ECLI:NL:RBAMS:2017:8566

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
13/665288-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord in criminele afrekening met gebruik van vuurwapen

Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 25-jarige Amsterdammer, die werd beschuldigd van het medeplegen van moord op een 30-jarige man. De feiten dateren van 9 mei 2016, toen het slachtoffer naar flat Kikkenstein in Amsterdam Zuidoost werd gelokt en daar door een onbekende man werd doodgeschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij zelf niet de schutter was, wel degelijk een cruciale rol had gespeeld in de moord door het slachtoffer naar de locatie te leiden. De verdachte had via WhatsApp contact met het slachtoffer en had hem misleid door te doen alsof hij op hem wachtte in het gezelschap van vrouwen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de schutter, wat leidde tot de veroordeling voor medeplegen van moord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade had gehandeld, gezien zijn rol in het lokken van het slachtoffer en het feit dat hij op de hoogte was van de plannen van de schutter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665288-16 (Promis)
Datum uitspraak: 23 november 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , thans gedetineerd in Justitieel Complex [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Oppe en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de romp en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
en/of
één of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 9 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de romp en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 9 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften aan die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen aan die onbekend gebleven perso(o)n(en), door die [slachtoffer] via whatsapp-berichten naar de plaats te dirigeren waar die [slachtoffer] uiteindelijk is doodgeschoten en/of (tevens) die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) een bericht te sturen met het adres waar die [slachtoffer] naar toe zou gaan;
Subsidiair:
één of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 9 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) in de romp en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [slachtoffer] via whatsapp-berichten naar de plaats te dirigeren waar die [slachtoffer] uiteindelijk is doodgeschoten en/of (tevens) die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) een bericht te sturen met het adres waar die [slachtoffer] naar toe zou gaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte beide primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Hij vordert dat verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van de moord op het slachtoffer en voor de uitlokking daarvan. De officier van justitie heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte is weliswaar niet de schutter geweest die [slachtoffer] , het slachtoffer, van het leven heeft beroofd, maar het kan wettig en overtuigend worden bewezen dat er tussen verdachte en de schutter sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier volgt dat de schutter zich tussen 05:00 uur en 05:30 uur al enige tijd ophield bij de ingang van flat Kikkenstein, die wordt aangeduid met Noord en de nummering [nummer] heeft. Op het moment dat het slachtoffer vlakbij de gang was waar de schutter zich ophield maar waar de schutter het slachtoffer nog niet kon zien heeft de schutter een vuurwapen getrokken, de gang uitgekomen, al rennend direct op het slachtoffer gaan schieten en heeft hij het slachtoffer ook enige tijd nog schietend achtervolgd.
Dat de schutter precies wist waar en wanneer het slachtoffer in de gang zou verschijnen, kan gezien de beelden en logischerwijs alleen als hij die informatie vooraf heeft gekregen. De vraag is wie het slachtoffer in de richting van flat Kikkenstein heeft gedirigeerd. Het antwoord daarop is dat het niemand anders kan zijn geweest dan verdachte. De onderbouwing van die visie wordt in cruciale mate gevormd door de inhoud van de chatgesprekken die verdachte gedurende de loop van de nacht met het slachtoffer en anderen heeft gevoerd en de berichten die verdachte aan anderen heeft gestuurd, welke een climax kregen rond 05:28 uur; het tijdstip waarop het slachtoffer werd doodgeschoten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde kan komen, zodat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Het is weliswaar niet fraai dat verdachte het slachtoffer middels berichten naar flat Kikkenstein heeft laten komen terwijl hij daar zelf al weg was en daar, anders dan door hem gezegd, geen meisjes waren, maar het is geen strafbaar feit. Verdachte heeft de locatie waar hij stond te wachten gedeeld met getuige [naam getuige 1] en getuige [naam getuige 2] , omdat hij hen wilde laten weten waar hij was. Dat getuige [naam getuige 1] of getuige [naam getuige 2] moest weten dat het slachtoffer daar zou komen, blijkt helemaal nergens uit, want na dat ene berichtje is er die nacht geen contact meer met hen geweest, terwijl het slachtoffer pas anderhalf uur later kwam. Dit betekent dat er geen relatie met de schutter was en dat die berichten daar ook niet voor waren bedoeld.
