ECLI:NL:RBAMS:2017:8849

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
13/741186-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrijfsinbraak in sportwinkel met ISD-maatregel voor verdachte

Op 22 november 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Marokko in 1994, die beschuldigd werd van diefstal met braak in een sportwinkel te Amsterdam op 4 augustus 2017. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 8 november 2017, waarbij de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, de vordering heeft ingediend. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein.

De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk en opzettelijk wegnemen van een grote hoeveelheid sportkleding uit de winkel, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang verschaften door een rolluik te forceren en een ruit in te slaan. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij getuigenverklaringen en proces-verbaal van verbalisanten zijn meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door verbalisant betrouwbaar was, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een stelselmatige dader is, met een lange geschiedenis van crimineel gedrag. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een gevaar vormt voor de samenleving en dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen goederen, waarbij de teruggave van schoenen aan de verdachte is gelast en de bewaring van de bromfiets ten behoeve van de rechthebbende is bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741186-17 (Promis)
Datum uitspraak: 22 november 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] gedetineerd in het Huis van Bewaring ‘ [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. V.H. Hammerstein naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 04 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (sport)winkel (gevestigd in een pand aan de [adres PD] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid (sport)kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of aan sportwinkel [naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen (sport)kleding onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een rolluik van die (sport)winkel/dat pand te verbreken en/of te forceren en/of (vervolgens) een ruit/raam van die/dat (sport)winkel/pand in te slaan en/of te verbreken en/of te forceren, althans
door middel van braak op en/of verbreking van die/dat (sport)winkel/pand en/of door middel van inklimming via een raam van/aan die/dat(sport)winkel/pand.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde medeplegen van diefstal met braak bij sportwinkel [naam winkel] bewezen op grond van de aangifte van [aangever] (hierna: aangever), de getuigenverklaring van [naam getuige] (hierna: [naam getuige] ) en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] (hierna: [verbalisant] ). Daarnaast betrekt zij bij de bewezenverklaring de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), de aanhouding van verdachte kort na de inbraak, het aantreffen van de brommer en de aangetroffen en onderzochte sporen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij voert hiertoe aan dat de herkenning van [verbalisant] niet voldoende betrouwbaar is. Het was donker en [verbalisant] kon geen specifieke gezichtskenmerken van verdachte benoemen. Op basis van die herkenning kan niet worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder is geweest van de scooter, waarvan de bijrijder een kledingstuk op de grond heeft gegooid. Bovendien voldoet verdachte niet aan het opgegeven signalement, is er geen scooter(sleutel) bij hem aangetroffen en zijn er geen sporen van verdachte aangetroffen op de gevonden scooter of op de plaats delict. Daarnaast is verdachte niet te zien op camerabeelden en is er geen link tussen hem en [medeverdachte] . Tot slot staat niet vast dat de bestuurder en bijrijder van de scooter, zoals deze door [verbalisant] zijn gezien, ook daadwerkelijk de plegers van de inbraak zijn.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde kan worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Getuige [naam getuige] heeft op 4 augustus 2017 omstreeks 04:25 uur gezien dat vier jongens een gat in het rolluik van een sportwinkel schopten. Door het gat in het rolluik en het zich daarachter bevindende ruit hebben zij in plastic verpakte kledingstukken gepakt, waarna zij op twee scooters zijn weggereden.
Nadat verbalisanten omstreeks 04.30 uur melding van de inbraak kregen, zagen zij vanuit de Sleutelbloemstraat twee donkerkleurige/zwarte scooters zonder verlichting rijden. Op de Distelweg parkeerden zij de politiebus voor een lantaarnpaal. Verbalisant [verbalisant] zag vervolgens dat een zwarte scooter met gedoofde lichten, op 25 centimeter afstand, de politiebus passeerde aan de kant van [verbalisant] , waarbij hij de bestuurder recht in zijn gezicht aankeek. Ambtshalve herkende [verbalisant] verdachte als de bestuurder van de scooter. Verbalisanten achtervolgden vervolgens die scooter en zagen vervolgens dat de bijrijder van de scooter iets liet vallen. Dit bleek een in plastic verpakt kledingstuk te zijn, dat naderhand door aangever is herkend als afkomstig uit zijn winkel. De zwarte scooter is uiteindelijk uit het zicht van de verbalisanten geraakt.
Op de Chrysantenstraat is vervolgens een zwarte scooter aangetroffen, waarvan de uitlaat nog warm was. Naast de scooter zijn een sloophamer met daarop een bloedspoor en in plastic verpakte kledingstukken gevonden. Ook deze kledingstukken zijn door aangever herkend als zijn eigendom. Het bloedspoor bleek afkomstig te zijn van [medeverdachte] . Om 04:41 uur werd [medeverdachte] aangehouden op de Asterweg ter hoogte van de Bouwmaat. De Bouwmaat bevindt zich vlakbij de kruising van de Asterweg en de Asterdwarsweg. Tijdens de aanhouding van [medeverdachte] wees een motorrijder in de richting van de Asterdwarsweg en riep: ‘Daar gaat er nog één rennen.’ Om 04:47 uur, dus kort na de aanhouding van [medeverdachte] , werd verdachte liggend op een container aangetroffen. Deze container stond achter een gebouw gelegen aan de Asterdwarsweg.
Herkenning verdachte
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant] als bestuurder van de scooter betrouwbaar, gelet op de korte afstand tussen hem en de bestuurder van de scooter die hem passeerde, het feit dat hij voor een lantaarnpaal geparkeerd stond waardoor er voldoende licht was en het feit dat hij verdachte ambtshalve kent. Dat [verbalisant] bij zijn latere verhoor bij de rechter-commissaris niet gedetailleerd kon verklaren waar hij precies het gezicht van verdachte aan herkende, doet daar niet aan af. Gezichten worden namelijk als één geheel, dat wil zeggen holistisch in het geheugen opgeslagen en wel in visuele vorm, zoals deze rechtbank eerder heeft overwogen in het vonnis van 16 november 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:7711. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, wat onder meer tot gevolg heeft dat het heel lastig kan zijn een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen. Ook heeft het vanwege de holistische herinnering aan gezichten weinig zin om aan een getuige te vragen waaraan hij precies het gezicht van de verdachte heeft herkend. [1]
Verder acht de rechtbank van doorslaggevend belang dat verbalisanten, kort na het moment waarop [verbalisant] verdachte had herkend, hebben gezien dat de bijrijder van de scooter die verdachte bestuurde, een in plastic verpakt kledingstuk weggooide dat afkomstig bleek te zijn uit de winkel [naam winkel] , waar kort daarvoor was ingebroken.
Daarnaast is verdachte kort na de inbraak, te weten om 04.47 uur in de nacht, aangetroffen in de omgeving van de plaats delict, terwijl hij zich verstopte bovenop een container, nabij de plek waar zijn medeverdachte is aangehouden en waar een donkere scooter met warme uitlaat is aangetroffen. Desgevraagd heeft verdachte ter zitting niet kunnen aangeven waarom hij zich op dat tijdstip aldaar boven op een container verstopte. Verdachte heeft ten overstaan van de politie gezwegen en ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij de reden van zijn aanwezigheid liever voor zichzelf houdt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voorgaande omstandigheden in onderlinge samenhang bezien kan worden vastgesteld dat verdachte één van de daders is van de ten laste gelegde winkelinbraak.
Medeplegen
Op grond van de bewijsmiddelen en voorgaande overwegingen oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, en er daarmee sprake is van medeplegen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in de bijlage bewezen dat verdachte op 4 augustus 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (gevestigd in een pand aan de [adres PD] ) heeft weggenomen een hoeveelheid kleding, toebehorende aan [aangever] of aan winkel [naam winkel] , waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen kleding onder hun bereik hebben gebracht door een rolluik van die winkel te forceren en vervolgens een ruit van die winkel in te slaan.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelmatige daders

