ECLI:NL:RBAMS:2017:9743

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
13/684097-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak tegen minderjarige verdachte voor woningovervallen en straatroven

In deze jeugdstrafzaak is de minderjarige verdachte, geboren in 2001, veroordeeld tot maximale jeugddetentie en een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De zaak betreft een reeks woningovervallen en straatroven die samen met zijn oom en neef zijn gepleegd, waarbij vooral (hoog)bejaarde slachtoffers het doelwit waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten in de periode van 19 tot en met 23 februari 2017 meerdere overvallen hebben gepleegd in Amsterdam en Diemen. De slachtoffers waren kwetsbare vrouwen, waaronder een 95-jarige vrouw, die door de verdachten met geweld zijn benaderd en beroofd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het georganiseerde karakter van de daden zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de uitvoering van de misdrijven en heeft daarbij geweld gebruikt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, wat zijn strafbaarheid in verminderde mate beïnvloedt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, zoals elektronisch toezicht en een avondklok. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die aanzienlijke schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684097-17 (Promis)
Datum uitspraak: 21 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte ] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA] en aldaar feitelijk verblijvende.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 november 2017, 30 november en 7 december 2017.
De zaken tegen de meerderjarige verdachte [medeverdachte 1] en de minderjarige medeverdachten [verdachte ] en [medeverdachte 2] zijn deels gelijktijdig met elkaar en deels afzonderlijk van elkaar behandeld. De bespreking van de ten laste gelegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten alsmede het requisitoir en de pleidooien hebben telkens afzonderlijk van elkaar plaatsgevonden op diverse zittingsdagen. Daarbij heeft de behandeling van de zaken tegen de minderjarigen achter gesloten deuren plaatsgevonden. De vorderingen van de benadeelde partijen en de slachtofferverklaringen zijn gelijktijdig in de zaken van de drie verdachten in een openbare zitting aan de orde gesteld. De zaken tegen de drie verdachten zijn vervolgens alle op 7 december 2017 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern en van wat verdachte en zijn raadslieden mrs. C. Crince le Roy en S. Ben Tarraf naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), de heer [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), de heer [naam 3] , namens Spirit en de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte zijn 13 strafbare feiten ten laste gelegd. Kort gezegd komt het er op neer dat hij samen met zijn oom [medeverdachte 1] (toen 30 jaar) en zijn neef [medeverdachte 2] (toen 15 jaar) in de periode van 19 februari 2017 tot en met 23 februari 2017 een reeks aan woningovervallen en straatroven en pogingen daartoe zou hebben gepleegd in Amsterdam Buitenveldert en Diemen. De slachtoffers betroffen steeds (hoog)bejaarde vrouwen, waarvan de oudste toen 95 jaar was. Tevens zijn voorbereidingshandelingen van een gewelddadige beroving in Den Haag ten laste gelegd, ten behoeve waarvan de drie verdachten op 23 februari 2017 hakmessen, maskers en tape voorhanden zouden hebben gehad.
Ook wordt verdachte ten laste gelegd dat hij samen met anderen (waaronder [medeverdachte 1] ) op 15 augustus 2016 een poging heeft gedaan tot een woningoverval op mevrouw [naam 4] , de ex-schoonmoeder van [medeverdachte 1] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs [1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11 en 12 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4, 5, 9 10 en 13 ten laste gelegde omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Daarnaast dient verdachte bij de diverse andere feiten te worden vrijgesproken van de geweldshandelingen en de gevolgen daarvan. Verdachte heeft geen opzet gehad op het ontstane letsel bij de verschillende slachtoffers.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Daarbij komen eerst de door de verdachten gebruikte telefoonnummers en voertuigen aan de orde. Vervolgens zullen de beschuldigingen in chronologische volgorde (op een enkele uitzondering na) worden besproken met per feit conclusies over de bewezenverklaring en eventuele verweren.
Telefoonnummers
a.
a) [medeverdachte 1] : [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
Blijkens CIOT-gegevens staat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op naam van [naam 5] . [naam 5] is de ex-vriendin van verdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft het telefoonnummer sinds 2012 acht maal in zijn contacten met de politie opgegeven als zijn telefoonnummer. [2]
In zijn verhoor bij de politie op 24 februari 2017 verklaart [medeverdachte 1] dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer 2] is. [3] Bij zijn verhoor bij de politie op 4 april 2017 verklaart [medeverdachte 1] dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer 2] van hem is en dat hij hiervoor gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ook verklaart hij in dit verhoor dat hij zijn telefoon nooit uitleent. [4]
In de auto van verdachte [medeverdachte 1] is op 23 februari 2017 onder meer een telefoon van verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. Deze telefoon is onderzocht. Hieruit blijkt dat in de contactpersonenlijst van de telefoon onder andere een contact staat met de naam [medeverdachte 1] . Bij dit contact staat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en een foto van verdachte [medeverdachte 1] . In de telefoon van verdachte [verdachte ] staan de namen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] gekoppeld aan de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] . [5]
De rechtbank acht de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen redengevend voor de vaststelling dat verdachte
[medeverdachte 1]gebruiker is van de telefoonnummers
[telefoonnummer 1] (hierna: * [telefoonnummer 1] ) en [telefoonnummer 2] (hierna: * [telefoonnummer 2] ).
b)
[verdachte ] : [telefoonnummer 3]
[verdachte ] verklaart in zijn verhoor bij de politie op 7 maart 2017 dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] zijn telefoonnummer is. [6]
Blijkens CIOT-gegevens staat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] op naam van [naam 6] . [naam 6] is de moeder van verdachte [verdachte ] . Verdachte [verdachte ] heeft bij twee eerdere verhoren bij de politie verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer 3] zijn telefoonnummer is. [7]
Uit een opgenomen tapgesprek van 23 februari 2017 blijkt dat het getapte telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebeld wordt door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Er komt geen gesprek tot stand, maar wel was de voicemail te horen: “
Dit is de voicemail van [verdachte ]”. [8]
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen vast dat het
telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: * [telefoonnummer 3] )in gebruik is bij verdachte
[verdachte ] .
c) [medeverdachte 2] : [telefoonnummer 4]
Uit onderzoek in de politieregistratiesystemen blijkt dat het nummer [telefoonnummer 4] staat geregistreerd onder de namen [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2001 en [naam 7] , geboren op [geboortedatum 13] 1995. [naam 7] blijkt volgens GBA de moeder van te zijn van [medeverdachte 2] . Uit CIOT-gegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] op naam staat van [naam 7] . [9]
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen vast dat het
telefoonnummer + [telefoonnummer 4](hierna: * [telefoonnummer 4] ) in gebruik is bij verdachte
[medeverdachte 2] .
Voertuigen
a.
a) zwarte Toyota Auris, kenteken [kenteken 1]
De getuige [naam 5] (ex-vriendin van verdachte [medeverdachte 1] ) verklaart bij de politie dat zij van 2011 tot oktober 2016 een relatie heeft gehad met [medeverdachte 1] . Ook verklaart zij dat zij vanaf 22 juli 2016 in het bezit is van een zwarte Toyota Auris, kenteken
[kenteken 1]en dat [medeverdachte 1] vaak gebruik maakte van deze auto. [medeverdachte 1] gebruikte volgens haar voor 95% de auto. [10] Verdachte [medeverdachte 1] verklaart op 4 april 2017 bij de politie dat hij een half jaar geleden in de auto van zijn vriendin reed. Dit betrof een zwarte Toyota Auris. [11]
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte [medeverdachte 1] in de periode 22 juli 2016- oktober 2016 gebruik maakte van een zwarte Toyota Auris, kenteken [kenteken 1] .
b) grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 2]
[medeverdachte 1] heeft vanaf 30 januari 2017 een voertuig op zijn naam staan, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , zijnde een personenauto van het merk Opel, type Astra, kleur grijs, bouwjaar 1999. [12]
Verdachte [medeverdachte 1] verklaart op 4 april 2017 bij de politie dat hij een eigen auto heeft, een Opel Astra. [13]
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte [medeverdachte 1] vanaf 30 januari 2017 in het bezit was van een grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 2] .
De rechtbank zal hierna de tenlastegelegde feiten in chronologische volgorde bespreken (met uitzondering van feit 12 ).
Straatroof 19 februari 2017 [straat 2] , Amsterdam (feit 11 )
Op 19 februari 2017 vindt de volgende WhatsApp communicatie plaats tussen * [persoon 1] (hierna: * [telefoonnummer 3] ) en * [persoon 2] (hierna: * [telefoonnummer 4] ):
- Tussen 15:32 uur en 15:37 uur:
* [telefoonnummer 3] :
Bhai gaan we iemand kannen?
(…)
* [telefoonnummer 4] :
Jaah lik ma welloeh niz om iemand te kannen
* [telefoonnummer 3] :
Wat liw j dn?
* [telefoonnummer 4] :
Die o of gwn gwn die ov
* [telefoonnummer 3] :
Kanus man
Interpretatie door verbalisant: [verdachte ] vraagt aan [medeverdachte 2] of ze iemand gaan beroven “kannen”. [medeverdachte 2] geeft aan wel zin te hebben (wellouh niz). Ze overleggen wat ze gaan doen die “o” of gewoon die “ov”. Met “ov” wordt in de straattaal overval bedoeld.
- Om 19:47 uur
* [telefoonnummer 4] :
Doen we die torie mt [medeverdachte 1]
*[telefoonnummer 3] :
Yow
* [telefoonnummer 4] : Dn ga k nu schetsen vn misty
* [telefoonnummer 3] : Wil j
* [telefoonnummer 4] : Sii broer
* [telefoonnummer 3] : Safe k leb [medeverdachte 1] dn
Interpretatie door verbalisant: [medeverdachte 2] vraagt of ze nog wat gaan doen met [medeverdachte 1] “ [medeverdachte 1] ”. [verdachte ] vraag of hij wil. [medeverdachte 2] zegt ja. [verdachte ] zegt dat hij dan “ [medeverdachte 1] ” gaat bellen. [14]
Aangeefster [aangeefster 1] ( [geboortedatum 4] 1936) verklaart dat zij op 19 februari 2017 rond 21:30 uur over de [straat 1] en [straat 2] naar huis fietste. Aangeefster passeerde drie mannen op de fiets. Bij [straat 2] parkeerde zij haar fiets in de box. Toen ze de box uitkwam, stonden opeens die drie mannen voor haar. De mannen trokken aan haar schoudertas. Aangeefster viel. Nadat aangeefster de tas losliet renden de mannen weg. Eén van de mannen was wat kleiner dan de anderen, hij had weinig haar en was ouder dan de andere twee. De volgende goederen zijn bij de straatroof weggenomen: een telefoon, een leesbril, een OV-chipkaart, een geldbedrag van 80 euro en een tas. [15]
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het feit bekend. Hij heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] de auto had geparkeerd. Toen kwam er een vrouw aan fietsen. Zij had haar fiets in een box gestopt en toen zij eruit kwam, pakte [verdachte ] , verdachte, haar tas. Daarna zijn zij met z’n drieën weggerend naar de auto. Zij hadden die vrouw alle drie gezien, want ze kwam aanfietsen. [medeverdachte 1] zei toen: “kom we gaan haar volgen”. De buit was iets meer dan honderd euro. [16]
Verdachte heeft het feit bekend. Hij heeft verklaard dat de vrouw haar fiets weg ging zetten. Verdachte trok haar tas en rende weer weg. De buit was 120, 40 de man. [medeverdachte 1] had het slachtoffer uitgekozen. [17]
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, alsmede gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat dit feit kan worden bewezen.
Straatroof 21 februari 2017, Buitenveldert, Amsterdam (feit 8)
Aangeefster [aangeefster 2] ( [geboortedatum 5] 1954) verklaart op 21 februari 2017 dat zij die dag rond 12 :40 uur slachtoffer is geworden van een straatroof op de Mensinge te Amsterdam. Daarbij zijn haar tas, telefoon (Samsung), bankpas, creditcard en een geldbedrag van 170 euro weggenomen. Bij de beroving waren twee daders betrokken. Aangeefster liep samen met een vriendin de Mensinge in. Aangeefster werd toen opeens vastgepakt aan de schouderband van haar tasje. Haar tasje werd hard van haar schouder getrokken. Hierna knapte de schouderband en kon de dader haar tas meenemen. Nadat de daders haar tasje hadden, renden zij weg richting een geparkeerde kleine grijze auto. Hier stapten zij beiden in. Zij reden weg in de richting van de Van Leijenberghlaan. [18]
De getuige [getuige 1] verklaart dat zij samen met aangeefster liep en de straatroof heeft gezien. Zij zag dat de daders twee jonge jongens waren. Zij stapten daarna snel in een auto, deze stond heel dichtbij en was lichtgrijs/zilvergrijs van kleur. De auto reed vervolgens weg richting de Van Leijenberghlaan. [19]
Uit de bij [bedrijf] opgevraagde reisbewegingen van het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 1] , een grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 2] , blijkt dat deze auto op 21 februari 2017 omstreeks 12 :48 uur een camera passeerde op de Beethovenstraat, richting Noord, 100 meter na Ringweg A10 Zuid. De door aangeefster genoemde rijroute komt overeen met een logische route richting de Beethovenstraat. [20]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat het slachtoffer een Chinese mevrouw was, zij was met een andere Chinese mevrouw. Verdachte en zijn medeverdachten hadden een tas met geld en een telefoon meegenomen. Die telefoon is door hen verkocht. Na de straatroof zijn zij in de auto gestapt. [medeverdachte 1] zat in de auto. [21]
Verdachte heeft bekend dat hij betrokken is geweest bij dit feit. Hij heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was. Het slachtoffer was een Chinese vrouw, zij liep samen met een andere Chinese vrouw. [verdachte ] stapte uit de auto, pakte de tas, rende weg en stapte weer in de auto. Het leverde hem en zijn medeverdachten 220 euro op. Naast het geld zat in de tas ook een telefoon, Samsung. Deze is voor 120 euro verkocht, waarbij ieder 40 euro kreeg. [22]
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, alsmede gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat dit feit kan worden bewezen.
Poging overval woning [straat 1] Amsterdam, 21 februari 2017 (feit 2)
Aangifte
Aangeefster [aangeefster 3] ( [geboortedatum 6] 1930) verklaart op 21 februari 2017 dat zij in het ziekenhuis ligt als gevolg van een poging overval die die dag heeft plaatsgevonden in haar woning aan de [straat 1] [nummer 1] te Amsterdam. Aangeefster was thuis en is omstreeks 13:30 uur haar woning uitgegaan om boodschappen te doen bij de [winkel] op het Gelderlandplein te Amsterdam. Op de terugweg is zij even op een bankje gaan zitten op de hoek van het fietspad met de Van Heenvlietlaan. Aangeefster zag toen een beige of grijze vierdeursauto rijden over het fietspad. Zij zag twee jongemannen die op de hoek van het fietspad stonden. De auto reed naar deze mannen toe en de mannen stapten in. De auto reed vervolgens weg over de [straat 1] . Nadat aangeefster de gezamenlijke toegangsdeur naar haar galerijwoning had geopend, zag zij dat een man mee naar binnen liep, nog voordat de deur dichtviel. De man liep achter aangeefster aan de lift in. De man was donker gekleurd, had een stevig postuur en was ongeveer 40-45 jaar. Toen de lift op de eerste verdieping open ging, stapte de man ook uit. Toen aangeefster bij haar woning naar binnen ging, zag zij dat de man weer terug liep richting de lift. Een paar minuten nadat aangeefster binnen was gekomen, hoorde zij de bel. Aangeefster zag een man van 18-20 jaar voor haar deur staan, donkergekleurd, ongeveer 160-165 lang en met een slank postuur. De man zei dat hij een pakketje voor aangeefster had. Aangeefster zag dat het een doos was met een plaatje van een pan erop. Aangeefster opende de voordeur en wilde voorover buigen om te kijken wat voor naam er op het pakketje stond. Op dat moment zag en voelde zij dat de man met beide handen hard tegen haar borst duwde en haar op die manier achterover duwde. Aangeefster viel daardoor achterover op de grond in de gang. Aangeefster schrok enorm en voelde gelijk een hevige pijn op haar achterhoofd. Zij is meteen hard gaan gillen en krijsen. Zij zag dat de man meteen wegliep, in de richting van de lift. Aangeefster merkte dat er op haar achterhoofd een wond zat, want deze bloedde hevig. [23]
