Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de zware mishandeling (feit 1 primair), de mishandeling (feit 1 meer subsidiair) en het vervoeren van cocaïne en MDMA (feit 2) bewezen. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
4.3.1Feit 1
Op 8 april 2017 te Amsterdam reed aangever [slachtoffer] in zijn Canta en werd hij al toeterend ingehaald en afgesneden door verdachte. Deze inhaalactie leidde vervolgens tot een verkeersruzie als verdachte en [slachtoffer] in hun voertuigen achter elkaar staan te wachten bij het stoplicht. Aangever [slachtoffer] is uitgestapt en naar de auto van verdachte gelopen. Naar eigen zeggen heeft [slachtoffer] verdachte enkel aangesproken op zijn gedrag.De rechtbank gaat op dit punt echter uit van de lezing van verdachte, omdat deze gesteund wordt door de verklaring van getuige [naam getuige 1] . Uit de verklaring van [naam getuige 1] blijkt dat [slachtoffer] een slaande beweging door het openstaande autoraam in de richting van verdachte heeft gemaakt.Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem door zijn autoraam met een gebalde vuist in zijn gezicht sloeg, maar dat dat niet echt pijn deed. Verdachte was boos, is uitgestapt en stond tegenover [slachtoffer] .
Uit de verklaringen van verdachte en getuige [naam getuige 2] volgt dat [slachtoffer] verdachte van zich af heeft geduwd met twee handen in de nek van verdachte.Of de duw van [slachtoffer] uit zelfverdediging is gegeven kan de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet vaststellen.
Vervolgens heeft verdachte – naar eigen zeggen uit zelfverdediging – aangever [slachtoffer] met een gebalde vuist in het gezicht geslagen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij na deze klap tegen de auto van verdachte is gevallen en dat verdachte hem daarna meermalen heeft geslagen en knietjes heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat er na de vuistslag over en weer is geslagen. Hij is gestopt met slaan toen hij het letsel bij aangever zag, hij heeft geen knietjes gegeven.
Op grond van de verklaringen van getuige [naam getuige 3], [naam getuige 4], [naam getuige 5]en aangever [slachtoffer]gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte na de duw van aangever een flinke vuistslag heeft gegeven waardoor [slachtoffer] hard tegen het portier van de auto is gevallen. Hierna heeft verdachte blijkens voornoemde bewijsmiddelen meerdere vuistslagen in het gezicht en knietjes in de zij van aangever gegeven. De rechtbank baseert dit voorts op het letsel dat uit de hieronder genoemde bewijsmiddelen naar voren komt. Dat [slachtoffer] verdachte na de eerste vuistslag heeft teruggeslagen is niet aannemelijk geworden.
De verbalisant die de aangifte heeft opgemaakt en een foto van het letsel heeft gemaakt (p. 6) heeft het volgende letsel gezien bij [slachtoffer] : “Boven het rechter oog een snee van ongeveer 4 centimeter. Midden op het voorhoofd een kleine schaafwond. Rechteroog geheel opgezwollen en blauw/paars van kleur. Verband onder de neus doorlopen met bloed. Aangever klaagde over zijn ribben en kon amper zitten dan wel lopen”.
Uit de geneeskundige verklaringen blijkt verder het volgende:
SEH arts: Forse zwelling midden op voorhoofd met verticaal verlopende wond van 3 cm lengte tot wenkbrauw. Neus gezwollen. Tevens zwelling over zygoma (jukbeen) en rondom rechter oog. Conclusie: Fors aangezichtsletsel met o.a. fractuur orbitabodem (oogkas). Contusie ribben links. Wond gelaat.
Chirurgie: Fractuur orbitabodem rechts, een ‘os nasale fractuur ‘(neusfractuur) en een sinus maxillaris (kaakfractuur).
KNO: Neusobstructieklachten, een operatieve ingreep is het doel voor een betere passage.
