ECLI:NL:RBAMS:2017:9031

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
13/680344-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging brandstichting in Diemen

Op 5 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot brandstichting. De zaak kwam voort uit een incident op 12 december 2016, waarbij de verdachte samen met medeverdachten naar de woning van de ex-vriendin van een van hen reed. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de poging tot brandstichting, gebaseerd op verklaringen van de verdachte, camerabeelden van een tankstation en afgeluisterde telefoongesprekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de avond van het incident aanwezig was, maar niet actief betrokken bij de brandstichting zelf. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of voorwaardelijk opzet van de verdachte op het gronddelict. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wist dat er brand zou worden gesticht of dat hij een bijdrage aan het delict heeft geleverd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn aanwezigheid en het feit dat hij de auto bestuurde, niet strafrechtelijk verantwoordelijk kon worden gehouden voor de daden van de medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/680344-16
Datum uitspraak: 5 december 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2017.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.R. Koenders, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 december 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de [adres PD] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen, naar voornoemde woning is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens)
- een ruit van voornoemde woning heeft/hebben vernield en/of een (bak)steen (door de ruit van voornoemde woning) in de keuken heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens)
- een hoeveelheid benzine, in elk geval een brandbare stof op de vloer van die keuken heeft/hebben gegooid en/of gegoten en/of (vervolgens)
- twee, althans een of meer brandende sigaretten (door de ruit van voornoemde woning) in de keuken heeft/hebben gegooid,
in elk geval met die opzet (open) vuur in aanraking heeft/hebben gebracht met die (vloer van de) keuken van voornoemde woning en/of met een hoeveelheid benzine, althans met (een) brandbare stof(fen);
Subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 12 december 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de [adres PD] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan waarna voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (vervolgens)
- een ruit van voornoemde woning heeft/hebben vernield en/of een (bak)steen (door de ruit van voornoemde woning) in de keuken heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens)
- een hoeveelheid benzine, in elk geval een brandbare stof op de vloer van die keuken heeft/hebben gegooid en/of gegoten en/of (vervolgens)
- twee, althans een of meer brandende sigaretten (door de ruit van voornoemde woning) in die keuken heeft/hebben gegooid,
in elk geval met die opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met de (vloer van de) keuken van voornoemde woning en/of met een hoeveelheid benzine, althans met (een) brandbare stof(fen)
bij het plegen van vorenomschreven misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 12 december 2016 te Diemen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest door
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar het bezinestation (gelegen aan de Gooiseweg 50 te Amsterdam) te rijden en/of (vervolgens)
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar voornoemde woning (gelegen aan de [adres PD] te Diemen) te rijden;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 12 december 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning gelegen aan de [adres PD] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam ex-vriendin] en/of [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
meest subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 12 december 2016 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning gelegen aan de [adres PD] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam ex-vriendin] en/of [woningbouwvereniging] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt
en/of zijnde hij verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 12 december 2016 te Diemen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, bij het plegen van vorenomschreven misdrijf opzettelijk behulpzaam geweest door
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar het bezinestation (gelegen aan de Gooiseweg 50 te Amsterdam) te rijden en/of (vervolgens)
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar voornoemde woning (gelegen aan de [adres PD] te Diemen) te rijden.