Letsel
Uit een letselverklaring van aangeefster volgt onder meer dat bij aangeefster op 21 februari 2017 een hoofdwond, een subgaleaal hematoom rechts occipotaal, licht traumatische hoofd-hersenletsel en een irregulaire hartritme wordt vastgesteld. [24]
Aangeefster kan na de overval niet meer zelfstandig wonen. Zij heeft een hoofdwond aan de ene zijde en een flinke bloeduitstorting aan de andere zijde. De hoofdwond is gehecht. Zij heeft tot tweemaal toe een hartstilstand gehad. Verder is zij geopereerd en heeft zij een pacemaker gekregen. [25]
Camerabeelden afgelegde route en vervoersbewegingen Opel Astra
Op camerabeelden van de door aangeefster afgelegde route is te zien dat op 23 februari 2017 om 14:26:03 uur twee personen in dezelfde richting als aangeefster lopen. Deze personen komen uit de richting waar zij het voertuig eerder hadden geparkeerd. Daarna is te zien dat het voertuig achter de twee personen langs rijdt en dat de twee personen in de richting van [straat 1] lopen in dezelfde richting als aangeefster. Het voertuig rijdt verder. Te zien is dat het een grijze vijfdeurs Opel Astra betreft. Om 14:28:09 uur rijdt de Opel Astra over de Geervliet in de richting van het fietspad van [straat 1] . [26]
Uit onderzoek naar de vervoersbewegingen van de grijze Opel Astra met kenteken [kenteken 2] blijkt dat dit voertuig op 21 februari 2017 kort voor de overval in de richting van het plaats delict, [straat 1] te Amsterdam, reed en kort na de overval wegreed van het plaats delict. [27]
Getuigenverklaringen
De getuige [getuige 2] , woonachtig aan [straat 1] te Amsterdam verklaart dat zij samen met haar buurvrouw bij de flat aan kwam lopen. Daar zagen zij drie mannen staan. NN1 was een oudere man, rond de 30 jaar, getint en een gezet postuur. NN2 was een jongere man van rond de 16-18 jaar oud. Hij droeg een doos bij zich. NN3 was ook een jongere man tussen de 16-18 jaar oud. Aangeefster deed de toegangsdeur open. Toen zij in de lift stond, zag zij dat NN3 zijn voet tussen de toegangsdeur deed. Zij zag hierna dat NN2 en NN3 richting de voordeur van “ [aangeefster 3] ” (het slachtoffer) liepen. NN1 bleef daarbij een aantal meter voor de deur van [aangeefster 3] staan. Zij zag dat de deur van [aangeefster 3] open ging. Snel daarna zag zij de mannen alle drie wegrennen. [28]
De getuige [getuige 3] , woonachtig aan de [straat 1] te Amsterdam, was samen met haar buurvrouw [getuige 2] . Ook zij heeft de drie mannen gezien. Zij zag ook dat de jonge jongen zijn voet tussen de deur hield, waardoor de deur open bleef. De oudste was rond de 30 jaar. De twee jongste waren rond de 16 jaar. De oudste was wat steviger dan de twee jongsten. Zij hadden allemaal een donkere huid. De oudste had een ronde kop en was iets kalend boven op zijn hoofd. [29]
Mevrouw [naam 8] , woonachtig aan de [straat 1] te Amsterdam, verklaart dat zij de moeder van [medeverdachte 1] , de tante van [medeverdachte 2] en de oma van [verdachte ] is. [verdachte ] en [medeverdachte 2] hebben tijdens de schoolvakantie, in de week van 20 tot en met 26 februari 2016, enkele dagen bij haar gelogeerd. [30]
Op 21 februari 2017 vindt rond 18:48 uur het volgende WhatsApp gesprek plaats tussen* [telefoonnummer 3] (“ [persoon 3] ”) en ene “ [persoon 4] ”:
[persoon 3] : “
Kil bij me oma wonen er oude tattas vrouwen met saaf”(…)
[persoon 4] :
“Hvl heb je gepakt”?
[persoon 3] :
“In totaal 6barkie”. Delen door 3. 2 bar per persoon.
Interpretatie door verbalisant: Bij oma [verdachte ] wonen oudere Nederlandse vrouwen “tattas vrouwen”met geld “saaf”. [persoon 4] wil weten hoeveel hij heeft gepakt. [verdachte ] zegt 600 euro “6 barki”. Gedeeld door 3 dus 200 euro per persoon. [31]
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 2]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte ] naar het winkelcentrum was geweest. Bij de [winkel] hadden zij aangeefster gezien. Daar kwam ook het idee om haar te gaan beroven. [medeverdachte 1] kwam met dat plan. De jongemannen die aangeefster op het fietspad heeft zien staan, waren [verdachte ] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] zat in de auto. [medeverdachte 1] heeft [verdachte ] en [medeverdachte 2] opgehaald op de hoek van het fietspad, zoals aangeefster ook heeft verklaard. In de auto zei [medeverdachte 1] : “Yo faka heb je die vrouw gezien?” [medeverdachte 2] en [verdachte ] zeiden dat zij haar hadden gezien. Toen had [medeverdachte 1] zijn auto geparkeerd en hebben zij gewacht tot aangeefster naar huis liep. [verdachte ] is de persoon geweest die aan de deur is geweest. Hij belde aan bij de woning met een pakketje. [medeverdachte 1] had tegen hem gezegd dat hij met die doos moest aanbellen. [medeverdachte 2] stond om de hoek en [medeverdachte 1] stond achter hem. [medeverdachte 2] is samen met zijn [verdachte ] en [medeverdachte 1] weggerend op het moment dat [medeverdachte 1] zei dat er iemand stond. [medeverdachte 1] zei volgens [medeverdachte 2] dat zij weg moesten rennen. [32]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] tegen hem zei: “jij speelt postbode”. [medeverdachte 1] had de vrouw al eerder gezien. Hij had haar gevolgd om te kijken waar zij woonde. [medeverdachte 1] heeft een voet tegen de centrale toegangsdeur gezet, zodat zij naar binnen konden in de flat. [verdachte ] heeft vervolgens bij de vrouw aangebeld. Zij stonden met z’n drieën voor de deur, maar alleen [verdachte ] stond in het zicht. [medeverdachte 2] stond naast hem. [verdachte ] zei tegen de vrouw dat hij een pakketje voor haar had. [medeverdachte 1] duwde toen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] gaf [verdachte ] een tik. Dat was het teken om naar binnen te gaan. [verdachte ] stapte toen naar binnen met [medeverdachte 2] . [verdachte ] duwde die vrouw naar binnen. De vrouw is naar achteren gevallen en schreeuwde om hulp. [medeverdachte 1] riep “Chino”, dat betekende dat er een man kwam. Hierna is verdachte met zijn medeverdachten weggerend. [33]
De internetgeschiedenis op de telefoon van [medeverdachte 1] in combinatie met een WhatsApp gesprek
Op de bij verdachte [medeverdachte 1] inbeslaggenomen telefoon bleek de website AT5 te zijn bezocht op 22 februari 2017, waarbij het artikel betreffende de woningoverval in Buitenveldert meermalen werd bezocht [34] :
Bejaarde vrouw gewond bij woningoverval Buitenveldert - AT5 (…) 22-2-2017 om 0: [nummer 5] :29
Op 22 februari 2017 vindt een minuut later het volgende WhatsApp gesprek plaats tussen “ [medeverdachte 1] ” (gebruikmakend van nummer * [telefoonnummer 1] ) en “ [persoon 3] ��” (gebruikmakend van nummer * [telefoonnummer 3] ) (hierna: “ [persoon 3] ”) [35]
00:13 uur e.v. [medeverdachte 1] :
Torie staat op at5 van btv
[persoon 3] :
Echt? (…)
[medeverdachte 1] :
Yep (…)
[medeverdachte 1] :
Vrouw is nog 86 (…) Fuck dat Saaf=saaf
[persoon 3] :
Ja G
[medeverdachte 1] :
Ben nu tot alles in bro Vooral op pinpas
Vrijwillige terugtred?
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit primair een beroep gedaan op de vrijwillige terugtred door verdachte. [medeverdachte 1] zou tegen verdachte hebben gezegd: “Chino”, waarbij verdachte dacht dat er een man aan kwam. [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat [medeverdachte 1] wegrende omdat hij iemand zag.
De rechtbank overweegt dat op grond van de inhoud van het dossier en de door de raadsman aangevoerde omstandigheden blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten dachten dat er iemand aan kwam lopen. Dit betreft een externe, van buiten komende, factor, als gevolg waarvan zij dachten te worden betrapt. Uit niets blijkt dat het misdrijf niet is voltooid door andere, van de wil van de dader(s) afhankelijke, omstandigheden. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het voorgenomen misdrijf slechts niet is voltooid ten gevolge van, niet van de wil van verdachte afhankelijke, omstandigheden. De rechtbank verwerpt op grond daarvan het beroep op vrijwillige terugtred.
Noodlottige val?
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is geweest van een noodlottige val van aangeefster en dat verdachte nooit voor ogen heeft gehad dat aangeefster hierbij zo lelijk ten val zou komen. De rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank volgt de verklaring van aangeefster, nu er geen enkele aanleiding bestaat om aan de inhoud van deze verklaring te twijfelen. Aangeefster is heel duidelijk in haar verklaring: de man bij de deur duwde haar achterover en aangeefster viel op de grond. Daarbij is er een duidelijke letselverklaring waaruit onder meer blijkt dat sprake is van een hoofdwond en ernstig letsel bij aangeefster. Vaststaat dat aangeefster achterover is gevallen en dat dit is gebeurd als gevolg van het handelen door verdachte, die fysiek geprobeerd heeft binnen te dringen in de woning van het hoogbejaarde slachtoffer. Dat verdachte daarbij niet het opzet zou hebben gehad op het intreden van het (zwaar lichamelijk) letsel bij aangeefster, doet daar niet aan af.
Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte kan worden veroordeeld ter zake van het onder dit feit aan hem ten laste gelegde. Verdachte had een actieve rol in de voorbereiding en uitvoering van de poging woningoverval. Verdachte en zijn medeverdachten hadden met elkaar besproken dat zij iemand zouden gaan overvallen. Zij hebben de (hoog)bejaarde aangeefster toen als slachtoffer uitgekozen en haar naar haar huis achtervolgd. Vervolgens belde verdachte aan, waarbij hij zich voordeed als postbezorger. Hierna is aangeefster door zijn toedoen gevallen, als gevolg waarvan er letsel bij aangeefster is ontstaan. Het in de tenlastelegging opgenomen letsel, waaronder een hartstilstand, beoordeelt de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht het causaal verband tussen de woningoverval en dit zwaar lichamelijk letsel bewezen. Door het begin van uitvoering van die woningoverval is het slachtoffer lelijk ten val gekomen en heeft zij meteen hoofdletsel opgelopen, waarna zij moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Diezelfde nacht nog heeft zij tot tweemaal toe een hartstilstand gekregen. Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het een direct gevolg is geweest van de poging tot woningoverval en de rechtbank acht dus ook die strafverzwarende omstandigheid bewezen. Gelet op het hiervoor overwogene is tevens sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, op grond waarvan het medeplegen kan worden vastgesteld.
Straatroof 21 februari 2017, Aalscholverpad, Diemen (feit 3)
Aangeefster [aangeefster 4] ( [geboortedatum 7] 1957) verklaart dat zij op 21 februari 2017 omstreeks 15:55 uur op een bankje langs het Aalscholverpad te Diemen zat. Zij was op haar telefoon bezig toen zij op een gegeven moment merkte dat iemand haar telefoon uit haar handen trok. Zij keek op en zag twee jongens. De telefoon die gestolen is, betreft een Microsoft Lumia 950 XL. [36]
Uit politieonderzoek blijkt dat er op 21 februari 2017 een Microsoft Lumia 950XL is opgekocht door een bedrijf, genaamd [naam bedrijf] , gevestigd aan [adres 1] . De telefoon was ingekocht voor 127 euro van [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 8] 1986. Er worden camerabeelden opgevraagd van deze winkel en hierop worden verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op beelden van 21 februari 2017 omstreeks 16:39 uur herkend. [37]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft dit feit bekend. Hij heeft verklaard dat zijn neef (medeverdachte [medeverdachte 1] ) de vrouw zag zitten op een bank. Zij kwamen daar met een auto. Zijn neef zei toen tegen zijn neefje (verdachte) “ga die telefoon pakken met hem”. Hiermee bedoelde hij [medeverdachte 2] . Toen zijn [verdachte ] en [medeverdachte 2] uitgestapt en heeft [verdachte ] de telefoon gepakt. Daarna had [medeverdachte 1] hen weer opgehaald. Hij heeft vervolgens de telefoon bij [naam bedrijf] verkocht. [medeverdachte 2] heeft hiervoor ongeveer 40 euro gekregen. [38]
Verdachte heeft dit feit bekend. Hij heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto zat. [verdachte ] hoorde opeens: “Boys kijk hier op de bank” en “Kom we pakken deze”. [medeverdachte 1] zei tegen hem: “Check daar op de bank”. [verdachte ] trok toen die telefoon. [medeverdachte 2] rende achter hem aan. Daarna stapten zij weer in de auto bij [medeverdachte 1] en hebben zij de telefoon bij [naam bedrijf] verkocht. De buit was tussen de 120 en 130 euro. Dit hebben zij onderling verdeeld. [39]
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, alsmede gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat dit feit kan worden bewezen.
Poging straatroof 22 februari 2017, de Weerdestein Amsterdam (feit 9)
Aangeefster [aangeefster 5] ( [geboortedatum 9] 1939) verklaart dat zij op 22 februari 2017 omstreeks 14:10 uur slachtoffer is geworden van een poging straatroof op de Weerdestein te Amsterdam. Bij de beroving waren twee daders betrokken. Aangeefster liep met een uitgeklapte paraplu. Plotseling voelde zij dat er op de paraplu werd geslagen. Aangeefster verloor hierdoor haar evenwicht en viel achterover. Zij droeg haar schoudertas met band schuin over haar lichaam en rechts aan de achterkant van haar heup. Plotseling zag zij dat er twee mannen bij haar stonden. Eén voor haar en één achter haar. Zij zag en voelde dat de man voor haar met kracht aan de band van haar tas trok. Aangeefster pakte haar tas stevig vast en zag dat de draagband van de tas kapot getrokken werd. Zij hield haar tas nog steeds vast en heeft de man een aantal keren tegen zijn benen geschopt. Tevens riep zij: “politie, politie”. De mannen schrokken en renden vervolgens weg. De mannen gingen er in een auto vandoor richting de Arent Janszoon Ernststraat. [40]
Uit bij [bedrijf] opgevraagde reisbewegingen van het voertuig van de medeverdachte [medeverdachte 1] , een grijze Opel Astra, kenteken [kenteken 2] , blijkt dat deze auto op 22 februari 2017 omstreeks 14:13 uur een camera passeerde op de toerit Ringweg A10 Zuid in de richting A10 Noord ter hoogte van de Europaboulevard. Dit is 3 minuten na de poging straatroof op Weerdestein. Het voertuig reed aan de hand van deze [bedrijf] gegevens kort na de straatroof weg van het plaats delict. [41]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft dit feit bekend. Hij heeft bij de politie verklaard dat bij dit feit het slachtoffer een paraplu had. Zij waren met z’n drieën: [verdachte ] en [medeverdachte 2] stapten uit de auto, [medeverdachte 1] was in de auto. [verdachte ] kwam van voor en [medeverdachte 2] kwam van achteren. [verdachte ] ging voor haar staan. [verdachte ] trok aan de tas van het slachtoffer maar het lukte niet en zij kwam ten val. [verdachte ] en Dheerai zijn toen weggerend. [42]
Op 22 februari 2017 omstreeks 18:36:04 uur zegt [persoon 2] tegen ene “ [persoon 6] ” over de WhatsApp:
“Jaah vriend vndg was ov mislukt kkr zooi”.
Interpretatie van dit gesprek door verbalisant: [medeverdachte 2] zegt dat vandaag de “ov” mislukt was. Verbalisant is ambtshalve bekend dat met “Ov” in de straattaal een overval wordt bedoeld. [43]
Alhoewel verdachte dit feit heeft ontkend, is de rechtbank van oordeel dat er op grond van de inhoud van de voorgaande bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat om tot een bewezenverklaring van deze poging straatroof in vereniging te kunnen komen. De rechtbank weegt hierin met name mee dat de verklaring van de medeverdachte goed past bij hetgeen de aangeefster over dit feit heeft verklaard en daarin ook heel specifiek is over bijvoorbeeld het feit dat aangeefster een paraplu bij zich had. Gelet daarop, alsmede gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat dit feit kan worden bewezen.
Overval woning 22 februari 2017, Diemen, [adres 2] (feit 1)
WhatsApp
Op 21 februari 2017 vindt het volgende WhatsApp gesprek plaats tussen “ [medeverdachte 1] ” (gebruikmakend van nummer * [telefoonnummer 1] ) en “ [persoon 3] ��” (gebruikmakend van nummer * [telefoonnummer 3] ) (hierna: “ [persoon 3] ”):
17:56 uur [persoon 3] :
Osso kil. K wil saaf maken kil(…)
19:29 uur [medeverdachte 1] :
maak je niet druk morgen of donderdag weer(…) (…) Als je 2 barkie per dag maken is goed toch
19:30 uur [persoon 3] :
K wil sws meer
