapportage van Argonaut nog niet was meegenomen in de besluitvorming van verweerder terwijl de medische rapportage wel ziet op de aanvraag van eiser. Verweerder is daarom in de gelegenheid gesteld alsnog te reageren op deze rapportage en een nader standpunt in te nemen over het al dan niet handhaven van het bestreden besluit. Verweerder heeft op 9 mei 2017 aan de rechtbank laten weten dat eiser is uitgenodigd voor een afspraak bij de GGD, maar dat deze afspraak eerst op 22 mei 2017 mogelijk is. Ook is een e-mail van de arts van de GGD van 27 maart 2017 overgelegd, waarin hij kort reageert op het rapport van Argonaut. Hij geeft aan dat de GGD eiser goed kent en meerdere keren over hem heeft geadviseerd. Verder meldt hij dat de GGD niet beschikt over de in het rapport van Argonaut vermelde recente medische brieven. Daarin staan wellicht nieuwe medische feiten die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Tot aan de sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank verder niets van verweerder vernomen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de reactie van 9 mei 2017 niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het rapport van Argonaut, waar verweerder zelf om heeft verzocht, niet moet worden gevolgd. Het rapport is op geen enkele wijze door de GGD weerlegd. Zoals de arts van de GGD in zijn e-mail van 28 maart 2017 schrijft, heeft de GGD eiser meerdere malen gezien. Dat een afspraak tussen eiser en de GGD (nog) niet kon plaatsvinden, stond een inhoudelijke reactie op het rapport van Argonaut dan ook niet in de weg. De rechtbank gaat voor de beoordeling van het beroep van eiser daarom uit van de juistheid van het rapport van Argonaut. Hieruit volgt dat verweerder de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor kledingkosten ten onrechte heeft afgewezen.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat deze het primaire besluit herroept en bepaalt dat eiser - conform het advies van de deskundige - alsnog recht heeft op bijzondere bijstand voor zijn aangevraagde kledingkosten ten bedrage van € 900,07.
6.1.
.1. Eiser heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door hem geleden immateriële schade. Eiser heeft verklaringen van zijn arts‑seksuoloog van 25 april 2017 en van zijn psychotherapeut van 11 mei 2017 aan de rechtbank overgelegd. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2189) volgt dat bij het beantwoorden van de vraag of er voldoende aanleiding bestaat om een immateriële schadevergoeding toe te kennen, zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, heeft een benadeelde overeenkomstig artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De wetgever heeft daarbij het oog gehad op ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer alsook op andere persoonlijkheidsrechten van de betrokkene. In het licht hiervan is voor vergoeding van immateriële schade onvoldoende dat sprake is van min of meer sterk psychisch onbehagen en van zich gekwetst voelen door het onrechtmatig genomen besluit.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van geestelijk letsel dat als aantasting van de persoon kan worden beschouwd. Uit de door eiser overgelegde verklaring van zijn arts-seksuoloog dr. H.W. van Lunsen van 25 april 2017 blijkt dat sprake is van reactivatie van PTSS en verergering van zijn lichamelijke klachten, onder andere omdat geen effect is gegeven aan het rapport van Argonaut. Uit de verklaring van psychotherapeut drs. A.C. Entrop van 11 mei 2017 volgt dat deze de bevindingen van Van Lunsen onderschrijft.
6.3.
Omdat de rechtbank hierboven gelet op de onrechtmatige besluitvorming van verweerder heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep en nu is gebleken dat eiser immateriële schade heeft geleden als gevolg van het vernietigde besluit, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding toe, in die zin dat zij verweerder veroordeelt tot vergoeding van € 900,07, te weten het bedrag waarvoor bijzondere bijstand is verzocht en waarvan de rechtbank van oordeel is dat dit bedrag dient te worden toegekend.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van schriftelijke inlichtingen na de zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 900,07;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1237,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter vragen om een voorlopige maatregel te treffen.