Plegen en/of medeplegen
Nu genoegzaam is komen vast te staan dat verdachte ten tijde van het schietincident in Rotterdam was, is ook vast komen te staan dat verdachte het slachtoffer niet heeft doodgeschoten. Verdachte kan dus niet juridisch gekwalificeerd worden als pleger. Aangezien er geen schutter bekend is geworden waarmee verdachte zou hebben samengewerkt, kan de rol van verdachte juridisch ook niet worden gekwalificeerd als medepleger. Niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en een ander, niet voor, niet tijdens, en niet na het feit. ‘Op afstand zijn’ kan bij hoge uitzondering mededaderschap opleveren, maar dan moet de afwezigheid wel worden gecompenseerd door een intensievere betrokkenheid in de voorbereiding. Van die compensatie, zoals geformuleerd door de Hoge Raad, is in dit dossier niet gebleken.
Uitlokken
Verdachte kan ook niet worden veroordeeld voor het uitlokken van de moord op het slachtoffer, omdat er geen sprake is van dubbel opzet. Uit niets is gebleken dat verdachte opzet heeft gehad op het om het leven brengen van het slachtoffer en uit niets is gebleken dat verdachte opzet had op het betrekken van een ander in een crimineel plan. Ook is uit het dossier niet gebleken wie de uitgelokte is geweest en hoe die persoon zou zijn aangezet tot het plegen van de moord op het slachtoffer. Er was geen sprake van het doen of in het vooruitzicht stellen van giften en/of beloften of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen. Het door verdachte delen van zijn locatie met de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 1] , anderhalf uur voordat het slachtoffer ter plaatse kwam, is niet dragend als uitlokkingsmiddel. Daarnaast is niet duidelijk geworden welk uitgelokt delict had moeten volgen. Tot slot is er geen duidelijkheid over de uitgelokte en dus kan er ook niets worden gezegd over de strafbaarheid van die persoon.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van uitlokking van moord of doodslag
De rechtbank volgt de raadsvrouw in haar verweer ten aanzien van het primair als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde uitlokken van moord of doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier onvoldoende op te maken dat sprake is geweest van het aanzetten van een ander tot het plegen van een feit zonder dat diens oorspronkelijke opzet daarop reeds was gericht. Reeds hierom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit primair als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, die in de
bijlagezijn weergegeven, en de navolgende overwegingen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord, zoals primair als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegd.
Op 9 mei 2016 om 05:27 uur is er op de galerij van flat Kikkenstein, in de Amsterdamse Bijlmer, door een onbekend gebleven persoon geschoten op [slachtoffer] , ten gevolge waarvan hij, het slachtoffer, ter plekke is overleden.
Uit onderzoek blijkt dat het nummer [telefoonnummer] bij verdachte in gebruik was, dit is door verdachte ook nimmer betwist. Voorts blijkt uit onderzoek aan de opgenomen communicatie van voornoemd telefoonnummer dat de telefoon van verdachte zich op 9 mei 2016 om 05:31 uur bevond op de [straatnaam] in Delft (richting A13). Daarnaast is verdachte diezelfde nacht, rond 05:51:15 uur, op camerabeelden van het Esso tankstation aan de ’s Gravendijkwal te Rotterdam West vastgelegd. Uit het vorenstaande volgt dat verdachte niet de schutter is geweest. De rechtbank verbindt aan dat uitgangspunt echter niet dezelfde conclusie als de raadsvrouw van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Op 9 mei 2016 om 04:10:24 uur is door een camera bij de ingang Noord van flat Kikkenstein, bij welke ingang op de gevel ‘ [nummer] ’ met daaronder ‘NOORD’ staat, vastgelegd dat een kleine donkere auto van rechts komt aanrijden. Uit de camerabeelden blijkt dat deze auto om 04:10.26 recht voor ingang Noord stopt. De auto rijdt om 04:11:02 uur door naar links. Uit de beelden blijkt dat de auto om 04:11:42 uur wederom stopt voor ingang Noord en dat de auto vervolgens om 04:11:51 uur uit beeld verdwijnt.