19:30 uur [medeverdachte 1] :
Dan moeten we meer doen Ik wil ook meer
19:30 uur [persoon 3] :
K wil wel
19:31 uur [medeverdachte 1] :
Geloof me bro grote risico maar een osso met pinpas zijn we binnen(…)Dat is wat we moeten bereiken
19:32 uur [persoon 3] :
Bro k ben voor alles in staat. J hbt zelf gezien laatste dagen me hoofd s heet bro(…)
23:56 uur [persoon 3] :
En als osso kan dn dt(…)
Interpretatie door verbalisant:
[verdachte ] zegt dat hij thuis is en geld “saaf” wil maken. [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte ] zich niet druk moet maken en “morgen of donderdag” weer. Als ze 200 euro “2barkies”per dag maken dan is het goed. [verdachte ] zegt dat hij meer wil. [medeverdachte 1] zegt dat ze dan sowieso meer moeten doen en hij wil ook meer. Een huis “osso” met pinpas is een groot risico, maar dan zijn ze wel “binnen”. Dat moeten ze bereiken. [verdachte ] is tot alles in staat en heeft laten zien de laatste dagen dat hij “een heet hoofd” heeft.
Gezien de context van het gesprek wordt er zeer waarschijnlijk over een overval in een woning gesproken waarbij een pinpas moet worden buitgemaakt. Het risico is wel groter. Ze geven aan er allebei voor in te zijn
. [44]
Melding en aangifte
Verbalisanten krijgen op 22 februari 2017 omstreeks 15:47 een melding dat een oudere dame in haar woning aan het [adres 2] te Diemen zou zijn overvallen. [45]
Aangeefster [aangeefster 6] ( [geboortedatum 6] 1921) verklaart aan de politie dat zij zojuist is overvallen door drie donkere jongens. Die middag was zij naar het winkelcentrum in Diemen geweest. Bij thuiskomst ging de bel. Zij zag toen een donkere man voor haar deur staan. Hij had een pakketje bij zich, een doos met daarop afgebeeld een pan. Aangeefster opende de deur. De man zei dat dat hij een pakketje voor aangeefster had en dat zij ergens moest tekenen. Aangeefster zei dat zij geen pakket had besteld. De man duwde haar naar binnen de hal in. Aangeefster zei nogmaals dat zij niet ging tekenen voor het pakketje. Hierop duwde de man haar nog harder naar achteren en begon tegen haar te schreeuwen. De man kwam heel bedreigend over. Hij schreeuwde: “als je nu je pinpas geeft, is alles over!” Al schreeuwend en duwend belandde aangeefster samen met de man in haar woonkamer. Aangeefster is op een stoel gaan zitten. Naast deze stoel stond een telefoon. Aangeefster probeerde haar buren te bellen, maar de man trok de hoorn uit haar hand. De man bleef maar schreeuwen en voor haar staan, terwijl zij op de stoel zat. Aangeefster zag en voelde dat de man met zijn voorhoofd in de richting van haar hoofd ging en haar een kopstoot gaf. Vervolgens zag en voelde zij dat de man haar met zijn hand een klap gaf op haar wang. Aangeefster zag toen opeens nog een man haar woonkamer in komen lopen. Deze tweede man had een rol tape vast. Aangeefster werd bang en heeft toen haar pinpas gegeven. Vervolgens heeft zij een (onjuiste) pincode op een briefje geschreven en dit aan de tweede jongen gegeven. Zij voelde dat zij hierna weer werd geduwd in de richting van de keuken. In de hal werd zij gedirigeerd naar het toilet. In de hal zag zij ook opeens nog een derde jongen staan. Al duwend is aangeefster op het toilet beland. Daar is zij gebleven tot zij niets meer hoorde. Daarna heeft zij de buren gewaarschuwd. De buren hebben vervolgens rond 15:45 uur de politie gebeld. Aangeefster zag direct dat haar sleutels waren meegenomen. Ook zag zij dat haar portemonnee uit haar tas was gehaald. In haar portemonnee zat een geldbedrag van ongeveer 30 euro en haar identiteitsbewijs. Alle drie de jongens hadden een donkere huidskleur en droegen donkere kleding. Een van hen was zwaarder van postuur. Hij was ongeveer 40 jaar oud en de andere twee waren nog snotneuzen. [46]
Aangeefster heeft in aanvulling op haar aangifte verklaard dat de man echt heel agressief was. Hij had een capuchon op met een klepje. Aangeefster denkt dat er in dat klepje of in de zoom iets van metaal of ijzer moet hebben gezeten. Zo voelde het toen deze man haar die kopstoot gaf. De derde man was de wat dikkere man. Hij was de persoon met tape in zijn handen. Toen aangeefster op de stoel zat in de woonkamer, stond de derde man ook in de woonkamer en wilde de gordijnen dichtdoen. Juist de combinatie met de gordijnen dichtdoen en de tape maakte aangeefster bang. Aangeefster heeft als gevolg van de overval pijn aan haar rechterarm, tussen haar schouders en aan haar elleboog. [47]
Pinpogingen met pas aangeefster
Met de pinpas van aangeefster is op 22 februari 2017 om 15:48:41 uur en om 15:48:51 uur geprobeerd te pinnen bij de pinautomaat in de [winkel] op de Harriet Freezerstraat te Amsterdam. Dit is gedaan door medeverdachte [medeverdachte 1] , in het bijzijn van verdachte. Op de betreffende camerabeelden is, naast verdachte en zijn medeverdachte, ook een grijze Opel Astra te zien. [48]
Tapgesprek woningoverval
Binnen een opsporingsonderzoek naar een overval in een woning (feit 12 ) in de politieregio Haaglanden is er op 21 februari 2017 een technische actie aangesloten op het telefoonnummer van [verdachte ] (* [telefoonnummer 3] )
Op 23 februari 2017 en aanvullend op 27 februari 2017 is een gesprek op deze tap dat plaatsvond op 22 februari 2017 om 15:20:38 uur tussen * [telefoonnummer 3] en * [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 1] ) uitgeluisterd en uitgewerkt. In het gesprek zijn vier stemmen te horen. Bij het uitluisteren van het gesprek herkende verbalisant [verbalisant] van de politieregio Amsterdam-Amstelland drie van de vier stemmen als: verdachte [verdachte ] , verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] . Verbalisant [verbalisant] herkende deze stemmen, nu hij voornoemde verdachten in het onderzoek 13Vidalia heeft verhoord als verdachten:
(…)
[medeverdachte 1] : ok even kijken hoe ik weg moet rijden Ik moet die kant wegrijden denk ik he
[medeverdachte 2] : Nee g dan kom je toch nooit meer de weg op
[medeverdachte 1] : laat me eerst kijken laat me eerst dat checken anders komen we straks daar en dan hebben we een probleem
[verdachte ] : gaat het lukken?
[medeverdachte 2] : ja toch je gaat toch niet zo G…eh hebben we geen blaadje dat we zeggen dat ze moet tekenen…blaadje…maar je moet die brief dan wel meenemen
[medeverdachte 1] : maar ze gaan niet tekenen toch voordat ze tekenen heb je je actie al gepleegd
(…)
[medeverdachte 2] : eh maar wacht waar is die tape
[medeverdachte 1] : jij hebt alles bij je
(…)
[verdachte ] : die tape voor der mond toch
[medeverdachte 1] : Ik vind het jammer dat jullie geen duiven zijn jongen anders zou ik het doen.
[verdachte ] : we kunnen ook gewoon driemans toch
[medeverdachte 2] : wil je dat proberen?
[medeverdachte 1] : proberen, noh die uitkijk is belangrijk man kankersukkel ik vind uitkijk belangrijk toch begrijp je.
[verdachte ] : faka ik ben nu in Diemen
[medeverdachte 1] : doe jullie ding doe jullie ding (…) zodra je pinpas en pincode hebt is klaar kunnen we weg.
(…)
[medeverdachte 1] : stel je voor gaat het mis. Jullie weten waar je naartoe moet rennen. (…) [medeverdachte 2] jij ook he? Er wordt niet gepraat he? Als het mis gaat.(…) [verdachte ] als je binnen bent gelijk de deur dichtdoen he.
[verdachte ] : ik heb een pakketje voor u
(…)
NN-vrouw: ik zit op helemaal niks te wachten
(…)
[medeverdachte 1] : vraag een pen vraag een pen
(…)
NN-vrouw: nee ik pak het niet aan en ik onderteken ook niks nee
(…)
[medeverdachte 1] : [verdachte ] probeer move te maken. [medeverdachte 2] kom achter je aan. (…) broer ga naar binnen duw duw duw (…) [verdachte ] duw [verdachte ] duw duw duw (…) [verdachte ] ga naar binnen duwen duw duw duw duw duw (…) Je kan het duwen. Je kan het duwen.
(…)
[medeverdachte 2] : Nu! actie actie actie
(…)
[verdachte ] : uw pincode en dan laat ik u met rust
(…)
[medeverdachte 1] : Boys jullie zijn binnen man.
[verdachte ] : Uw pincode en dan ga ik weg
[medeverdachte 1] : deur dicht doe deur dicht deur dicht. [medeverdachte 2] deur dicht deur dicht.
(…)
NN-vrouw: je krijgt me pinpas niet, dat geef ik aan niemand
(…)
[verdachte ] : PINPAS NU! Je maakt me boos je maakt me boos
(…)
[verdachte ] : geef die kankerpas verdomme (…) nu je kankerpas
[medeverdachte 1] : …die kop dicht dicht, plak dicht!
(…)
[verdachte ] : Je raakt me niet aan verdomme. Ik wil nu je kankerpas. Als je dit niet geeft is het klaar. Ik wil je pas en je code en dan ben ik meteen weg, dan laat ik je voor altijd met rust, dat is het enige dat ik wil.
NN-vrouw: je bent gek
[verdachte ] : [medeverdachte 2] plakken
(gestommel, vrouwenstem die “auw!” roept)
[verdachte ] : Ik wil jouw pas en ik laat jou met rust. Anders ga ik geweld gebruiken dat wil ik niet tegen je gebruiken
[verdachte ] : De pas ey!
NN-vrouw: NEE
[verdachte ] : Het is beter voor jou het is niet nodig (…)Ik ben groter dan jou…ik maak je af als ik wil dus geef me die pas. Als je dat niet doet kan een einde aan je leven maken. Ik wil nu jouw fucking pas anders ga ik me pistool voor je trekken, Ja?
NN-vrouw: nee
[verdachte ] : ik ga mijn pistool trekken. Ik ga je doodmaken he? de keuze is aan jou mevrouw.
(…)
Tas pakken verdomme, nu in de keuken. En je blijft hier zitten verdomme. Ik maak geen grappen met je.
(…)
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] doe die deur open voor mij
[verdachte ] : er komt een andere gozer van mij als je hem dan niet je pincode geeft
(…)
[medeverdachte 1] : Zet haar in de wc, zet haar in de wc (…) kom dan boys, kijk of het de goede is (…) Ophangen iedereen ophangen (…)
[verdachte ] : … is nu eruit he?
[medeverdachte 1] : Ik weet niet We hebben het goed gedaan, maar nog niet 100%
(..)
[verdachte ] : ING richting de poortje
[medeverdachte 2] : je gaat vinden, je gaat vinden
[verdachte ] : [medeverdachte 1]
[medeverdachte 2] : Maar je moet bedekt binnen he!
[medeverdachte 1] : jaja [49]
Verklaring medeverdachte
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie bekend dat hij samen met [verdachte ] en [medeverdachte 1] de overval heeft gepleegd. [medeverdachte 1] had aangeefster die dag al eerder op het oog gekregen toen zij samen in het winkelcentrum waren. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte ] zijn aangeefster toen lopend gaan volgen, daarna zijn zij weer in de auto gestapt en naar de woning van aangeefster gereden. [medeverdachte 1] had tegen [medeverdachte 2] gezegd: “we willen haar pakken”. Hiermee bedoelde hij dat zij haar zouden gaan overvallen. [medeverdachte 2] , [verdachte ] en [medeverdachte 1] zijn elkaar gaan bellen in één gezamenlijk gesprek. Vervolgens deed [verdachte ] zich voor als postbezorger, hij had een doos met daarop een pan. [medeverdachte 2] had duct tape bij zich. [verdachte ] stond voor de deur en [medeverdachte 2] stond om de hoek. Daarbij keek hij naar [medeverdachte 1] die in de auto zat omdat [medeverdachte 1] hem zou gaan seinen. Toen [medeverdachte 1] via de telefoon tegen [medeverdachte 2] zei dat hij de woning ook moest ingaan, heeft [medeverdachte 2] dit gedaan. [medeverdachte 2] duwde toen [verdachte ] naar binnen. [medeverdachte 2] is ook naar binnen gegaan en heeft de deur dicht gedaan. [verdachte ] zei tegen de vrouw dat zij moest gaan zitten. [medeverdachte 2] heeft de deur voor [medeverdachte 1] open gemaakt en is vervolgens naar boven gegaan om te kijken of daar ook nog mensen waren. Toen hij beneden kwam, zag hij dat aangeefster door [medeverdachte 1] en [verdachte ] op de wc was gezet. Toen aangeefster in het begin wilde opstaan om de telefoon te pakken, heeft [verdachte ] deze afgepakt. Toen zij weer een andere telefoon wilde pakken, heeft [medeverdachte 2] deze telefoon afgepakt. Deze telefoon heeft hij hierna weer teruggelegd. [verdachte ] wilde de pinpas en pincode van aangeefster. [medeverdachte 2] heeft gehoord dat [verdachte ] tegen haar zei “moet ik mijn pistool trekken” en “ ik wil nu je pinpas”. [medeverdachte 2] verklaart verder dat hij door anderen ook vaak “ [medeverdachte 2] ” wordt genoemd. Het plan om iemand te gaan beroven was de dag ervoor al gekomen, toen waren [medeverdachte 2] , [verdachte ] en [medeverdachte 1] ook samen. [50]
Verklaring verdachte
Verdachte [verdachte ] heeft bekend dat hij mee heeft gedaan aan de woningoverval. [verdachte ] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden aangeefster die dag eerder al gezien in het winkelcentrum. [medeverdachte 1] zag haar bij de kassa staan. Zij hebben haar toen achtervolgd. Bij het huis van aangeefster deed [verdachte ] zich voor als postbode. Hij had een pakketje bij zich. [verdachte ] heeft om de pinpas gevraagd en de telefoon van aangeefster afgepakt toen zij wilde gaan bellen om hulp. [verdachte ] heeft ook gedreigd dat hij zijn pistool zou pakken. Toen [medeverdachte 1] binnenkwam, zei [verdachte ] : “Kom ga loesoe, snel snel”. Aangeefster moest toen van [medeverdachte 1] in de wc gaan zitten. [51]
Ter terechtzitting heeft [verdachte ] verklaard dat toen aangeefster de pinpas niet wilde geven, [medeverdachte 1] binnenkwam. [medeverdachte 2] had de deur voor hem open gemaakt. [verdachte ] was zelf de hele tijd bij aangeefster. [52]
Aantreffen pinpas aangeefster in jaszak medeverdachte [medeverdachte 1]
In de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] is op 2 maart 2017 in de jaszak van de jas van verdachte [medeverdachte 1] een pinpas aangetroffen die op naam staat van aangeefster [aangeefster 6] . [53]
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, alsmede gelet op de inhoud van de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de woningoverval in vereniging zoals onder dit feit aan hem ten laste is gelegd. Verdachte had daarbij een actief aandeel in de voorbereiding en uitvoering van de woningoverval. Verdachte was de persoon die aanbelde en zich voordeed als postbezorger. Vervolgens heeft hij aangeefster naar binnen geduwd en bedreigd. Hij heeft langdurig tegen haar geschreeuwd dat hij haar pinpas wilde hebben en heeft haar telefoon afgepakt toen zij probeerde te bellen. Ook heeft hij haar een kopstoot gegeven en geslagen. Alhoewel verdachte het plegen van deze laatstgenoemde geweldshandelingen heeft ontkend, volgt de rechtbank hierin de verklaring van aangeefster. Zij is op dit punt volstrekt helder: de man met het pakketje was de man die haar naar binnen duwde, haar een kopstoot gaf en heeft geslagen. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de inhoud van deze verklaring te twijfelen.
Straatroof 22 februari 2017, Strandvliet, Amsterdam (feit 7)
Aangeefster [aangeefster 7] ( [geboortedatum 10] 1955) verklaart dat zij op 22 februari 2017 omstreeks 19:10 uur op metrostation Strandvliet te Amsterdam stond. Daar kwam een jongen op haar af rennen. Aangeefster zag en voelde dat deze jongen aan haar boodschappentas rukte. Zij trok terug, maar moest toch loslaten omdat hij zo sterk was. Daardoor viel zij naar achteren, met haar achterhoofd op de vloer. Zij voelde erg veel pijn op haar hoofd, haar voet en knie. De jongen rende hierna met haar tas weg. De weggenomen goederen betreffen: een boodschappentas, een portemonnee, een bril van het merk Rayban, een bankpas, een witte telefoon van het merk Huawei P8 Lite, een geldbedrag, postzegels, handschoenen, capuchon van jas, schroevendraaier, een centimeter, een Veninol spray en een broodtrommel. [54]
Bij de doorzoeking in de auto van verdachte (Opel Astra [kenteken 2] ) wordt op 24 februari 2017 onder andere een witte telefoon van het merk Huawei P8 Lite aangetroffen. Deze telefoon is van aangeefster. Op 2 maart 2017 wordt in deze auto een bril van het merk Ray-Ban gevonden. Bij het zien van de bril verklaart aangeefster [aangeefster 7] aan verbalisant: “Ja, dit is inderdaad mijn bril. Dit is de bril die van mij gestolen is”. [55]
Op 22 februari 2017 omstreeks 20:00 uur vindt het volgende gesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 2] :
D: Jij wat gedaan?
L: Uhu ik heb saaf gemaakt
D: Hoeveel?
L: Barkietje
D: Of wat
L: En ik heb nog Huawei p8 light
D: Met wie ben je
L: Alleen neshie heeft met net osso gezet we hebben in totaal twee nogwat gepakt in strandje
D: Ai of wat
L: Op een vrouw G
D: Ooooeee!!
L: Ey broer kill weet je wat is gebeurd ik ben gewoon gevallen tijdens die torie
D: Echt!!
L: Want zij was ook gevallen en ik struikelde over haar tas heen g
D: Echt?
L: Ja man
D: Ging ze
L: He?
D: Ging ze tegenstrib
L: Uh volgens mij niet ja ja ja ze ging wel terugtrekken maar kill ik had wel die ik had wel gewonnen.
Interpretatie verbalisant: uit het tapgesprek blijkt dat hij ( [verdachte ] ) samen met [medeverdachte 1] een Huawei P8 Lite buit heeft gemaakt. Ook zegt hij “twee nog wat” te hebben gepakt. Hiermee wordt vermoedelijk meer dan 200 euro bedoeld.
