Op 21 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een man met de chronische ziekte M.S., en de Belastingdienst Toeslagen. Eiser had in 2015 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor zijn kind, maar de Belastingdienst had het recht op toeslag vastgesteld op € 121,- en eiste een terugbetaling van € 1.225,-. Eiser stelde dat hij door zijn ziekte niet in staat was om voor zijn kind te zorgen en dat hij recht had op de volledige kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag, omdat hij niet in het jaar 2015 arbeid verrichtte. De rechtbank verwees eiser naar de gemeente voor een mogelijke tegemoetkoming op basis van een sociaal-medische indicatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Belastingdienst de toeslag terecht had vastgesteld en het teruggevorderde bedrag volledig moest worden terugbetaald. Eiser had geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.