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat hij in de nacht van 9 mei 2016, ruim een uur vóór het schietincident, aanwezig is geweest in de directe omgeving van het schietincident. Verdachte heeft om 04:10:46 uur een snapchatbericht gestuurd aan het snapchat account [account] met de tekst ‘Kikkenstein [nummer] ’. Uit onderzoek is gebleken dat [naam getuige 2] de gebruiker is van snapchat account [account] . Verdachte heeft om 04:11:43 uur via WhatsApp zijn GPS-locatie gedeeld met het contact ‘ [naam getuige 1] ’. Uit onderzoek is gebleken dat [naam getuige 1] de gebruiker is van het WhatsApp account onder de naam ‘ [naam getuige 1] ’. Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op het voorgaande, niet anders dan dat verdachte in de auto heeft gezeten die zichtbaar is op voornoemde beelden. Ter terechtzitting is ook niet betwist dat verdachte op voornoemde locatie, op voornoemde tijd aanwezig is geweest.
Verdachte heeft vervolgens, om 4:30:32 uur, en dus ongeveer twintig minuten na voornoemde berichten, een WhatsApp met de tekst ‘Kikkenstein [nummer] ’ naar het slachtoffer gestuurd.
Om 05.17.33 is het slachtoffer voor het eerst te zien op beelden gemaakt door een camera bij de ingang Zuid van flat Kikkenstein. Hij staat dan bij de buitendeur. Kort daarvoor, om 05:16:04, heeft hij een WhatsApp bericht aan verdachte gestuurd dat hij er is.
Uit beelden van een camera bij ingang Noord van flat Kikkenstein blijkt dat de vermoedelijke schutter voor het eerst in beeld komt om 05:20:40 uur.
Vanaf dat tijdstip is op de beelden van de camera’s van ingang Noord waar te nemen dat de schutter zowel binnen als buiten de flat heen en weer loopt, terwijl hij op verschillende momenten een oplichtend voorwerp aan zijn oor en/of in zijn hand houdt. De rechtbank gaat er vanuit dat dat voorwerp een telefoon is.
Omstreeks 05:23:39 staat de schutter op straat en kijkt hij vermoedelijk richting het slachtoffer, die kort daarvoor op straat rende richting ingang Midden. Vervolgens maakt de schutter een beweging alsof hij iets heeft gezien en loopt hij terug richting de onderdoorgang, ook op dat moment heeft de schutter zichtbaar een telefoon in zijn handen.
Om 05:27:07 komt de schutter via de achterzijde van de hellingbaan in beeld op een andere camera bij ingang Noord. Om 05:27:09 uur komt het slachtoffer voor het eerst in beeld bij een camera bij ingang Noord. Het slachtoffer loopt met een telefoon in zijn beide handen. De schutter stapt om 05:27:15 via de klapdeuren de hal van de flat in. Om 05:27:19 uur trekt hij met zijn linkerhand een pistool uit zijn jaszak en om 05:27:20 uur schiet de schutter met beide handen gestrekt op het slachtoffer. De schutter en het slachtoffer rennen de galerij op en verdwijnen uit beeld. Vervolgens loopt de schutter om 05:27:35 uur terug met het pistool in zijn rechterhand en om 05:27:45 uur verdwijnt hij uit beeld.
Gebleken is dat verdachte en het slachtoffer tussen het moment waarop verdachte zelf aanwezig was bij flat Kikkenstein, rond 04:11 uur, en het moment waarop het slachtoffer is doodgeschoten, rond 05:27 uur, intensief WhatsApp-contact met elkaar onderhielden. Vanaf het moment dat het slachtoffer bij ingang Zuid van Kikkenstein – de ‘verkeerde’ ingang – aankwam, hadden het slachtoffer en verdachte via WhatsApp continu contact over waar het slachtoffer was en waar hij naar toe moest komen: de laatste portiek, nummer [nummer] . Uit de door verdachte verstuurde berichten aan het slachtoffer blijkt dat hij het slachtoffer heeft willen doen geloven dat hij in flat Kikkenstein op nummer [nummer] , in het gezelschap van drie vrouwen, op het slachtoffer aan het wachten was. Verdachte heeft immers naar het slachtoffer gestuurd dat hij moest bellen als hij (verdachte) hem (het slachtoffer) beneden moest komen halen. Ook heeft verdachte tegen het slachtoffer gezegd dat hij ‘het’ (de rechtbank begrijpt: de bel) niet heeft horen afgaan en heeft verdachte naar het slachtoffer gestuurd dat hij naar het laatste portiek moest komen. Dit alles terwijl de auto met daarin onder meer verdachte, zich om 04:44:05 uur op de afrit van de Gooiseweg (vanuit de richting van Amsterdam Zuidoost) naar Ringweg Zuid/A10 bevond, waarna verdachte, via Amsterdam Noord, richting Rotterdam, is gereden.