Op 22 februari 2017 omstreeks 21:56 uur vindt er een WhatsApp gesprek plaats tussen verdachte [medeverdachte 2]
.Interpretatie van dit gesprek door verbalisant: [verdachte ] geeft aan veel pijn te hebben. Hij was gevallen. Hij dacht dat die vrouw hem zou “blazen” toen hij viel. Vermoedelijk bedoelt hij hier “slaan” mee. Hij stond op en rende voor zijn leven. Hij was heel snel. [56]
Verdachte heeft dit feit bekend. Hij heeft verklaard dat hij alleen was in de auto met [medeverdachte 1] . Zij zagen een vrouw en zeiden: “kijk deze”. [verdachte ] trok haar tas en viel toen, of zij viel eerst, dat weet [verdachte ] niet meer precies. [verdachte ] stapte in de auto en was weg. De buit was hier 180 en een telefoon, een witte Huawei P8. [57]
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, alsmede gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat dit feit kan worden bewezen.
Poging straatroof 23 februari 2017 te Diemen (feit 6)
Aangeefster [aangeefster 8] ( [geboortedatum 11] 1939) verklaart dat zij op 23 februari 2017 omstreeks 11 :30 uur slachtoffer is geworden van een poging straatroof. Er waren twee daders bij betrokken: dader 1 en dader 2. Op het moment dat aangeefster de toegangsdeur van haar woning aan de Tobias Asserlaan te Amsterdam wilde openen, voelde zij dat zij van achteren werd geduwd door dader 1, die zij onder andere omschrijft als een lichtgetinte 15 jarige jongen van ongeveer 1.45 m met een slank postuur. Zij voelde dat er aan haar schoudertas werd getrokken door dader 1. Aangeefster schrok en heeft enorm gegild. Naast dader 1 zag zij nog een man staan, dader 2. Dader 2 wordt door haar omschreven als een licht getinte man van ongeveer 20 jaar van ongeveer 1.70 m ook met slank postuur. Aangeefster denkt dat dader 1 van haar gegil schrok en toen de tas losliet. Zij zag toen dat dader 1 wegrende. Uit het niets zag zij toen dat dader 2 zijn rechtervuist balde en deze met kracht tegen haar wang sloeg. Vervolgens zag zij de daders wegrennen. Aangeefster heeft pijn aan haar wang als gevolg van het delict. Haar wang is dik geworden en blauw gekleurd. [58]
Uit een letselverklaring van aangeefster blijkt onder meer dat zij een bloeduitstorting heeft ter hoogte van haar jukbeen en bovenkaak. [59]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] was. Het slachtoffer liep en [medeverdachte 1] zag haar in een portiek. [verdachte ] deed alsof. Hij pakte met één hand de tas. De vrouw schrok. [verdachte ] rende daarna weg in de auto. [60]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] die vrouw in de portiek zag staan en hij zei tegen [verdachte ] dat ze erachter aan moeten gaan. [medeverdachte 2] heeft toen de deur van de auto opengehouden en [verdachte ] deed alsof hij die tas wilde pakken. De vrouw gilde en toen zijn ze weggerend. [61]
Vrijwillige terugtred?
Uit de aangifte volgt dat dader 1 wegrende op het moment dat aangeefster begon te schreeuwen, daarna werd zij nog eens geslagen door dader 2. [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat zij weg zijn gerend op het moment dat het slachtoffer gilde. Deze omstandigheden in aanmerking genomen, ziet de rechtbank, anders dan de raadsman, geen enkele aanleiding voor een geslaagd beroep op een vrijwillige terugtred door verdachte. Uit niets blijkt immers dat het misdrijf niet is voltooid door andere, van de wil van de dader afhankelijke, omstandigheden. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat het voorgenomen misdrijf slechts niet is voltooid ten gevolge van, niet van de wil van verdachte afhankelijke, omstandigheden. De rechtbank verwerpt hiermee het beroep op vrijwillige terugtred. Het feit dat verdachte, blijkens zijn eigen verklaring, enkel zou hebben gedaan alsof hij de straatroof wilde gaan plegen, doet daar niets aan af, gelet ook op de uiterlijke verschijningsvorm van hetgeen er is gebeurd. De aangeefster is heel duidelijk: zij werd hard aan haar tas getrokken. Aangeefster schrok hierdoor en is toen hard gaan gillen. Daarna werd zij geslagen. Alhoewel dit slaan door verdachte, als ook door [medeverdachte 2] wordt ontkend, volgt de rechtbank hierin de verklaring van de aangeefster. Op grond van het dossier bestaat geen aanleiding om haar verklaring in twijfel te trekken en daarbij blijkt ook uit de opgenomen letselverklaring dat zij letsel heeft bekomen als gevolg van deze poging straatroof.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, waarbij de rechtbank het er, gelet op de omschrijving van de lengte van de daders, voor houdt dat [medeverdachte 2] in deze als dader 1 en [verdachte ] als dader 2 heeft opgetreden. De rechtbank heeft kunnen constateren dat [medeverdachte 2] kleiner is dan [verdachte ] , die verder ook een oudere indruk achter laat.
Straatroof 23 februari 2017 de Klencke te Amsterdam (feit 4)
Aangeefster [aangeefster 9] ( [geboortedatum 12] 1950) verklaart dat zij op 23 februari 2017 omstreeks 19:00 uur slachtoffer is geworden van een straatroof. Ter hoogte van de AJ Ernststraat voelde zij plotseling dat iemand haar tas met een harde ruk uit haar hand trok. Zij viel hierdoor voorover. Op haar tas stonden afbeeldingen van poezen. In de tas zaten een tube handcrème, huissleutels, een kam, een pakje papieren zakdoeken, een grijze portemonnee, een geldbedrag van ongeveer 14 euro, een lichtblauwe sjaal en een bontsjaal. Ook haar stempas voor de Tweede Kamerverkiezingen, spaarpassen van [winkel] en Kruidvat en identiteitsbewijs zaten in de tas. [62]
Verdachte wordt (samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 2] ) op 23 februari 2017 aangehouden in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] (Opel Astra [kenteken 2] ). Bij een doorzoeking in deze auto wordt vervolgens onder andere een tas met daarop een afdruk van twee poezen aangetroffen. In de tas zitten diverse pasjes op naam van [aangeefster 9] , geboren op [geboortedatum 12] , een grijze portemonnee met daarin een briefje van 10 euro, een brief met stempas voor de Tweede Kamerverkiezingen, een Kruidvat voordeelkaart en handcrème. Verder worden in deze auto twee sjaaltjes aangetroffen. Bij het zien van deze sjaaltjes verklaart aangeefster: “He, dat is mijn sjaaltje en die andere ook!” Ook wordt de identiteitskaart van mevrouw [aangeefster 9] in deze auto aangetroffen. [63]
Uit bij [bedrijf] opgevraagde reisbewegingen van het voertuig [kenteken 2] (auto van medeverdachte [medeverdachte 1] ) blijkt dat deze auto op 23 februari 2017 om 18:45 uur een camera passeerde en reed in de richting van Buitenveldert op de Europaboulevard richting Zuid, 50 meter na de Boelelaan. Op 23 februari 2017 reed de auto om 19:00 uur uit de richting van Buitenveldert. Toerit Ringweg A10, ter hoogte van de Europaboulevard richting Ringweg A10 Zuid. Samengevat: aan de hand van deze gegevens is te zien dat het voertuig [kenteken 2] kort voor de straatroof in de richting van het plaats delict de Oldengaarde Amsterdam reed en kort na de straatroof wegreed van het plaats delict. [64]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij reden en dat [medeverdachte 1] toen iemand zag. Hij stuurde [verdachte ] erop af. [verdachte ] vroeg [medeverdachte 2] of hij meeging. [verdachte ] pakte haar tas. De vrouw was rond de 70/80 jaar. Nadat [verdachte ] haar tas had gepakt, renden [medeverdachte 2] en [verdachte ] naar de auto. De rolverdeling was dat [medeverdachte 1] reed, [verdachte ] haar tas pakte en [medeverdachte 2] mee rende. Het idee kwam meer van [medeverdachte 1] vandaan. [65]
Alhoewel verdachte het plegen van dit feit heeft ontkend, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat om verdachte hiervoor te veroordelen. De rechtbank weegt hierin met name mee dat de verklaring van [medeverdachte 2] goed aansluit bij hetgeen de aangeefster over dit feit heeft verklaard, alsmede het feit dat de gestolen goederen zijn aangetroffen in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] , in welke auto verdachte en ook [medeverdachte 2] zaten op het moment dat zij werden aangehouden.
Voorbereidingshandelingen [casino] (feit 13)
Naar aanleiding van de woningoverval op mevrouw [aangeefster 6] op 22 februari 2017 (feit A1) heeft de politie een telefoontap gezet op het telefoonnummer van [medeverdachte 2] * [telefoonnummer 4] . Het nummer van [verdachte ] * [telefoonnummer 3] wordt al getapt naar aanleiding van de woningoverval in Den Haag (feit A12). Uit het proces-verbaal van bevindingen [66] met betrekking tot de taps van 23 februari 2017 – in combinatie met hetgeen bekend is over de telefoonnummers en de stemherkenningen [67] – kan het volgende worden afgeleid.
Op 23 februari 2017 om 21:40 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door verdachte [medeverdachte 1] (* [telefoonnummer 2] ).
Omstreeks 22:30 uur wordt [verdachte ] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] vraagt of de beller die ‘koelie sma’ nog heeft gezien. De man zegt hij haar op het oog heeft. [medeverdachte 1] zegt dat de jongens rustig moeten doen. Ze moeten uitrusten, want het moet vannacht gebeuren, 100 procent.
Omstreeks 23:15 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 1] . Hierbij vindt het volgende gesprek plaats (G= [medeverdachte 2] ) en N = [medeverdachte 1] )
G: Yo
N: Boys.. er is een sma
G: Ja
N: Die heeft twee en een halve kop. Twee en een half. Maar er is een Bakra, er is een bakra man.. een bakra man en die gaat nog ‘hem.’
G: Hoeveel?
N: Ja hij speelt nog door, maar die andere is al gestopt. Die sma is al gestopt. Ik weet niet voor wat jullie willen gaan. Willen jullie voor die man gaan met z’n drieën of willen jullie voor die vrouw gaan?
G: Die man toch
N: Gaan we voor die man?
G: ja
N: Dan hou ik hem in de gaten ja
G: Oke
N: Zeker he, maar we moeten taai zijn he
G: Is wel groot
N: Nee nee nee nee, maar best wel bigga, maar niet niet niet strong, niet strong
G: Ay no spang
N: Zeker he. Ik bouw op jullie he boys.
G: Ja
N: Dan man NTV ‘hem’ he dus ik zeg jullie al
G: ovs sowieso
N: Dus gelijk alles klaar zetten, klaar maken. Kappie alles, alles.
G: ovs No spang
N: Is goed. Ik hou jullie op de hoogte
G: Ayt
Interpretatie door politie: De beller ziet twee personen. Een vrouw met twee en een halve kop. Ambtshalve bekend dat kop 1000 euro betekent. Maar er is ook een andere man. Hij stelt de getapte (D) de keus of ze de man of de vrouw willen. Ze kiezen voor de man. De man is wel “bigga”(groot), maar niet strong (sterk). De beller zegt dat ze alles klaar moeten zetten. “Kappie” alles. Mogelijk wordt met “kappie” een kapmes bedoelt.
Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat de door [medeverdachte 1] gebruikte auto (grijze Opel Astra [kenteken 2] ) op 23 februari 2017 vanaf 21:30 uur wordt aangetroffen in een parkeergarage gelegen aan de [adres 4] , onder het [casino] te Scheveningen (Den Haag). Verbalisanten zien dat er op de achterbank van de auto twee donkergetinte personen zitten, die om 23:16 uur [dat is direct na het laatste hierboven weergegeven telefoongesprek; toevoeging rechtbank] beiden uit de auto stappen. Verbalisanten zien dat één van deze personen van achter de kofferbak vandaan komt en een lange zwarte regenjas heeft aangedaan, een zwarte pet met witte opdruk heeft opgezet en zwarte handschoenen heeft aangetrokken. Tevens zien zij dat de andere persoon een donkere capuchon over zijn hoofd heeft en verder volledig in het zwart is gekleed. [68] De personen blijken [verdachte ] en [medeverdachte 2] te zijn, zij worden aangehouden. [medeverdachte 1] wordt uiteindelijk in het casino aangehouden. [69] Uit de camerabeelden blijkt dat hij op 23 februari 2017 om 20:03 uur het [casino] te Scheveningen betreedt. Hij loopt daar rond totdat hij wordt aangehouden door de politie om 23:32 uur. [70]
[medeverdachte 2] wordt na zijn aanhouding gefouilleerd. In de rechterbroekzak van de verdachte wordt een hakmes aangetroffen. [71]
De auto van verdachte [medeverdachte 1] (de grijze Opel Astra [kenteken 2] ) wordt op 24 februari 2017 aan een onderzoek van de Forensische Opsporing onderworpen. In de zwarte rugtas is een hakmes aangetroffen. Op de vloer, voor bij de rechtervoorstoel is een masker aangetroffen. Op de grond achter de passagiersstoel is nog een zelfde soort masker aangetroffen. Tevens is er een rol duct tape aangetroffen en een handschoen met daarop een stuk duct tape. [72]
[verdachte ] heeft bij de politie verklaard dat hij op deze dag is opgehaald door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] wilde sowieso naar het casino gaan om geld te maken of te verliezen. En toen kwam het plan om iemand met veel geld te roven. [73]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij via het telefoongesprek wist dat [medeverdachte 1] in het casino liep met de intentie iemand te beroven. Hij had een hindoestaanse meid op het oog. Hij moest wachten tot hij kwam. ‘Hij zei nog iets over een Nederlander, dat we moesten kiezen’ volgens hem is 1 kop duizend. Die bakra man maakte wel veel geld. [medeverdachte 2] had een kapmes bij zich. Waarom? ‘mijn neef zei dat wij het moesten meenemen’. Volgens mij voor die beroving. [74]
Als hem in een later verhoor wordt gevraagd wiens idee het was om bij [casino] iemand te overvallen, antwoordt [medeverdachte 2] met ‘ [medeverdachte 1] ’. Het was in de auto gepland. [75]
De rechtbank stelt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, voorhanden heeft. Daarom zal moeten worden bewezen dat de voorwerpen die de verdachten en zijn (eventuele) medeverdachte(n) bij zich droeg(en) bestemd zijn tot het begaan van een dergelijk misdrijf. Krachtens de geldende jurisprudentie is daarbij van belang dat de voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar de uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen, dienstig konden zijn voor het misdadige (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213). Niet van belang is dat het merendeel van de aangetroffen voorwerpen normale gebruiksvoorwerpen zijn. Immers dienen de voorwerpen in hun gezamenlijkheid en naar hun uiterlijke verschijningsvormen te worden beoordeeld, waarbij ook niet geabstraheerd mag worden van het doel dat de verdachte met deze voorwerpen voor ogen had. Bij oordelen aangaande het bewijs van dat doel, spelen in beginsel alle feiten en omstandigheden van het geval een rol.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden kan worden bewezen dat sprake is van strafbare voorbereiding. [verdachte ] en [medeverdachte 2] hebben min of meer toegegeven dat het plan was om iemand te beroven. [medeverdachte 2] verklaart dat hij het kapmes mee had genomen op verzoek van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] was ter uitvoering van dat plan in het casino aan het rondkijken. Via de WhatsApp komt naar voren welke potentiële slachtoffers er zijn. ‘Het moet vanavond gebeuren’ zegt [medeverdachte 1] . Er wordt gekozen om met z’n drieën te gaan voor de grote, maar niet sterke man en ze moeten taai zijn. Alles moet klaar worden gezet zegt [medeverdachte 1] om 23:15 uur “kappie alles”. Om 23:16 uur ziet de observatie dat [verdachte ] en [medeverdachte 2] uit de auto stappen. [medeverdachte 2] heeft een lange zwarte jas aangedaan. [medeverdachte 2] heeft dan een kapmes in zijn broekzak. Uit de combinatie en de onderlinge samenhang van de aangetroffen voorwerpen en het vooropgezette plan van verdachten kan worden afgeleid dat zij deze voorwerpen voorhanden heeft gehad met het voornemen om daarmee een diefstal met (bedreiging van) geweld, dan wel afpersing te plegen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 13 ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
Medeplegen
Uit hetgeen hiervoor per afzonderlijk feit is vastgesteld, kan al worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de straatroven en woningovervallen en pogingen daartoe. Daarbij acht de rechtbank de bewezenverklaring van de straatroven en woningovervallen de modus operandi in onderlinge samenhang bezien tevens redengevend voor elkaar.
De rechtbank acht het aangewezen om ook in algemene zin een opmerking te maken over de onderlinge samenwerking.
In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. (HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581, NJ 2011/481). Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. (HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, NJ 2004/443). De kwalificatie van medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is (HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474). Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen - bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" - een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit.
Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. (Vgl. bijvoorbeeld HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9972, NJ 2012/452). Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding, aldus de Hoge Raad.
Tegen de achtergrond van dit beoordelingskader belicht de rechtbank objectieve informatie die uit telefoongegevens is achterhaald. In de periode van 19 februari 2017 tot en met 23 februari 2017 hebben de verdachten namelijk onderling diverse conversaties gevoerd via WhatsApp.
Uit de WhatsApp gesprekken vanaf 19 februari 2017 blijkt dat [verdachte ] aan [medeverdachte 2] vraagt of ze nog iemand gaan kannen, dat betekent beroven. [medeverdachte 2] geeft aan wel zin te hebben. Ze overleggen wat ze gaan doen. [medeverdachte 2] vraagt of ze wat gaan doen met [medeverdachte 1] . [verdachte ] vraagt of hij wil. [medeverdachte 2] zegt ja. [verdachte ] zegt dat hij dan ‘ [medeverdachte 1] ’ gaat bellen. [76]
[medeverdachte 1] zegt op 20 februari 2017 tegen [medeverdachte 2] dat hij goed moet observeren om te kijken wie waar alleen woont. [medeverdachte 1] vraagt op 22 februari 2017 aan [medeverdachte 2] of ze het vandaag gaan doen. [medeverdachte 2] geeft aan van wel. Ze spreken af bij station Buitenveldert. [medeverdachte 2] vraagt of de wijk niet heet is. [medeverdachte 1] zegt dat ze om 13:00 uur afspreken en dan een paar dagen rust nemen. Ze hebben wel een pinpas nodig met code. [77]
Op 20 februari 2017 is er een gesprek tussen [verdachte ] en [medeverdachte 2] . [verdachte ] geeft aan dat het heet is in Buitenveldert, met andere woorden dat er vermoedelijk veel politie is. Hij geeft aan dat ze wel iemand kunnen observeren. [medeverdachte 2] vraagt of [verdachte ] al iemand op het oog heeft, een omaatje of zo. [verdachte ] geeft aan ook geld te willen. [78]
[verdachte ] zegt in een gesprek met een onbekende op 21 februari 2017 dat hij zo gaat “nakke”, stelen. Hij heeft vandaag drie mensen gekanteld, beroofd in Buitenveldert. Bij zijn oma wonen “oude tattas vrouwen met saaf’, oude Nederlandse vrouwen met geld. Ze hebben vandaag 6 barkie, 600 euro, gepakt. Gedeeld door drie is dat 200 euro per persoon. [79]
Op 21 februari 2017 spreken [verdachte ] en [medeverdachte 1] met elkaar via WhatsApp. [verdachte ] wil saaf maken. [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte ] zich niet druk moet maken en dat zij morgen of donderdag weer gaan. Als ze 200 euro per dag maken is dat goed, aldus [medeverdachte 1] . [verdachte ] wil meer. [medeverdachte 1] wil dat ook. Een osso (huis) met pinpas is wel een groot risico maar dan zijn ze wel binnen. Dat moeten ze bereiken. [verdachte ] is tot alles in staat. [medeverdachte 1] ook, maar hij kan niet ‘tasje doen’ en rijden tegelijk.
Ze bespreken hoe laat ze morgen afspreken en wat ze gaan doen. [verdachte ] zegt een paar tasjes te doen en een huis ‘osso’ als het kan. Hij wil het doen in ‘btv’ Buitenveldert. [medeverdachte 1] vraagt ‘Alweer btv’ en ‘Achter mekaar’. Dit doet vermoeden dat ze het recent ook hebben gedaan. [medeverdachte 1] zegt dat het hem niets uit maakt, ‘hoe meer hoe beter’. Maar hij wil echt gaan voor een pinpas, dan hebben ze koppen’. Mij is ambtshalve bekend dat ‘kop’ 1000 euro betekend. Ze willen met zijn drieën gaan, samen met dhee. Vermoedelijk bedoelen ze daar [medeverdachte 2] mee. [verdachte ] moet van [medeverdachte 1] alvast even nadenken over ‘mooie plekken waar veel oudjes wonen’. [medeverdachte 1] zegt dat die ‘torie’ van Buitenveldert op At5 staat. [verdachte ] kan het niet vinden. [medeverdachte 1] zegt dat de vrouw 86 was. Opvallend zijn de woorden ‘fuck dat’, ‘saaf saaf’ (geld is geld). Hij is in voor alles, vooral voor pinpas. [80]
Ze bespreken zeer vermoedelijk dat ze een huis willen overvallen en een pinpas willen pakken. Dan verdienen ze een paar duizend euro. Dat willen ze doen in Buitenveldert, waar ze zeer recent al berovingen hebben gepleegd. Ze willen een huis pakken van een persoon op leeftijd. [verdachte ] vraagt hoe laat [medeverdachte 1] bij hem is. [medeverdachte 1] zegt 13.00 uur en vraagt waar ze gaan beginnen. [verdachte ] zegt dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] ook moet bellen en rond 13.15 uur bij hem. [medeverdachte 1] zegt dat ze zelf naar ‘btv’ moeten komen. Hiermee bedoelen ze zeer vermoedelijk Buitenveldert. [verdachte ] is daar sowieso. [medeverdachte 1] vraagt of ze eerst een tasje doen of een huis ‘osso’. [verdachte ] zegt dat ze altijd eerst met een tasje beginnen en een huis als laatst doen. Als het huis mislukt is alles ‘geschetst’. Dan is er meteen politie ‘scotoe’. Ze spreken af te beginnen in Buitenveldert. [81]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze conversaties dat de verdachten voorafgaande aan de straatroven en woningovervallen en pogingen daartoe nauw en bewust hebben samengewerkt. Voorts blijkt in samenhang met de overige bewijsmiddelen het volgende. Tijdens de daadwerkelijke uitvoering van de straatroven (met uitzondering van mevrouw [aangeefster 1] en mevrouw [aangeefster 8] ) geldt steeds dat [verdachte ] degene was die de diefstal pleegde, [medeverdachte 2] daarbij aanwezig was en [medeverdachte 1] in de auto zat. Bij de straatroof op mevrouw [aangeefster 1] waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] er allebei vlakbij toen [verdachte ] de diefstal pleegde en bij de straatroof op mevrouw [aangeefster 8] was het [medeverdachte 2] die de tas probeerde af te pakken, [verdachte ] die mevrouw [aangeefster 8] sloeg en [medeverdachte 1] wachtend in de auto zat. Bij de woningovervallen zijn de drie verdachten allen in of bij de woning geweest. Uit de bekennende verklaringen van [verdachte ] en [medeverdachte 2] , de aangiftes en uit de voorgaande conservaties is af te leiden dat de verdachten met elkaar plannen maakten en hun voornemens vormgaven. Daartoe werden afspraken gemaakt over de locaties, de slachtoffers en de rolverdeling. De buit werd steeds in gelijke delen verdeeld. Er was een vast patroon waarbinnen de verdachten in die dagen opereerden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op die omstandigheden er steeds sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten.
Vrijspraken straatroven Boris Pasternakstraat (feit 5) en Havikshorst (feit 10)
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadslieden niet bewezen wat onder 5 en 10 is ten laste gelegd. Weliswaar vertonen beide straatroven gelijkenissen met de bewezen straatroven, maar is er onvoldoende direct bewijs dat verdachte en zijn medeverdachte(n) verantwoordelijk zijn voor deze feiten. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Poging woningoverval [straat 3] Den Haag 15 augustus 2016 (feit 12 )
Aangifte
Mevrouw [naam 4] verklaart dat zij op 15 augustus 2016 omstreeks 13:13 uur alleen in haar woning is als zij de voordeurbel hoort gaan. De woning is gelegen op de eerste etage van een appartementencomplex aan de [straat 3] nummer [nummer 5] te Den Haag. Het betreft een complex met zes woningen. Indien er wordt aangebeld, kan een bewoner de deur openen met een telefoon vanuit de woning. Mevrouw [naam 4] neemt na het horen van de bel haar telefoon op en hoort dat er een man voor de deur staat. Hij vertelt dat hij voor zijn moeder zou komen, die “ [naam 4] ” zou heten. Mevrouw [naam 4] opent de deur. Zij ziet dat een jongen voor de deur staan, welke zij in haar verklaring verder man 1 noemt. Plotseling ziet mevrouw [naam 4] dan ook nog twee andere jongens vanaf de trap haar woning in komen rennen. Zij noemt hen man 2 en man 3. Mevrouw [naam 4] wordt hard weggeduwd door deze jongens en komt hierdoor ten val. Man 2 draagt een bivakmuts en heeft een zwart metalen pistool met een lange slede bij zich. Doordat deze mannen haar duwen, ligt zij met haar hoofd op de grond. Zij probeert omhoog te komen, maar wordt weer door man 3 met haar hoofd naar beneden geduwd. Zij hoort man 2 tegen de andere mannen roepen: “
Plak haar mond, plak haar mond”. Opeens ziet zij een rol met plakband. Zij ziet dat er zwarte tape op zit. Man 1 trekt hier een stuk vanaf en brengt dit in de richting van haar gezicht. In een reflex lukt het mevrouw [naam 4] om dit uit zijn handen te slaan. Hierna probeert man 1 nog een keer de tape op haar gezicht te plakken. Mevrouw [naam 4] heeft de telefoon (waarmee zij eerder de deur had geopend) nog in haar handen. Zij hoort dat man 1 en man 2 tegen man 3 roepen dat hij de telefoon moet afpakken. Het lukt mevrouw [naam 4] om de telefoon vast te houden. De drie mannen zeggen tegen haar: “
mevrouw, als u meewerkt gaan wij u niets doen”.Mevrouw [naam 4] zegt dat zij meewerkt als de mannen haar los zouden laten. Zij voelt hierop dat de weerstand om haar naar beneden te houden, minder wordt. Op het moment dat mevrouw [naam 4] het idee krijgt om op te staan en alarm te gaan slaan, probeert man 1 weer haar mond dicht te plakken. Zij zegt tegen hem dat zij meewerkt, maar dat de mannen dan geen tape op haar gezicht moeten plakken. Man 3 pakt vervolgens haar handen vast zodat zij niet kan bewegen. Zij ziet dan dat man 1 en man 3 haar proberen vast te houden en probeerden te tapen, terwijl man 2 door haar huis loopt. Mevrouw [naam 4] ziet kans om op te staan en de deur te openen. Zij gaat de woning uit en schreeuwt hard dat er dieven in haar woning zijn. Zij wordt hierop door man 1 en man 3 meerdere malen tegen haar lichaam geslagen. Zij schoppen in haar rug en tegen haar hoofd. Hierna rennen de twee mannen weg, terwijl man 2 nog in haar woning loopt. Man 2 rent vervolgens naar mevrouw [naam 4] en geeft haar met het pistool een klap in haar rug en tegen haar hoofd. [82]
Een week later verklaart mevrouw [naam 4] bij de politie dat zij meerdere schoppen in haar rug voelde tijdens de overval. Ook werd zij meerdere keren tegen haar hoofd gestompt. Man 1 en man 3 hebben haar allebei op haar hoofd geslagen. De klappen en trappen heeft zij gekregen toen zij weer was gaan staan en naar haar bovenbuurvrouw riep dat zij door dieven werd geslagen. [83]
Mevrouw [naam 4] verklaart enige tijd later bij de politie dat zij nog eens heeft nagedacht over de woningoverval. Zij heeft sterk het vermoeden dat de daders bekenden moeten zijn, nu zij voor de overval was gebeld door iemand die vroeg naar een afslankmethode waar mevrouw [naam 4] bij betrokken was. De dochter van aangeefster had enkele jaren een relatie gehad met een man, genaamd [medeverdachte 1] . Mevrouw [naam 4] heeft sterke vermoedens dat deze [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij de woningoverval, nu haar dochter erachter was gekomen dat [medeverdachte 1] sieraden had beleend. Nadat de dochter van mevrouw [naam 4] haar een foto had getoond van een familielid van [medeverdachte 1] , [verdachte ] , herkende zij deze [verdachte ] direct als zijnde jongen 1 van de overval die bij haar aanbelde en met aangeefster in gesprek ging. Jongen 1/ [verdachte ] was ook de jongen met het plakband. Mevrouw [naam 4] verklaart verder dat zij op 15 augustus 2017 tussen 10:30 uur en 10:45 uur is gebeld door een anoniem nummer. De persoon aan de telefoon zei, evenals de persoon die aan de deur stond, dat hij de zoon van [naam 4] was. [84]
Uit onderzoek aan de telefoon van mevrouw [naam 4] blijkt dat zij op 15 augustus 2016 om 11 : 11 uur door het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] is gebeld. [85]
Onderzoek historische verkeersgegevens * [telefoonnummer 3]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] blijkt onder andere dat het nummer * [telefoonnummer 3] zich op 15 augustus 2016:
- om 08:24 uur in Amsterdam bevindt;
- vanaf 11 : 11 uur tot omstreeks 13:36 in Den Haag bevindt, waarbij er omstreeks 12:28 uur, omstreeks 13:15 uur en omstreeks 13:21 uur contact is met het nummer * [telefoonnummer 1] ;
- om 16:53 uur in Rotterdam bevindt;
- om 18:29 uur weer in Amsterdam bevindt. [86]
De historische gegevens van * [telefoonnummer 3] worden vergeleken met de netwerkmeting die op de plaats delict, [straat 3] te Den Haag, is verricht. Hieruit blijkt dat * [telefoonnummer 3] zich op het moment van het plegen van de overval in de directe omgeving van perceel [straat 3] bevond. [87]
Onderzoek historische verkeersgegevens * [telefoonnummer 1]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] blijkt onder andere dat het nummer * [telefoonnummer 1] zich op 15 augustus 2016:
- tot ongeveer 05.28 uur in Den Haag bevindt;
- van ongeveer 05:37 uur tot ongeveer 05:39 uur in Wateringen bevindt;
- van ongeveer 07.24 tot ongeveer 9:31 uur in Amsterdam bevindt;
- omstreeks 10:51 uur in Den Haag bevindt, waarbij omstreeks 12.28 uur, 13:15 uur en 13:21 contact is met het nummer * [telefoonnummer 3] (en er omstreeks 13:22:30 uur gebruik wordt gemaakt van de zendmast aan de Bakhuizenstraat te Den Haag);
- vervolgens tussen 13:50 uur tot 17:58 uur op diverse plekken in Nederland bevindt (Delft, Rotterdam, Dordrecht, Moerdijk, Breda, Terheijden);
- vanaf 18:50 uur tot 21:01 uur in Amsterdam bevindt. [88]
De historische gegevens van * [telefoonnummer 1] worden vergeleken met de netwerkmeting die op de plaats delict, [straat 3] te Den Haag, is verricht. Hieruit blijkt dat * [telefoonnummer 1] zich op het moment van het plegen van de overval in de directe omgeving van perceel [straat 3] bevond. [89]
Camerabeelden
Op de camerabeelden van de [straat 3] te Den Haag is te zien dat er op 15 augustus 2016 om 12:58:52 uur een zwarte Toyota Auris vanuit de Scheeperstraat in de richting van de Paul Krugerlaan rijdt. De [straat 3] ligt tussen de Paul Krugerlaan en de Scheeperstraat. [90]
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 3]
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart bij de politie dat hij in de zomer van 2016 betrokken is geweest bij een woningoverval in Den Haag. Samen met drie anderen is hij in een zwarte auto naar Den Haag gereden. De bestuurder van de auto was een volwassen man. De andere twee jongens waren rond de 15 jaar. Eén van deze twee jongens belde aan bij een woning. Deze jongen ging als eerste de woning in. Hierna ging de andere jongen naar binnen. [medeverdachte 3] ging als derde de woning in. [medeverdachte 3] verklaart dat hij plakband heeft gebruikt om de handen van de vrouw vast te binden. [91]
Verklaring verdachte
Verdachte verklaart bij de politie dat hij inderdaad in de woning van mevrouw [naam 4] was. Hij belde aan en is toen naar binnen gegaan. De vrouw ging schreeuwen. [verdachte ] hoorde vervolgens een deur opengaan en is toen weggerend. [verdachte ] had de vrouw al eerder gezien op een feest bij [medeverdachte 1] . Het was zijn schoonmoeder. [92]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de woningoverval heeft gepleegd met drie anderen. Hij heeft gezien dat de vrouw is geslagen en dat er is geprobeerd om haar met tape vast te binden. Hij heeft gehoord dat zij haar buren om hulp schreeuwde. Verdachte is samen met de twee andere jongens weggerend. Hierna zijn zij door [medeverdachte 1] opgepikt met de auto, een zwarte Toyota Auris, en weer weggereden. [93]
Chatgesprekken
In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] zijn meerdere chatgesprekken aangetroffen, onder andere gesprekken met een persoon die zich “ [persoon 3] ” noemt. Deze persoon maakt gebruik van het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] . Uit een chatgesprek op 14 augustus 2016, gevonden op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] blijkt het volgende [94] :
- 14-8-2016 12:43:00 en 12:43:07 [persoon 3]
“En me niffo weet war die odd licht.
Is zijn schoonmoeder.”
- 14-8-2016 12:44:08 en 12:44:44 [persoon 3]
“Drm hy gaat pas na nibbe als wij dr hebbn opgesloten
Pak hij die odd rijden wij loesoe”
- 14-8-2016 22:03:03 e.v. [persoon 3]
“Den Haag daar ligt sws 10kop eneer
We weten waar die odd ligt alles
We hoeven haar op te sluiten vastbinden dn doen bara en k jij pak die tellies enshit wifi torie bossen en me niffo pakt die saaf gaan we lesoe geld delen naar osso”
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 3] blijkt verder dat er op 14 augustus 2016 om 20:07:39 uur een chatgroep is gecreëerd, met als eigenaar verdachte [medeverdachte 3] . De personen die aan deze groep zijn toegevoegd, zijn: [medeverdachte 1] , [persoon 3] en [persoon 7] .
Bij [medeverdachte 1] staat het telefoonnummer * [telefoonnummer 1] vermeld. Bij [persoon 3] staat het telefoonnummer * [telefoonnummer 3] vermeld [95] :
- 14-8-2016 21:37:46 e.v. [persoon 3]
“DA morge 10 uur s me niffo bij mij”
Die vrouw s tusse bepaalde tijd oss
En we moeten observeren
We kunnen nii telang doen
- 15-8-2016 6:15:23 e.v. [telefoonnummer 5]