Zwaar lichamelijk letsel en/of lichamelijk letsel
Of sprake is van zwaar lichamelijk letsel hangt af van de aard en de ernst van het toegebrachte letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsel, te weten een gebroken oogkas, een gebroken kaak en een gebroken neus, gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals deze uit de bewijsmiddelen naar voren komen, evenals de combinatie van deze letsels, zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Uit de geneeskundige verklaring van de KNO-arts van 17 augustus 2017, het voegingsformulier van het slachtoffer alsmede de schriftelijke slachtofferverklaring, welke ter zitting van 6 november 2017 zijn besproken en in het dossier zijn gevoegd, blijkt dat het slachtoffer nog dagelijks de gevolgen van de mishandeling ondervindt. Hij heeft nog steeds veel pijn aan zijn neus en oogkas. Op 30 oktober 2017 heeft [slachtoffer] een hersteloperatie aan zijn neus ondergaan, omdat hij nog steeds niet goed kan ruiken en ademhalen als gevolg van een versmalde neuspassage. De snee op zijn voorhoofd heeft tot een ontsierend litteken geleid. Ook heeft [slachtoffer] verminderd zicht aan zijn rechteroog, het is nog onduidelijk of dit in de toekomst zal herstellen.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de geneeskundige verklaringen gelden als andere geschriften in de zin van de wet en kunnen bijdragen aan het bewijs voor het zwaar lichamelijk letsel. Volgens vaste rechtspraak mag ook een schriftelijke slachtofferverklaring, welke in het dossier is gevoegd, voor het bewijs worden gebruikt (HR 11 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2359). De stelling dat geneeskundige verklaringen niet als andere geschriften voor het bewijs mogen worden gebruikt, vindt geen steun in het recht, met name niet in artikel 339 lid 1 en artikel 344 lid 1 onder 5º van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De overige onder 1 primair ten laste gelegde letsels, te weten zwellingen, snijwonden in het gezicht, tanden door de lip en gekneusde ribben, zijn niet zonder meer te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Daarom volgt een partiële vrijspraak ten aanzien van de zware mishandeling. De handelingen die tot deze letsels hebben geleid leveren echter wel een eenvoudige mishandeling op. Overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2187) zal de rechtbank voor die handelingen de eenvoudige mishandeling, zoals meer subsidiair ten laste gelegd, bewezen verklaren. Opzet
Verdachte heeft aangever met een gebalde vuist in het gezicht geslagen en nadat aangever was gevallen, heeft verdachte hem tot bloedens toe geslagen en knietjes gegeven.
Over zijn gewelddadig gedrag heeft verdachte bij de politie verklaard: “Onbegrijpelijk dat een oudere man zo zelfverzekerd op een jonge man afkwam. Voor mij was het gewoon zo. Als je me slaat sla ik terug”.
Hieruit leidt de rechtbank af, in onderlinge samenhang bezien met de andere bewijsmiddelen, dat verdachte door zo te handelen aangever daadwerkelijk pijn en letsel wilde toebrengen, en dus het (vol) opzet had mishandeling van aangever. Gelet op de aard van het toegepaste geweld en het ontstane letsel kan het voorts niet anders zijn dan dat verdachte tenminste rekening heeft gehouden met de aanmerkelijke kans dat hij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. In zoverre acht de rechtbank voorwaardelijk opzet bewezen.
4.3.2Feit 2
De rechtbank stelt vast dat voor wat betreft het vervoeren van de harddrugs sprake is van een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359 lid 3 Sv, en grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 6 november 2017.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017143870-6 van 8 juli 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 1] , [naam opsporingsambtenaar 2] en [naam opsporingsambtenaar 3] , inhoudende de verklaring van de verbalisanten (p. 4-6).
Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL1300-2017143870-11 van 7 juli 2017, ten name van beslagene [verdachte] , opgemaakt door hoofdagent van politie [naam opsporingsambtenaar 3] (p. 47-50, in het bijzonder volgnummers 2 en 4).
Een verslag, te weten een rapport met nummer 0777N17 van 25 juli 2017, opgesteld door forensisch expert dr. P. Hommerson, in de zaak tegen de verdachte [verdachte] .