Verdachte heeft op 12 mei 2016 eenmalig een verklaring afgelegd over zijn WhatsApp contact met het slachtoffer in de uren voor slachtoffers dood. Verdachte heeft destijds verklaard dat hij heeft bemiddeld in het contact tussen het slachtoffer en een hem bekend meisje met de naam [naam meisje] of [naam meisje] . Het slachtoffer zou haar eerder die avond hebben ontmoet in Club Air, daar zou het slachtoffer al aan verdachte hebben gevraagd of hij flat Kikkenstein kende. Omdat het slachtoffer en het meisje geen nummers hadden uitgewisseld, zou verdachte via Tinder contact met haar hebben gehouden en zou hij haar adres aan het slachtoffer hebben doorgegeven.
De verklaring van verdachte strookt niet met de inhoud van de WhatsApp berichten van verdachte aan het slachtoffer. Die berichten gaan onder andere over drie vrouwen en uit die berichten valt op te maken dat het slachtoffer geen idee had wie die drie vrouwen waren en waar hij naar toe moest komen. Bovendien blijkt uit onderzoek aan de opgenomen communicatie van het telefoonnummer van verdachte dat hij pas na de dood van het slachtoffer, om 06.22 uur, de website Tinder bezoekt. Tot slot heeft onderzoek naar vrouwen met de naam [naam meisje] of [naam meisje] (ooit) wonend de flat Kikkenstein geen enkele bevestiging opgeleverd voor de verklaring van verdachte.
Gelet op het voorgaande passeert de rechtbank deze verklaring van verdachte.
Medeplegen
De rechtbank benadrukt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Hoewel er geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering door verdachte en de schutter, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde naar het oordeel van rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Verdachte is middels het WhatsApp-contact met het slachtoffer constant op de hoogte geweest van diens exacte locatie. Het slachtoffer is door de schutter opgewacht op de locatie waar hij van verdachte naartoe moest komen en uit de handelingen en positie van de schutter blijkt dat de schutter kennelijk wist waar en wanneer het slachtoffer aan zou komen lopen. De rechtbank oordeelt op dit punt dat het niet anders kan dan dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de schutter. De intellectuele bijdrage van verdachte en het belang van zijn rol zijn evident. Zonder verdachte en zijn misleidende vooruitzichten aan het slachtoffer, zou het slachtoffer immers niet naar Kikkenstein [nummer] zijn toegegaan. In dit verband is van belang dat is komen vast te staan dat op het adres Kikkenstein [nummer] een oudere dame woont, waarvan is gebleken dat zij noch met verdachte, noch met het slachtoffer ook maar een enkele connectie heeft.
Voorts is van belang dat de locatie waar het slachtoffer van verdachte heen moest komen, reeds om 04:11 uur bekend was bij verdachte zelf. Op dat moment heeft hij de locatie immers al met twee andere personen gedeeld. De locatie is echter pas twintig minuten later, om 04:30:32 uur, aan het slachtoffer bekend gemaakt, terwijl het slachtoffer, blijkens de WhatsApp berichten, onder meer om 04:11:20 uur, maar ook voor die tijd al, meerdere keren aan verdachte heeft gevraagd waar verdachte is en waar hij naar toe moest komen. Het vraagt om een verklaring waarom verdachte – indien hij goede intenties had gehad – zolang heeft gewacht met het delen van zijn locatie met de persoon waarmee hij een afspraak had. Verdachte heeft daarvoor geen verklaring gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat het handelen van verdachte erop was gericht om het slachtoffer aan de praat te houden tot de schutter - al dan niet via een intermediair - op de hoogte was gebracht van de locatie waar verdachte het slachtoffer naartoe zou leiden. Het scenario dat de raadsvrouw van verdachte naar voren heeft gebracht, waarin zij onder meer heeft gesteld dat verdachte zeker een half uur voor flat Kikkenstein heeft gewacht op het slachtoffer (waarbij de auto zich grotendeels buiten het beeld van de camera’s bevond) en dat verdachte vervolgens toch maar heeft besloten om mee te gaan in de auto naar Rotterdam omdat het slachtoffer zo lang op zich liet wachten, maakt niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt. Verdachte heeft immers ook na zijn vertrek bij flat Kikkenstein nog veel berichten aan het slachtoffer gestuurd waarin hij het deed voorkomen alsof hij zich met drie vrouwen in flat [nummer] van Kikkenstein bevond.