Gm hb nog nii gepit mr k ga pitte in die cap

Opmerking verbalisant:
Het is aannemelijk dat met cap: “auto” wordt bedoeld
Mt hvl mn zitte we in die cap
- 15-8-2016 6:17:04 e.v. [medeverdachte 1]
4
Ik jij [verdachte ] en die andere boy
Vanaf hoelaat kan je buiten zijn
Dan haal ik je alvasy
- 15-8-2016 6:18:01 [telefoonnummer 5]

Hb je cap?

- 15-8-2016 6:18:19 e.v. [medeverdachte 1]

Sukkel ik rij die cap

- 15-8-2016 6:30:01 e.v. [medeverdachte 1]
“Neem alles mee
Teaser en je weet wel”
15-8-2016 6:30:31 e.v. [medeverdachte 1]
Nog spang kom op en laten we die torie klaren
- 15-8-2016 6.58:31 e.v. [persoon 7]

(…) “ [medeverdachte 1] je hbt exstra handschoenen?”

Uit onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] (telefoonnummer [telefoonnummer 6] ) blijkt dat hij op 16 augustus 2016 de volgende chatgesprekken heeft gevoerd: [96]
- 13:37:26 - [telefoonnummer 6]

“Hmm kom net v een job uit denhaag”

- 13:38:15- E.E.

“Jy hebt nu 40 k?”

- 13: 38:32: - [telefoonnummer 6]

“nee mislukt”

- 13:38:42- E.E.

“waar kil?”

- 13:38:47: [telefoonnummer 6]
- 13:38:47:swhatsapp.net

“Denhaag”

- 13:39:03 – [telefoonnummer 6]

“Gin mt cap mt bara [verdachte ] fso zit op bmc hy woont in poort en ze niffo”

- 13:42:05 - [telefoonnummer 6]

“K dagt 40kop jonge mpp leev we ginnen om half10 kwyt die vrouw waa 1 uur thuis we maakte afspraak by die vrouw om half 2 wnt ze helpt mensen afvalleen en sporten ens”