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van de ISD-maatregel niet passend en geboden is. Er zijn nog alternatieven voor de ISD-maatregel. Zij heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met bijzondere voorwaarden. Zo valt volgens haar te denken aan een verplichte behandeling bij De Waag en een begeleid wonen-traject. Subsidiair verzoekt zij een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, ook met bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 oktober 2017, opgemaakt door [medewerker reclassering] , alsmede de toelichting die [medewerker reclassering] ter zitting daarop heeft gegeven Dit advies houdt onder meer in dat verdachte al een aantal jaren en frequent met justitie in aanraking komt. Verdachte valt binnen de aanpak Top 600 van de gemeente Amsterdam.
Volgens de reclassering is verdachte ingebed in een crimineel milieu en heeft hij daar vermoedelijk een sturende rol in. Al ruim zes jaar worden hem vanuit de (jeugd)reclassering, de Top 600 en de gemeente interventies aangeboden om zijn leven een andere wending te geven. Verdachte blijft vooralsnog voor het pro-criminele pad kiezen. In contact met instanties toont hij aanvankelijk wel bereidheid en de wens te veranderen, maar al gauw haakt hij af en mislukken trajecten. De reclassering ziet op basis van het terugkerende patroon van goede voornemens en mislukte trajecten geen meerwaarde in het opnieuw aanbieden van extramurale interventies in een justitieel kader. Verdachte voldoet aan de harde ISD-criteria. De reclassering concludeert tot oplegging van de ISD-maatregel. Gedurende de maatregel bevindt verdachte zich in een beschermde en beveiligde omgeving die de kans vergroten om zich te bezinnen en langduriger mee te werken aan interventies.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Bewezen is verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 13 oktober 2017 blijkt dat verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het ten laste gelegde feit (4 augustus 2017) meer dan drie keer onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf voor een misdrijf. Het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van die straffen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten eist de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 13 oktober 2017 blijkt dat ook aan de voorwaarden uit de richtlijn van het Openbaar Ministerie is voldaan: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van het ten laste gelegde feit.
Het belangrijkste doel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast en schade. De rechtbank acht het daarom passend en noodzakelijk dat de ISD-maatregel aan verdachte wordt opgelegd. Gedurende de ISD-maatregel kan verdachte zich niet schuldig maken aan strafbare feiten. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte vaak hulp is aangeboden, wat helaas niet heeft geleid tot vermindering van het strafbare gedrag van verdachte. De rechtbank vindt een (deels) voorwaardelijke veroordeling met oplegging van bijzondere voorwaarden dan ook een gepasseerd station. De rechtbank is niet gebleken van redenen om de ISD-maatregel niet op te leggen. Om de mogelijkheden van de ISD-maatregel maximaal te kunnen benutten, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Nummer Voorwerp:
1. STK Schoenen, Valentino (5430071);
2. 1 STK Bromfiets Kl:Zwart, Kymco Agilitu (5429232).
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2. genoemde bromfiets dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Teruggave van in beslag genomen goederen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte van de schoenen, genoemd onder nummer 1. Gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 jaren.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de onder 2. genoemde bromfiets (5429232).
Gelast de teruggave aan verdachte van de schoenen, genoemd onder nummer 1. (5430071).
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. van Eunen, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2017.

Voetnoten

1.P.J. van Koppen en W.A. Wagenaar, Reizen met mijn rechter, Psychologie van het recht, Kluwer 2010, pagina 272.