Het ontbreken van een rol in de uitvoering van het delict, wordt naar het oordeel van de rechtbank ruimschoots gecompenseerd door zijn hiervoor besproken wezenlijke en bepalende rol in de voorbereiding ervan.
Voorbedachte raad
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen en de bovenstaande en de hierna volgende bewijsoverweging kan worden afgeleid dat verdachte en de schutter hebben gehandeld met voorbedachten rade.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat in geval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is genoegzaam komen vast te staan dat voorafgaand aan het doden van het slachtoffer, de voorbereidingen daartoe reeds waren begonnen.
Gelet op het gegeven dat verdachte rond 04:11 uur aanwezig is geweest op de locatie waar het slachtoffer doodgeschoten zou gaan worden en hij die locatie heeft gedeeld met twee personen (getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 1] ), alvorens de locatie om 4:30:32 uur te delen met het slachtoffer en zich vervolgens richting Rotterdam heeft begeven, terwijl het slachtoffer pas rond 05:27 uur is doodgeschoten, heeft verdachte zich gedurende enige tijd (ruim een uur) kunnen beraden op het te nemen besluit en heeft hij niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Sterker nog, verdachte is na het doorgeven van de locatie aan het slachtoffer, constant met het slachtoffer in contact gebleven terwijl hij hem naar de plek van de schutter leidde. Verdachte heeft, gelet op het vorenstaande, de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en om zich daarvan rekenschap te geven.
Wellicht ten overvloede voegt de rechtbank aan het voorgaande toe dat uit het dossier op geen enkele wijze is gebleken van een conflictsituatie tussen de schutter en het slachtoffer. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de schutter het slachtoffer stond op te wachten, zijn wapen heeft gepakt en direct gericht is gaan schieten op het slachtoffer. Niet is gebleken dat voorafgaand aan het doden van het slachtoffer een contactmoment tussen hen beiden is geweest.
Aan de hiervoor besproken gelegenheid alsmede de gedragingen van verdachte voorafgaand en tijdens het begaan van het feit, kan worden afgeleid dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Opzet
Uit het vorenstaande, waaronder het directe gerichte schieten van de schutter op vitale delen van het lichaam van het slachtoffer zodra het slachtoffer binnen schietbereik was, de daaropvolgende achtervolging van het slachtoffer terwijl de schutter op het slachtoffer aan het schieten was, totdat het slachtoffer dood was, en het aantreffen van meerdere schotverwondingen in het lichaam van het slachtoffer, volgt naar het oordeel van de rechtbank, dat bij verdachte opzet bestond om het slachtoffer te doden.
Bezoek crimesites
De rechtbank ziet zich in haar oordeel gesteund door het gegeven dat verdachte zeer kort na het schietincident, namelijk vanaf 05:49 uur, met zijn telefoon zesmaal heeft gezocht op verschillende crimesites, te weten: www.at5.nl, crimesite.nl en vlinderscrime.nl.
In de loop van de dag heeft verdachte nog zeven maal een bezoek gebracht aan voornoemde websites.
