ECLI:NL:RBAMS:2017:8592

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
13/994045-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de directeur van een transport- en opslagbedrijf in een zaak betreffende de doorvoer van militaire goederen naar Rusland

Op 23 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de directeur van een transport- en opslagbedrijf, die werd beschuldigd van het doorvoeren van militaire goederen naar Rusland zonder de vereiste vergunning. De zaak kwam voort uit een zending die op 17 maart 2015 door de Douane op Schiphol werd stopgezet. De verdachte, als directeur van het bedrijf, werd verweten feitelijk leiding te hebben gegeven aan deze verboden gedragingen. Tijdens de zitting op 9 november 2017 heeft de officier van justitie, mr. J. Pauwelussen, gepleit voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de militaire aard van de goederen en dat hij niet bewust de kans had aanvaard dat strafbare feiten zich zouden voordoen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994045-17
Datum uitspraak: 23 november 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboortegegevens] 1953,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Pauwelussen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Chababi, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
[bedrijf 1] op of omstreeks 17 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in ieder geval in Nederland, al dan niet opzettelijk militaire goederen, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012, danwel onderdelen daarvan, te weten:
-twee OMB-units, zijnde onderdelen van het radarsysteem 36SH-0l/l (onderdeel van de gevechststraaljager Sukhoi 30MKI)
direct of indirect heeft verkocht en/of geleverd en/of heeft overgedragen danwel heeft doorgevoerd naar een persoon of entiteit in Rusland, te weten Ural Optical & Mechanical Plant in Ekatarinaburg (Rusland),
terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feit(en) opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en);
subsidiair
dat [bedrijf 1] op of omstreeks 17 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in ieder geval in Nederland, al dan niet opzettelijk geleidings- en navigatieapparatuur, aangewezen in post ML11.a.g. van de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, vastgesteld door de Raad van Europa op 9 februari 2015, te weten:
- twee OMB-units, zijnde onderdelen van het radarsysteem 36SH-0l/l (onderdeel van de gevechststraaljager Sukhoi 30MKI) heeft doorgevoerd of heeft laten doorvoeren, zonder (doorvoer)vergunning van onze (destijds geheten) minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feit(en) opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en)
meer subsidiair
dat [bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 11 tot en met 17 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Amersfoort, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk geleidings- en navigatieapparatuur, aangewezen in post ML11.a.g. van de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, vastgesteld door de Raad van Europa op 9 februari 2015, te weten:
- twee OMB-units, zijnde onderdelen van het radarsysteem 36SH-0l/l (onderdeel van de gevechststraaljager Sukhoi 30MKI) door te voeren of laten doorvoeren, zonder (doorvoer)vergunning van onze (destijds geheten) minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
- per e-mail met (een) medewerker(s) van [bedrijf 2] overleg heeft gevoerd of heeft laten voeren over het vervoer van Amsterdam naar Ekatarinaburg en/of de vluchtgegevens vanaf Amsterdam (vlucht RU458 d.d. 19 maart 2015) heeft doorgegeven of heeft laten doorgeven (bijlage 24)
- de goederen in een ruimte van luchtvrachtafhandelaar Menzies World Cargo Schiphol heeft laten plaatsen en/of
- een (concept) Air Waybill heeft opgemaakt of heeft laten opmaken ten behoeve van het (lucht)transport Amsterdam-Ekatarinaburg (bijlage 16) zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat/die feit(en) opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en).

3.Voorvragen

De raadsman heeft ten aanzien van het subsidiaire tenlastegelegde aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is. Gelet op hetgeen hierna onder punt 4.3 wordt besproken, behoeft dit verweer geen bespreking.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Inleiding
Op 17 maart 2015 is door de Douane op Schiphol een zending van [bedrijf 1] stopgezet. De zending was een doorvoerzending van Royal Malaysia Airforce onderweg naar Ural Optical & Mechanical Plant in Ekatarinaburg in Rusland. Naar aanleiding van de stopzetting is door team POSS (precursoren, strategische goederen en sanctiewetgeving) van de Douane een opsporingsonderzoek gestart.
Verdachte wordt, als directeur van [bedrijf 1] , verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] gepleegde strafbare feit.
4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte, directeur en daarmee formeel leidinggevende van [bedrijf 1] , op de hoogte was van de doorvoer/levering van de militaire goederen naar Rusland. Verdachte was in zijn functioneren bevoegd en gehouden in te grijpen. Door dit na te laten heeft hij zich schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is van opdrachtgeven dan wel feitelijk leiding geven. In de in het dossier aanwezige correspondentie met de [bedrijf 2] vestiging in [plaats] is geen enkele kenbare verwijzing naar de militaire aard van de goederen opgenomen. Verdachte wist niet dat het om militaire goederen ging. Niet valt in de te zien dat verdachte heeft nagelaten maatregelen te treffen ter voorkoming van de verboden gedragingen en bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
In het vonnis van 23 november 2017 is geoordeeld dat [bedrijf 1] het haar primair tenlastegelegde strafbare feit - dat zij opzettelijk een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 Besluit strategische goederen heeft overtreden - heeft gepleegd en dat [bedrijf 1] daarvoor strafbaar is.
Indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan ingevolge het tweede lid van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht ook strafvervolging worden ingesteld, en kunnen ook straffen worden uitgesproken tegen hen die tot dat feit opdracht hebben gegeven en/of aan dat feit feitelijk leiding hebben gegeven.
Van feitelijk leiding geven aan strafbare feiten kan onder omstandigheden sprake zijn als een bestuurder – hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden – maatregelen ter voorkoming van deze feiten achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de strafbare gedragingen zich zullen voordoen. In dat geval wordt de bestuurder geacht opzettelijk de strafbare feiten te bevorderen. De bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans kan zich voordoen, als wat de verdachte bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten rechtstreeks verband hield met de ten laste gelegde feiten (ECLI:NL:HR:1986:AC9607, ro. 5.1.1-2, Slavenburg II-arrest).
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt in dit geval onvoldoende dat verdachte wetenschap had van het feit dat er een zending door [bedrijf 1] werd doorgevoerd naar Rusland en dat deze zending militaire goederen bevatte. Hoewel er door een werknemer van [bedrijf 1] op 11 maart 2015 een e-mail is ontvangen met daarbij gevoegd de zogenaamde House Airway Bill waarop staat dat de lading afkomstig is van “Royal Malaysia Airforce Material”, kan niet worden bewezen dat verdachte daar ook van op de hoogte was. Uit het dossier blijkt immers niet dat die e-mail ook verdachte heeft bereikt. Evenmin is gebleken van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat verdachte van de voorgenomen doorvoer op de hoogte had moeten zijn, zodat hem zou kunnen worden verweten dat hij de voorgenomen doorvoer niet heeft voorkomen.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte enige wetenschap had van strafbare gedragingen, kan niet worden bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedragingen zich zouden voordoen. Verdachte dient dus te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde opdracht geven tot of feitelijk leiding geven aan de strafbare gedraging.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. R.H.C. Jongeneel en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2017.