3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, op grond van de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen, de beelden van het tankstation en het door de politie afgeluisterde telefoongesprek dat verdachte voerde met een vriend op 23 december 2016. Hieruit volgt dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) ruzie had met diens ex-vriendin [naam ex-vriendin] (hierna: [naam ex-vriendin] ). Verdachte heeft vervolgens de auto bestuurd en is met [medeverdachte 1] naar het benzinestation gereden, waar deze een jerrycan met benzine heeft gevuld. Daarna heeft verdachte deze [medeverdachte 1] naar de woning van [naam ex-vriendin] gebracht, alwaar brand is gesticht. Dat verdachte wist wat er met de jerrycan ging gebeuren en hij hier niets mee te maken wilde hebben volgt uit het tapgesprek. Door desondanks de medeverdachten te vervoeren heeft hij een significante bijdrage aan de voltooiing van de brandstichting geleverd en is hij hieraan medeplichtig geweest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar zijn pleitnotitie, verzocht verdachte integraal vrij te spreken omdat hij geen opzet heeft gehad op voltooiing van het misdrijf, noch op het behulpzaam zijn daarbij. Ook is volgens de raadsman geen sprake van voorwaardelijk opzet, omdat verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 1] brand wilde stichten in de betreffende woning, dan wel dat hij [medeverdachte 1] bij de brandstichting behulpzaam zou zijn. De raadsman stelt zich op het standpunt dat, gelet op de licht verstandelijke beperking van verdachte, de drempel voor de wetenschap dat sprake is van een aanmerkelijke kans en voor de daaropvolgende bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans, hoger dient te liggen dan wanneer geen sprake is van een zodanige verstandelijke beperking.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft zich daarbij onder meer gebaseerd op een door de politie afgeluisterd telefoongesprek dat verdachte met zijn vriend [naam vriend verdachte] heeft gevoerd op 23 december 2016. In dit gesprek vertelt verdachte aan zijn vriend wat er in de nacht van 12 december 2016 is gebeurd. De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring dat hij in het gesprek uitsluitend weergeeft wat hij van anderen heeft gehoord, zoals door verdachte ter terechtzitting is verklaard. Uit de in het gesprek gebruikte bewoordingen blijkt in het geheel niet dat hij verklaart wat door een ander aan hem is verteld, maar daarentegen blijkt daaruit dat hij vertelt wat hij zelf heeft gehoord en gezien. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte zich gedurende dit telefoongesprek onbespied heeft gewaand en dat hij weergeeft wat hij op de betreffende avond daadwerkelijk heeft gevoeld en meegemaakt.
Op 12 december 2016 hebben [medeverdachte 1] en zijn (ex-)vriendin [naam ex-vriendin] bij Club Ibiza ruzie gekregen, waarbij [medeverdachte 1] deze [naam ex-vriendin] heeft geslagen. Verdachte, die ook in club Ibiza aanwezig was, is hierna rond 03:50 uur met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) in de auto van [medeverdachte 2] weggereden. Verdachte was de bestuurder. Vanuit de auto heeft [medeverdachte 1] naar [naam ex-vriendin] gebeld en onder andere gezegd “ik ga je familie ruïneren, ik ga jullie kapot maken”. Uit het hiervoor besproken tapgesprek blijkt dat verdachte dit heeft gehoord. Hij zegt namelijk: “Toen hoorde ik hem tegen haar zeggen: “Ik ga je leven kapotmaken, ik ga je familie kapotmaken””.
De auto is om 04:24 uur gestopt bij een Total tankstation. Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een jerrycan vullen met benzine. Verdachte blijft het grootste gedeelte van de tijd in de auto zitten en stapt slechts kortstondig uit, naar eigen zeggen om een frisse neus te halen. De rechtbank acht onaannemelijk dat verdachte niet wist dat een jerrycan werd gevuld met benzine. Na te hebben getankt rijdt de auto door en parkeert in een straat. Niet veel later wordt geprobeerd brand te stichten in de woning van [naam ex-vriendin] , gelegen aan de [adres PD] . De keukenruit is ingeslagen en in de keuken worden een baksteen in meerdere stukken, benzine en twee sigarettenpeuken aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte is dezelfde avond in de auto van [medeverdachte 2] aangehouden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende avond de chauffeur was omdat hij niet dronk, en dat hij niet wist dat er iets ging gebeuren. Hij moest op een gegeven moment langs de weg parkeren, waarna [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn weggelopen. Hij heeft bij de auto gewacht tot ze, zeven minuten later, weer bij de auto terugkwamen en hij is toen met hen in de auto weggereden. Hij heeft pas later gehoord dat zij hebben geprobeerd brand te stichten, aldus verdachte. Verdachte heeft ook verklaard dat hij een ‘naar gevoel’ had en dat hij in de auto heeft gezegd: “Stop, ik ga eruit. Ik wil hier niets mee te maken hebben”. Dit wordt bevestigd door [naam ex-vriendin] , die heeft verklaard dat zij tijdens het telefoongesprek dat zij met [medeverdachte 1] voerde, op de achtergrond iemand in de auto dit heeft horen zeggen. Voorts volgt uit het tapgesprek van 23 december 2016 dat verdachte heeft gehoord dat [medeverdachte 1] tegen [naam ex-vriendin] heeft gezegd: “Ik ga je leven kapotmaken, ik ga je familie kapotmaken” en dat er iets met een ‘jerry’ zou gaan gebeuren. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande niet aannemelijk dat verdachte geen enkel vermoeden had dat er iets vervelends stond te gebeuren.