13:42:16[telefoonnummer 6]
“Mt tt was die driver ze schoonmoedrr”
Uit onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] (telefoonnummer [telefoonnummer 6] ) blijkt dat hij op 15 augustus 2016 onder andere het volgende chatgesprek heeft gevoerd [97] :
15-8-2016 21:21:57- [telefoonnummer 6] s whatsapp.net
“Een kil wel s die kil ze schoonmoeder”
15-8-2016 21:24:12 e.v. [telefoonnummer 6]
“Ze heeft alarm in dr osso en ze liep de bure te wenke had me mattie dr mpp vaak gelit op dr hoofd
Se heeft sws hersenchiddng”.
Verweer ten aanzien van de toegepaste geweldshandelingen
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de woningoverval bekend. Hij heeft bekend dat hij de persoon was die aanbelde en het gesprek met aangeefster aanging. Alhoewel verdachte heeft ontkend ook geweld in de richting van aangeefster te hebben toegepast, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook kan worden veroordeeld ter zake van de aan hem ten laste gelegde geweldshandelingen. De rechtbank volgt hierin de verklaring van de aangeefster. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de inhoud van de deze verklaring te twijfelen. De aangeefster is heel duidelijk in haar verklaring: de persoon die bij haar aanbelde en met wie zij het gesprek voerde (verdachte dus), was tevens de persoon die haar meermalen heeft geprobeerd te tapen. Ook heeft deze man haar tegengehouden toen zij probeerde te ontkomen en heeft hij haar meermalen geslagen toen zij langs hem liep en wegvluchtte. De verklaring van verdachte dat hij het slaan met het vuurwapen door zijn medeverdachte niet zou hebben gezien, acht de rechtbank in het licht van de voorgaande bewijsmiddelen, alsmede gelet ook op de relatief kleine ruimte waarin het feit zich afspeelde, niet geloofwaardig. Verdachte had een actief aandeel in het plegen van het delict. Gelet op het door verdachte gebruikte telefoonnummer kan worden vastgesteld dat verdachte “ [persoon 3] ” was in de WhatsApp gesprekken. De dag en de avond voor het plegen van het feit besprak hij het plan met zijn mededaders. Verdachte is vervolgens samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] naar Den Haag gereisd. Verdachte was vervolgens de persoon die met een smoes aanbelde bij aangeefster, zodat de anderen op die manier ook binnen konden komen. Vervolgens heeft verdachte een flinke bijdrage geleverd aan het toegepaste geweld en was het, blijkens ook weer de inhoud van de WhatsApp conversaties, de bedoeling dat verdachte zou delen in de buit. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen door verdachte en dat hij dan ook kan worden veroordeeld voor alle geweldshandelingen, dus ook de geweldshandelingen die zijn verricht door zijn mededaders.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank houdt bij de bewezenverklaring de volgorde van de dagvaarding aan. De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 22 februari 2017 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning gelegen aan het [adres 2] ) heeft weggenomen een pinpas en een portemonnee (met daarin een geldbedrag van ongeveer 30,- euro) en een identiteitsbewijs en sleutels, toebehorende aan [aangeefster 6] (geboren op [geboortedatum 6] 1921), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangeefster 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [aangeefster 6] in de [winkel] , hebben uitgezocht en
- achter voornoemde [aangeefster 6] zijn aangelopen en gereden en
- zich naar de woning van voornoemde [aangeefster 6] hebben begeven en
- zich daarbij hebben voorgedaan als bezorger van een pakketje en
- voornoemde [aangeefster 6] (met kracht) (in de woning) hebben geduwd en
- de hoorn van de telefoon uit de handen van voornoemde [aangeefster 6] hebben getrokken toen voornoemde [aangeefster 6] de buren wilde bellen en
- voornoemde [aangeefster 6] een kopstoot (tegen het voorhoofd) hebben gegeven en
- voornoemde [aangeefster 6] tegen de wang, hebben geslagen en
- tegen voornoemde [aangeefster 6] hebben geroepen: "ik ga mijn pistool trekken" en "ik ga je dood maken he" en "de keuze is aan jou mevrouw", en
- voornoemde [aangeefster 6] in de toiletruimte hebben geduwd;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 21 februari 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning gelegen aan [straat 1] ) weg te nemen goederen en/of een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 3] (geboren op [geboortedatum 6] 1930), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [aangeefster 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders naar voornoemde [aangeefster 3] is toegegaan waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [aangeefster 3] in de [winkel] , hebben uitgezocht en
- achter voornoemde [aangeefster 3] zijn aangelopen en gereden en
- zich naar de woning van voornoemde [aangeefster 3] hebben begeven en
- zich (daarbij) hebben voorgedaan als bezorger van een pakketje en
- voornoemde [aangeefster 3] (met kracht) tegen de borst, hebben geduwd (waardoor voornoemde [aangeefster 3] achterover op de grond in de gang ten val kwam), ten gevolge waarvan voornoemde [aangeefster 3] zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en een subgaleaal hematoom en licht traumatische hoofd-hersenletsel en irregulaire hartritme en sinustachycardie en een hartstilstand) heeft bekomen;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 21 februari 2017 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, het Aalscholverpad, heeft weggenomen een telefoon (merk Microsoft Lumia), toebehorende aan [aangeefster 4] (geboren op [geboortedatum 7] 1957), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- zich achter voornoemde [aangeefster 4] hebben begeven en
- de telefoon uit de handen van voornoemde [aangeefster 4] hebben getrokken;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 23 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de Klencke, heeft weggenomen een tas en een tube handcrème en een sleutelbos en een kam en een pak papieren zakdoeken en een portemonnee en een geldbedrag (van ongeveer 14,- euro) en sjaals en een stempas en spaarpassen en een identiteitsbewijs, toebehorende aan [aangeefster 9] (geboren op [geboortedatum 12] 1950), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 9] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders (met kracht) de tas uit de handen van voornoemde [aangeefster 9] hebben gerukt (waardoor voornoemde [aangeefster 9] voorover ten val kwam);
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
op 23 februari 2017 te Diemen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de Tobias Asserlaan, weg te nemen een tas en goederen en een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 8] (geboren op [geboortedatum 11] 1939), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld tegen voornoemde [aangeefster 8] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan andere deelnemers aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te maken, met zijn mededaders, naar voornoemde [aangeefster 8] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [aangeefster 8] van achteren hebben geduwd en
- aan de tas van voornoemde [aangeefster 8] hebben getrokken en
- voornoemde [aangeefster 8] met kracht (met gebalde vuist) tegen de wang, hebben geslagen;
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
op 22 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg heeft weggenomen een (boodschappen)tas en een portemonnee en een (zonnebril (merk Rayban) en een bankpas en een telefoon (merk Huawei) en een geldbedrag en postzegels en een paar handschoenen en een sleutelbos en een capuchon en een schroevendraaier en een centimeter en een spray en een broodtrommel, toebehorende aan [aangeefster 7] (geboren op [geboortedatum 10] 1955), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- ( hard) op voornoemde [aangeefster 7] zijn afgerend en
- ( met kracht) aan de (boodschappen)tas van voornoemde [aangeefster 7] hebben getrokken (waarbij voornoemde [aangeefster 7] met haar achterhoofd op een betonnen vloer ten val kwam toen zij haar tas moest loslaten);
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde:
op 21 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, de Mensinge, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas en een telefoon (merk Samsung) en een bankpas en een creditcard en een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum 5] 1954) welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- voornoemde [aangeefster 2] (van achteren bij de schouderband van haar tas) hebben vastgepakt en vastgehouden en
- ( met kracht) de tas van de schouder van voornoemde [aangeefster 2] hebben getrokken (waardoor de schouderband van die tas knapte);
Ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde:
op 22 februari 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de Weerdestein, weg te nemen een tas en een of meer goederen en/of een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 5] (geboren op [geboortedatum 9] 1939) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [aangeefster 5] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, naar voornoemde [aangeefster 5] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededaders
- zich naar voornoemde [aangeefster 5] hebben begeven en
- tegen de paraplu van voornoemde [aangeefster 5] hebben geslagen (waardoor voornoemde [aangeefster 5] achterover ten val kwam) en
- ( met kracht) aan de (draagband van de) tas van voornoemde [aangeefster 5] hebben getrokken en de draagband van die tas kapot hebben getrokken;
Ten aanzien van het onder 11 ten laste gelegde:
op 19 februari 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, de [straat 2] , heeft weggenomen een tas en een telefoon en een leesbril en een OV-chipkaart en een geldbedrag (van ongeveer 80,- euro), toebehorende aan [aangeefster 1] (geboren op [geboortedatum 4] 1936), welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [aangeefster 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en zijn mededaders aan de tas van voornoemde [aangeefster 1] hebben getrokken (waardoor voornoemde [aangeefster 1] ten val kwam);
Ten aanzien van het onder 12 ten laste gelegde:
op 15 augustus 2016 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning, gelegen aan de [straat 3] ) weg te nemen een of meer goederen en/of een geldbedrag, toebehorende aan [naam 4] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders, naar voornoemde woning is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededaders (nadat voornoemde [naam 4] de deur van voornoemde woning had geopend) opzettelijk gewelddadig en dreigend en onverhoeds (zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders een bivakmuts of sjaal droegen teneinde herkenning te voorkomen of ten einde schrik aan te jagen)
- voornoemde [naam 4] hebben (weg)geduwd (waardoor voornoemde [naam 4] kwam te vallen) en
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan voornoemde [naam 4] hebben getoond en voorgehouden en gehouden in de richting van voornoemde [naam 4] en
- ( met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de rug en tegen het hoofd en tegen het lichaam van voornoemde [naam 4] hebben geslagen en
- een stuk tape in de richting de mond en de handen van voornoemde [naam 4] hebben gebracht en
- in tegenwoordigheid van of tegen voornoemde [naam 4] hebben gezegd: "Plak haar mond" en "Pak de telefoon af" en "Pak haar telefoon" (welke telefoon voornoemde [naam 4] vasthield) en "Mevrouw, als u meewerkt gaan we u niets doen", en
- de handen van voornoemde [naam 4] hebben vastgepakt en vastgehouden en
- ( met kracht) tegen het lichaam van voornoemde [naam 4] hebben geslagen en geschopt;
Ten aanzien van het onder 13 ten laste gelegde:
op 23 februari 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk hakmessen en maskers en een rol duct tape en een handschoen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11 , 12 en 13 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De schorsing van de voorlopige hechtenis dient daarbij te worden opgeheven, zodat verdachte weer gedetineerd wordt. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld tot de maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna ook te noemen: PIJ-maatregel) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad en dat hijtoezicht en begeleiding krijgt van JBRA. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
8.2.
Standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte in ieder geval geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel dient te worden opgelegd, gezien ook de adviezen van de deskundigen. Daarnaast dient het onvoorwaardelijk deel van jeugddetentie niet de tijd te overschrijden die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders.
Het betreffen in de onderhavige zaak meerdere woningovervallen, straatroven en pogingen en een voorbereiding daartoe.
Uitgangspunt bij een woningoverval is dat een jeugddetentie vanaf 6 maanden wordt opgelegd. Bij diefstal met geweld is dat 60 uur werkstraf dan wel 1 maand jeugddetentie, waarbij strafverzwarende omstandigheden de strafmaat naar boven kunnen wijzigen. Iedere strafverzwarende omstandigheid geldt daarbij in beginsel voor 60 uur werkstraf dan wel 1 maand jeugddetentie. In de onderhavige feiten gelden als strafverzwarende omstandigheden de kwetsbaarheid van de slachtoffers, het gebruik van geweld en het ontstaan van letsel en het georganiseerd karakter van de groep.
Artikel 77i van het Wetboek van Strafrecht vermeldt dat de maximale duur van de op te leggen jeugddetentie die kan worden opgelegd aan minderjarigen jonger dan 16 jaar ten tijde van het begaan van het strafbare feit, twaalf maanden is.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn oom en zijn neefje in korte tijd een reeks aan woningovervallen en straatroven gepleegd en poging daartoe gedaan. Verdachte lijkt daarbij een voortrekkersrol op zich te hebben genomen.
K wil sws meerzegt verdachte tijdens de voorbereidingen op de woningoverval van mevrouw [aangeefster 6] .
Bro k ben voor alles in staaten
J hbt zelf gezien laatste dagen me hoofd s heet brozegt verdachte even later. Dit geeft naar het oordeel van de rechtbank inzicht met welke (verwerpelijke) instelling verdachte die dagen met zijn medeverdachten op pad was.
De slachtoffers waren veelal kwetsbare vrouwen op leeftijd. Een half jaar daarvoor heeft verdachte samen met anderen, waaronder zijn oom [medeverdachte 1] , gepoogd mevrouw [naam 4] in haar woning te beroven. Alles enkel en alleen met het oog op hun eigen financiële gewin. Zij hebben blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van een ander, hun gezondheid, veiligheid en eigendom. De rechtbank vindt de WhatsApp conversaties tussen de verdachten hiervoor illustrerend. [medeverdachte 1] wijst erop dat de overval in Buitenveldert op AT5 staat en dat het vrouwelijke slachtoffer 86 was. Vervolgens zegt hij “fuck dat, saaf is saaf” (geld is geld). Hij is nu tot alles in staat, vooral voor een pinpas. [medeverdachte 2] vraagt in een eerder gesprek of [verdachte ] al iemand op het oog heeft, een omaatje of zo. [verdachte ] zegt dat er bij zijn oma ‘oude tattas vrouwen met saaf’ wonen.
Slachtoffers van dergelijke overvallen en straatroven ondervinden daarvan vaak nog gedurende lange tijd de nadelige gevolgen. Uit de aangiften, de diverse vorderingen van de benadeelde partijen en de slachtofferverklaringen die ter zitting zijn voorgedragen, blijken de gevolgen van het handelen van de verdachten. De rechtbank zal daar per slachtoffer kort bij stilstaan.
Mevrouw [aangeefster 6] , toen 95 jaar, is in haar woning overvallen. Uit de meer dan vijftien minuten durende tapgesprekken is deze overval in zijn geheel te volgen, waarbij het opvallend is hoe lang zij het volhoudt om weerstand te biedentegen haar overvallers.
Zij wordt met grove bewoordingen en dreigementen gedwongen haar pinpas af te geven, wat zij uiteindelijk ook doet op het moment dat zij een verdachte met een rol tape haar woonkamer ziet binnenkomen en hij de gordijnen wil sluiten. Dat is het moment waarop zij echt bang wordt en besluit mee te werken. Mevrouw krijgt een klap en een kopstoot met de klep van een petje. Als zij de buren wil bellen wordt de telefoon tot twee keer toe uit haar handen getrokken. Vervolgens wordt zij in de wc opgesloten, zodat de verdachten weg kunnen gaan. Verdachten proberen geld te pinnen met de pas, maar dit lukt niet omdat mevrouw Van ‘t Hull met opzet een verkeerde code heeft gegeven. Zij heeft na de overval pijn aan haar arm, tussen de schouders en haar ellenboog.
Bij mevrouw [aangeefster 3] , destijds 86 jaar, hebben verdachte en zijn medeverdachten getracht om op dezelfde manier een beroving te plegen. Op het moment dat verdachten de woning willen betreden komt zij ten val op haar achterhoofd, waarop verdachten wegrennen. De gevolgen voor mevrouw [aangeefster 3] zijn vervolgens ongekend. Zij heeft een hoofdwond en wordt naar het ziekenhuis vervoerd. Daar krijgt zij die nacht tot twee keer toe een hartstilstand, waarop een pacemaker is geplaatst. Mevrouw [aangeefster 3] heeft vijf weken in een revalidatiekliniek verbleven. Hoewel mevrouw [aangeefster 3] weer zelfstandig woont, is zij haar onafhankelijkheid kwijt. Zij heeft bij veel handelingen hulp nodig en kan zonder begeleiding de deur niet uit. Door de fysieke klachten als gevolg van het incident is het leven van mevrouw [aangeefster 3] drastisch veranderd. Zij was sociaal zeer actief en vaak op pad. Dit is nu veel minder geworden. Zij kan niet meer zelfstandig met het openbaar vervoer zoals zij voorheen deed. Ook sporten kan niet meer en mevrouw [aangeefster 3] heeft moeten stoppen met vrijwilligerswerk. De duw die verdachten benadeelde gaven kwam zo snel dat benadeelde amper tijd had om na te denken of bang te zijn. Pas toen zij van de schok bekomen was sloeg de angst toe. Na het incident ging alle aandacht uit naar het fysieke letsel wat zij had opgelopen. Al haar krachten en energie waren nodig om te herstellen. Toen mevrouw [aangeefster 3] na ongeveer zes weken weer thuis kwam, kwam het besef dat zij nooit meer de oude zou worden hard aan. Ondanks dat zij zichzelf goed weet op te peppen, is mevrouw [aangeefster 3] hierover tot op heden emotioneel. De pijn in de achterkant van het lichaam en de herinnering aan het incident maakten haar moe en lusteloos. Het actieve sociale leven van mevrouw [aangeefster 3] werd hierdoor kleiner. Maar ook in haar eigen huis voelde zij zich niet op haar gemak en schrok zij van onverwachte geluiden. Mevrouw [aangeefster 3] sliep erg licht en ging soms in de nacht haar bed uit om de sloten te controleren. Inmiddels gaat het wat beter met haar en heeft zij haar huidige gezondheidstoestand enigszins weten te accepteren. Zij gaat nu regelmatig voor uitstapjes met vriendinnen en familie de deur uit. Mevrouw [aangeefster 3] heeft hierbij echter nog altijd hulp nodig. De klachten in de nek en de rug blijven haar parten spelen. Ook haar dagelijkse bezigheden kan zij niet meer volledig zelf uitvoeren. Het maakt haar verdrietig dat zij veel minder onafhankelijk is dan zij voor het incident was. Zij wil graag haar eigen gang kunnen gaan en zij wil andere mensen niet tot last zijn. Er zijn maatregelen genomen zodat zij zich thuis veiliger kan voelen. Tot op heden heeft mevrouw [aangeefster 3] last van nachtmerries.