Met name het bezoek aan de crimesites, slechts 22 minuten na het schietincident, kan naar het oordeel van de rechtbank niets anders betekenen dan dat verdachte het resultaat van het door hem medegepleegde misdrijf heeft willen opzoeken op internet. Dit terwijl verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie op 12 mei 2016 heeft verklaard dat hij pas daags na het schietincident via Facebook kennis nam van het feit dat [slachtoffer] was overleden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in de bijlage en de bewijsoverwegingen in rubriek 4.3.2. bewezen dat verdachte:
op 9 mei 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk enmet voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immershebben verdachte en zijn mededader, meermalen, met een vuurwapen kogelsin de romp en het hoofd van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvanvoornoemde [slachtoffer] is overleden.Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaren, met aftrek van voorarrest. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf is passend bij een dergelijke moord en de uitlokking daarvan. Hoewel beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, is de eis gebaseerd op één feitencomplex, omdat de twee feiten een samenloopsituatie opleveren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van een op te leggen straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] . De enige gepaste reactie op het handelen van verdachte is de oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De moord op [slachtoffer] heeft plaatsgevonden in de galerij van flat Kikkenstein, in Amsterdam Zuid-Oost. Naast het gegeven dat de gewelddadige moord op het slachtoffer is gepleegd in een openbare ruimte waar veel mensen waaronder kinderen wonen, is dit gebeurd op een tijdstip (rond 05:30) waarop het niet ondenkbaar is dat mensen zich op straat begeven, bijvoorbeeld onderweg naar school of werk. Verdachte heeft met zijn handelen het risico genomen dat omwonenden en/of voorbijgangers zouden worden geconfronteerd met de gevolgen van een afrekening in het criminele milieu. Omwonenden en omstanders hadden ernstig gewond kunnen raken. Bovendien is een aantal omwonenden geconfronteerd met het schokkende beeld van het met kogels doorzeefde lichaam van het slachtoffer. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid in een woonwijk in Amsterdam-Zuidoost. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
Verdachte heeft getracht zichzelf op slinkse wijze te voorzien van een alibi door zich op het moment van het schietincident ver buiten Amsterdam te begeven. Daarmee is weliswaar komen vast te staan dat het niet verdachte is geweest die daadwerkelijk de trekker heeft overgehaald, maar nu is komen vast te staan dat verdachte een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in de moord op het slachtoffer, getuigt voornoemd aspect juist van ernstig berekenend en lafhartig gedrag van verdachte. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij het adres van een willekeurige bewoner van flat Kikkenstein heeft opgegeven als locatie waar [slachtoffer] naartoe moest komen. Deze bewoner bleek een oudere dame te zijn, die niets met het incident van doen had, maar hierin wel tegen haar zin in is betrokken en daardoor ook daadwerkelijk gevaar heeft gelopen.
De wijze waarop [slachtoffer] om het leven is gebracht, kan niet anders worden bestempeld dan koelbloedig. [slachtoffer] verkeerde de laatste momenten van zijn leven in de veronderstelling dat hij onderweg was naar een locatie waar hij een gezellige avond zou gaan hebben in het gezelschap van zijn vriend, verdachte, en een aantal dames. In plaats daarvan stond er een schutter op hem te wachten en is het slachtoffer regelrecht zijn dood tegemoet gelopen. De rechtbank benadrukt dat de geraffineerde wijze van het in de val lokken van het slachtoffer mogelijk was doordat verdachte de illusie van een vriendschap tussen hem en het slachtoffer heeft gecreëerd, dan wel in stand heeft gehouden.

9.Het in beslag genomen goed

Blijkens de ter terechtzitting door de officier van justitie overgelegde beslaglijst is in beslag genomen een geldbedrag, met een totale waarde van € 12.162,65, aangetroffen bij slachtoffer [slachtoffer] .
9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geld dat is aangetroffen bij slachtoffer [slachtoffer] , zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het in beslag genomen goed.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot het op de beslaglijst vermelde voorwerp geen bekende persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde gedeeltelijk – voor zover dit de ten laste gelegde uitlokking van moord of doodslag betreft – niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan – voor zover dit het ten laste gelegde medeplegen van moord betreft – zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
Medeplegen van moord
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
 Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten:
1. Geld Euro 5196358; geld, met een totale waarde van € 12.162,65, aangetroffen bij slachtoffer [slachtoffer] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mr. drs. F.P. Lauwaars en mr. R. Funke Küpper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.I. Robijns, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2017.