De vraag die ter beantwoording voor ligt is of verdachte – door ondanks dit vermoeden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te vervoeren – als medepleger van of medeplichtige aan de poging tot brandstichting kan worden aangemerkt.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair en meer subsidiair ten laste gelegde, nu geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Het enkel vervoeren van medeverdachten levert een onvoldoende materiële en/of intellectuele bijdrage op om van een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat voor bewezenverklaring van medeplichtigheid sprake moet zijn van opzet of voorwaardelijk opzet op voltooiing van het gronddelict en op het leveren van een bijdrage hieraan. Hiervoor is onder meer vereist dat verdachte wist dat het gronddelict zou plaatsvinden, dan wel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gronddelict zou plaatsvinden. Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan worden vastgesteld. Verdachte heeft van meet af aan ontkend dat hij wist wat er ging gebeuren en het tegendeel blijkt niet uit het procesdossier. De rechtbank kan op grond van het dossier niet vaststellen wat op de betreffende avond in de auto is besproken. Verdachte wist dat er iets vervelends ging gebeuren. Dat maakt echter niet dat verdachte wist dat brand zou worden gesticht in een woning. Ook de wetenschap bij verdachte dat een jerrycan met benzine werd gevuld, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Niet kan derhalve worden bewezen dat verdachte opzet had op het gronddelict.
Ook kan niet worden bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat brand in de woning zou worden gesticht. Verdachte moest een hem onbekende richting op rijden en na het parkeren van de auto zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit de auto gestapt en van de auto weggelopen. Verdachte heeft verklaard niet te hebben gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het weglopen van de auto een jerrycan bij zich hadden en de rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Uit het samenstel van factoren dat een in beschonken toestand verkerende [medeverdachte 1] in de auto heeft gedreigd met “Ik ga je leven kapotmaken, ik ga je familie kapotmaken”, dat onderweg benzine in een jerrycan is getankt en dat door [medeverdachte 1] in de auto is gezegd “ik ga een jerry….. Ik ga naar die Osso”, kan naar objectieve maatstaven gemeten nog niet worden afgeleid dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [medeverdachte 1] een woning in brand zou steken. Daarnaast is niet komen vast te staan dat verdachte wist dat hij in de richting van de woning van de familie [naam ex-vriendin] reed. Verdachte heeft door de auto ergens naast een woonwijk te parkeren aldus niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het gronddelict zou worden gepleegd en dat hij, door daarnaar toe te rijden, een bijdrage daaraan zou hebben geleverd.
Daarbij komt dat hij mede blijkens het tapgesprek van 23 december 2016 waarin verdachte zegt dat hij afstand wilde houden en er niets mee te maken wilde hebben en blijkens de verklaring van [naam ex-vriendin] , dat zij op de achtergrond iemand in de auto heeft horen zeggen: “Stop, ik ga eruit. Ik wil hier niets mee te maken hebben.” met de gebruikte bewoordingen duidelijk blijk heeft gegeven van een wil tegenovergesteld aan de voltooiing van een delict.
Dit alles leidt tot de volgende slotsom. Het was verstandiger geweest als verdachte gezien de gemoedstoestand van [medeverdachte 1] en de omstandigheid dat hij zelf “geen goed gevoel” had, niet de auto was gaan besturen. Dat hij dit heeft gedaan en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vervolgens brand hebben gesticht, is hem in strafrechtelijke zin evenwel niet aan te rekenen. Verdachte wordt vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde.
Dezelfde redenering geldt voor de meest subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan vernieling van een ruit van de woning waarin de familie [naam ex-vriendin] woont. Op grond van het dossier kan niet geoordeeld worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet daarop had.
Op grond van het hieraan voorafgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.G. Odink, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en F.P. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.H. Limburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2017.