ECLI:NL:RBAMS:2017:836

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
13/751710-16, 16/8295
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van het onderzoek in verband met een Europees aanhoudingsbevel en verzetprocedure

Op 9 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraken gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door L. Spaas, Eerste Substituut-Procureur des Konings te Antwerpen, België. De vordering tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, werd ingediend door de officier van justitie op 1 december 2016. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de juiste personalia heeft opgegeven. De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 31 januari 2017, waar de officier van justitie, mr. R. Vorrink, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. T. Nieuwburg.

De rechtbank heeft besloten de termijn voor uitspraak te verlengen vanwege een volle agenda. In de tussenuitspraken werd benadrukt dat de opgeëiste persoon recht heeft op informatie over zijn verzetprocedure en hoger beroep, en dat hij op de hoogte moet worden gesteld van de termijn voor het indienen van verzet of hoger beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon niet kan plaatsvinden zolang het verzet niet inhoudelijk is behandeld. Daarom heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, in afwachting van de beslissing over de ontvankelijkheid van het verzet.

De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon bevolen tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. A.C. Enkelaar, en de rechters mrs. H.P. Kijlstra en B. Poelert, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751710-16
RK nummer: 16/8295
Datum uitspraak: 9 februari 2017
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 december 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 mei 2016 door L. Spaas, Eerste Subsitituut-Procureur des Konings te Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres] , [plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 januari 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen van 29 januari 2016, vonnisnummer 513, notitienummer AN60.L4.2642-15.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaar. Van deze straf resteert volgens het EAB nog vier jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld
( i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het voornoemde EAB onder punt 3.4 het volgende vermeld:
De beslissing niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal worden toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet, namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft ter zitting overgelegd:
- een kopie van de dagvaarding van de opgeëiste persoon om op 15 februari 2017 voor de rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen te verschijnen; en
- een e-mailbericht 31 januari 2017 van de gemachtigde raadsvrouw van de opgeëiste persoon in België die namens hem verzet heeft gedaan tegen het vonnis van 29 januari 2016.
De verdediging heeft aangevoerd dat het de vraag is of door het instellen van dit verzet de grondslag aan dit EAB is komen te ontvallen. Primair verzoekt de verdediging daarom om de overlevering te weigeren en subsidiair om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie in te winnen bij de Belgische justitiële autoriteiten omtrent de vraag of het noodzakelijk is dat de opgeëiste persoon bij de behandeling van zijn verzet op 15 februari 2017 aanwezig is.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen aanhouding van de zaak. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat, zolang het verzetschrift niet inhoudelijk is behandeld, de grondslag van het EAB nog steeds van kracht is.
De rechtbank overweegt dat onduidelijk is of de opgeëiste persoon in zijn verzet zal worden ontvangen. Om te voorkomen dat de opgeëiste persoon wordt overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van een – naar achteraf blijkt – onherroepelijke vrijheidsstraf, acht de rechtbank het van belang om de beslissing over de ontvankelijkheid van het ingestelde verzet af te wachten. Daarom is er aanleiding om het onderzoek te heropenen.

4.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek
voor onbepaalde tijd, teneinde de beslissing over de ontvankelijkheid van het ingestelde verzet af te wachten.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Enkelaar, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2017.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.