Mevrouw [aangeefster 4] , 59 jaar, zat nietsvermoedend op een bankje toen plotseling haar telefoon uit haar handen werd getrokken. Deze heeft zij een paar maanden later bekrast en zonder hoesje teruggekregen. De gebeurtenis heeft grote impact op haar gehad. Zij voelt zich sindsdien minder veilig, alsof zij zich opeens beter realiseert hoe kwetsbaar zij is. Mevrouw [aangeefster 4] durft haar telefoon niet meer op straat te gebruiken. Kennissen hebben haar gezegd dat ze inderdaad op straat niet meer moet bellen. Mevrouw [aangeefster 4] vindt dat heel vervelend en ervaart het als een inperking van haar gevoel van vrijheid.
De tas van mevrouw [aangeefster 9] , 66 jaar, werd met een flinke ruk losgetrokken, waardoor zij ten val is gekomen en een pijnlijke knie heeft opgelopen.
Mevrouw [aangeefster 8] , destijds 77 jaar, is geslagen tijdens de poging haar van haar tas te beroven. Zij heeft daar een zwelling op haar jukbeen aan overgehouden. Zij is hevig geschrokken en is ontredderd en trillend achtergebleven. De schrikreactie was zo hevig dat zij die nacht geen oog dicht heeft kunnen doen. Ook in de dagen erna bleef de herinnering zo nadrukkelijk door haar hoofd spoken. Mevrouw voelde zich buiten niet meer veilig en op haar gemak en was extra op haar hoede. Ze kan niet begrijpen dat zulke jonge verdachten mensen op gevorderde leeftijd doelbewust als slachtoffers uitkiezen.
Mevrouw [aangeefster 7] , 61 jaar, is beroofd van haar tas. Zij is ten val gekomen en heeft letsel opgelopen aan hoofd, voet en knie. Haar tas met inhoud is weggenomen. Zij heeft hierdoor een periode slecht geslapen en voelt zich ’s avonds onveiliger op straat.
Mevrouw [aangeefster 2] van 62 jaar, is bestolen van haar tas met daarin geld en een telefoon. Zij heeft een naar gevoel overgehouden aan het incident. Mevrouw [aangeefster 2] woonde nog meer net in Nederland. Zij is nu erg oplettend op straat en durft ’s avonds niet goed naar buiten.
Mevrouw [aangeefster 5] , 77 jaar oud, liep over straat toen tegen haar paraplu werd geslagen. Zij is ten val gekomen na een ruk aan haar tas. Omdat zij om politie heeft geroepen zijn de verdachten zonder tas weggerend.
Ook bij mevrouw [aangeefster 1] , destijds 80 jaar, is aan haar tas getrokken waardoor zij ten val is gekomen. Haar tas met inhoud, waaronder contant geld en een telefoon, is gestolen en door de val heeft zij haar knie en hand bezeerd. Het misdrijf heeft haar erg aangegrepen en zij heeft hier nog steeds veel last van. Het belangrijkste gevolg is dat haar veiligheidsgevoel is aangetast en hierdoor voelt ze zich minder vrij om zich te bewegen. Buiten op straat is ze op haar hoede, met name voor mensen met een uiterlijke gelijkenis met de verdachten. Voor mevrouw [aangeefster 1] is de vrijheid om naar buiten te gaan hetgeen haar leven kleur geeft. Zij ervaart nu dat deze vrijheid niet meer zo vanzelfsprekend is als voorheen en dit zit haar erg dwars.
Tijdens de overval in haar woning heeft mevrouw [naam 4] doodsangsten uitgestaan. Zij was panisch dat de daders haar zouden aanraken. Na de overval had zij overal blauwe plekken en bulten op haar hoofd. Uit een MRI-scan bleek dat zij een hersenschudding had opgelopen, waarbij het herstel wel anderhalf jaar kan duren. Mevrouw [naam 4] kon de eerste maanden na de overval niets. Zij heeft zich de dag na de overval direct ziek gemeld. Zij is gestopt met het doen van vrijwilligerswerk. Mevrouw [naam 4] durfde een lange periode na de overval niet alleen te zijn en schrok van ieder geluidje dat zij hoorde. De nachtmerries waren een hel. Er waren momenten dat zij zich zo ongelukkig voelde en dacht: “hadden ze mij maar doodgeschoten”. Zij is gestopt met het volgen van EMDR-therapie, omdat dat te zwaar was. Mevrouw [naam 4] heeft wekelijks gesprekken met een psycholoog. Deze zijn er met name op gericht om haar allesoverheersende angst te overwinnen.
Uit het voorgaande blijkt dat de feiten op deze slachtoffers grote impact hebben gehad. De rechtbank vindt het getuigen van een enorme lafheid om weerloze bejaarde mensen van hun geld en goederen te beroven, zowel op straat als in hun woning. Verdachte en zijn medeverdachten hebben bij het plegen van deze feiten doelbewust kwetsbare, oudere, slachtoffers uitgezocht. Daarbij hebben zij zich niet laten weerhouden om ook geweld toe te passen op een plek waar de slachtoffers zich veilig dienden te wanen: in hun eigen huis, hun eigen omgeving of zomaar op straat. De levens van deze mensen zijn door verdachte en de medeverdachten overhoop gehaald alleen maar voor geldelijk gewin. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte deze buitengewoon ernstige feiten zwaar aan.
Daarbij komt nog dat verdachte en zijn medeverdachten op de dag dat zij zijn aangehouden een nieuwe beroving aan het beramen waren. Daarvoor hadden zij hakmessen, tape en maskers voorhanden en was zijn medeverdachte [medeverdachte 1] in het casino een nieuw slachtoffer aan het uitkiezen. Door het optreden van de politie is een nieuwe beroving voorkomen en is de reeks berovingen een halt toegeroepen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 oktober 2017 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapporten van de Raad opgemaakt op 27 februari 2017, 7 maart 2017 en 10 november 2017;
  • rapporten van JBRA opgemaakt op 30 maart 2017 en 10 oktober 2017;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door M.T. Bijer-Holtman, GZ-psycholoog, op 14 juni 2017; en de schriftelijke aanvulling daarop van 29 november 2017;
  • Psychiatrisch Pro Justitia rapport opgemaakt door arts in opleiding tot psychiater mw drs. P. M. Stokvis (supervisie dhr. BGJ Gunnewijk kinder/jeugd psychiater) op 14 juni 2017.
De psycholoog komt tot de volgende conclusie.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis is de zin van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Tevens is er sprake van een
gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een
bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Deze waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, en beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Met name de zwakbegaafdheid van verdachte en zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling lijken zijn doorwerking te hebben gehad in die feiten. Het gebrekkig overzicht van verdachte op complexe situaties, de daarmee samenhangende beïnvloedbaarheid en het beperkte overzicht op de gevolgen van het eigen handelen komt naar voren in deze feiten, waarbij te weinig sturing kan worden aangebracht door eigen innerlijke grenzen. De, mede uit zijn cognitieve beperkingen voortvloeiende, gewetensfuncties schoten daarbij tekort. Verdachte was, deels vanuit zijn zwakbegaafdheid, deels vanuit een onvoldoende rijping in staat om eigen gevolgen, maar ook de gevolgen voor de slachtoffers te overzien. Een egocentrische en opportunistische denkwijze hadden hierin een negatief versterkend effect. Passend bij een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings-of andere gedragsstoornis, kwam verbale agressie naar voren op het moment dat het niet liep zoals verdachte had verwacht. Gezien de doorwerking van alle drie de stoornissen, was verdachte minder goed in staat om alternatieve gedragskeuzes te maken en derhalve wordt geadviseerd om de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen. Vanuit zijn zwakbegaafdheid kan verdachte moeilijk het overzicht behouden in (complexe) situaties en is hij minder goed in staat om zijn handelen af te wegen en de gevolgen ervan te overzien. Daarnaast heeft hij moeite met het beheersen van zijn impulsen op het moment dat zaken anders lopen dan verwacht, dan wordt hij rigide in zijn denken, stemt minder af op de sociale situatie en zet zijn argumenten kracht bij door verbaal, buitensporig, agressief te reageren. Tevens lijkt verdachte over onvoldoende adequate copingvaardigheden te beschikken om met probleemsituaties om te gaan. Samen met de neiging om zaken sneller negatief te interpreteren, kunnen makkelijk conflicten ontstaan. Zijn ego-ontwikkeling laat daarbij zien dat hij nog sterk gericht is op zichzelf en weinig rekening houdt met de ander en dat zijn empathische vermogens en gewetensontwikkeling nog fors tekortschieten. Verdachte is altijd positief gericht op school. Er is geen sprake van verzuim, zijn cijfers en inzet zijn steeds voldoende geweest. Ondanks diverse verbaal agressieve uitbarstingen op school heeft hij nooit gedoubleerd. Daarnaast heeft verdachte vanaf zijn 8e jaar een structurele vrije tijdsbesteding in de vorm van voetbal, heeft hij nu ruim een jaar een positieve relatie (vriendin) en is de band met zijn moeder hecht. Een belangrijke situatieve conditie lijkt de rol van zijn oom, tevens medeverdachte. Enerzijds vervult deze man een positieve rol in het leven van verdachte en doet hij veel voor hem, althans zo ervaart verdachte dit. Dit maakt het loyaliteitsgevoel richting zijn oom groot, ondanks dat deze man een criminele voorgeschiedenis heeft. Verdachte trok veel op met zijn neefje [medeverdachte 2] die hij als een broer beschouwt, maar ook medeverdachte is in de huidige zaak. Verdachte woont daarnaast in een achterstandsbuurt (de Bijlmer) waar veel criminaliteit heerst en zit zijn vader een gevangenisstraf van ongeveer 12 jaar uit, vanwege het doden van iemand. Hierdoor staat moeder alleen voor de opvoeding van haat kinderen en rijst de vraag in hoeverre moeder pedagogisch vaardig genoeg is om betrokkene te bieden wat hij nodig heeft. Zij lijkt in haar opvoeding vooral een beschermende rol op zich te hebben genomen, terwijl verdachte, ook vanuit zijn zwakbegaafdheid, sturing, begrenzing en toezicht nodig had. Voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling en het voorkomen van recidive wordt het van belang geacht dat betrokkene behandeling volgt op zijn cognitieve niveau, waarin hij psycho-educatie krijgt ten aanzien van zijn stoornissen en behandeling die gericht is op het stimuleren van zijn morele, gewetens- en identiteitsontwikkeling, het leren hanteren van zijn boosheid en leren om andermans gedrag niet direct negatief te interpreteren. Tevens dient er aandacht te zijn voor de opvoedsituatie en moeder te ondersteunen in het bieden van voldoende structuur, duidelijkheid en toezicht voor betrokkene. Vader is weliswaar niet meer in het gezin aanwezig, betrokkene heeft wel een band met zijn vader en in die zin wordt het van belang geacht dat hiervoor ook aandacht is in de behandeling. Hierbij kan gedacht worden aan een forensische instelling als de Bascule of de Waag, die zowel individuele als systeemgerichte behandeling kunnen bieden. Om een structurele gedragsverandering te bewerkstelligen wordt het wenselijk geacht dat verdachte over een langer durende periode behandeling volgt en dat er toezicht blijft op verdachte en gekeken wordt of hij zich blijvend kan in zetten bij bovengenoemde interventies. Het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt hier toereikend voor geacht. Gezien de ernst van de huidige tenlastegelegde feiten, in combinatie met de pathologie, waarbij een langdurende behandeling noodzakelijk wordt geacht om recidivekans te verminderen, wordt geadviseerd om deze behandeling binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Dit wordt als voldoende toereikend geacht. Betrokkene is buiten de huidige verdenkingen nog weinig met politie en justitie in aanraking gekomen en heeft tot aan de huidige tenlastegelegde feiten redelijk tot goed gefunctioneerd in de maatschappij. Derhalve wordt geadviseerd om bovengenoemde forensische individuele en systeembehandeling als bijzondere voorwaarde op te nemen bij een voorwaardelijke PIJ- maatregel. Dat biedt voor verdachte de kans om zijn leven in de maatschappij vorm te kunnen geven en biedt tegelijkertijd een forse spreekwoordelijke ‘stok achter de deur’ ter preventie van recidive.
Uit het psychiatrisch rapport blijkt het volgende.
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid, een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings of andere gedragsstoornis en bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens was ook aanwezig ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens werk ten door in zijn gedragingen ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten. Vanuit zijn zwakbegaafdheid zal betrokkene minder de gevolgen van zijn handelen en de consequenties overzien. Hij lijkt echter toch bewuste keuzes te maken, ook ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, al komt hierin wel invloed en manipulatie van oom naar voren (in welke mate is niet goed vast te stellen). Oom speelt in op zijn kwetsbare zelfbeeld. Hij onttrekt zich er echter niet aan maar wil zich tegenover oom en zijn neef vooral bewijzen, ook ten koste van de slachtoffers. Vanuit zijn egocentriciteit, in combinatie met de onrijpe, gebrekkige gewetensvorming, doet betrokkene actief mee met oom in de uitvoering van de hem tenlastegelegde feiten. De feiten zijn hem wel in lichte mate verminderd toe te rekenen. Bij gebruikmaking van de driepuntsschaal, wordt daarbij uitgekomen op een “in verminderde mate toerekenen”. Bij beoordeling van de mate van toerekenen wordt geconcludeerd dat de feiten hem wel zijn aan te rekenen door de negatieve keuzes die hij steeds weer maakt om actief mee te doen. De feiten zijn hem wel in lichte mate verminderd toe te rekenen omdat hij de impact ervan door zijn zwakbegaafdheid minder kon over zien en hij gevoelig was voor de manipulatie door zijn oom in relatie tot zijn kwetsbare zelfbeeld. Vanuit de SAVRY wordt geconcludeerd tot een hoog recidive risico op gewelddadig gedrag in de toekomst vanwege vooral de hoge scores op individuele factoren. De klinische inschatting is ook dat het recidive gevaar hoog is, Gezien wordt dat belde inschattingen met elkaar in overeenstemming zijn. Als beschermende factoren zien we een hechte band met moeder, ook al worden en vraagtekens gezet bij haar opvoedkwaliteiten en een positieve gerichtheid op school ook al is hij geschorst geweest vanwege herhaalde verbale agressie. Er is sprake van omgang met delinquente leeftijdsgenoten en familieleden van vaders kant, geringe copingvaardigheden (snel boos en agressief reageren bij krenking of inperking), geringe opvoedingsvaardigheden van de ouders (detentie vader en overmatig in bescherming nemen van betrokkene door moeder) en gebrek aan steun van andere volwassenen. De negatieve contextuele en situatieve condities vergroten het risico. De beschermende factoren zijn niet zodanig sterk dat zij voldoende tegenwicht bieden tegen het verhoogde risico op toekomstig crimineel en agressief gedrag. Slechts intensieve therapie volgehouden over langere tijd kan doorgroei mogelijk maken naar een rijpere gewetensvorming en meer empathisch vermogen. Hij zal hierbij moeten leren verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen gedrag, leren omgaan met krenking of begrenzing, leren op adequate wijze om te gaan met frustraties zonder gebruik te maken van (verbale) agressie, leren uitstel van behoeftebevrediging te verdragen. Daarnaast is een belangrijk element het betrekken van moeder (eventueel ook vader) in zijn behandeling. Verder dient zijn gezonde kant, zijn serieuze instelling op school, bewaakt en gestimuleerd te worden. Geadviseerd wordt om betrokkene- indien de feiten, of een deel van de feiten bewezen worden geacht- de voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een in richting voor jeugdigen op te leggen. De GBM-maatregel biedt een onvoldoende dwingend kader om daadwerkelijke behandeling over voldoende lange tijd te realiseren. Er is sprake van ernstige psychopathologie, van ernstige ten laste gelegde feiten en hoog recidive gevaar, er zijn gebrekkige ontwikkelingsmogelijkheden zonder intensieve hulp, het sociaal netwerk is gebrekkig en opvoedingsmogelijkheden vanuit de thuissituatie zijn gering. Dit forse kader wordt als stok achter de deur nodig geacht om de kansen van betrokkene op volgen en volhouden van behandeling over voldoende langere tijd te kunnen realiseren, teneinde doorgroei mogelijk te maken naar een rijpere gewetensvorming en meer empathisch vermogen. Daarnaast kan zijn gezonde kant, zijn serieuze instelling op school, op intensieve wijze worden bewaakt en gestimuleerd, rekening houdend met zijn zwakbegaafdheid.
De psycholoog heeft op verzoek van de officier van justitie kort voor de zitting de keuze voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel schriftelijke toegelicht en daarbij gehandhaafd.
Ter zitting is het psychiatrisch rapport toegelicht door de deskundigen. Ook zij handhaven hun advies om verdachte ambulant te behandelen in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Hoewel zij hebben getwijfeld zijn er positieve aanknopingspunten die deze keuze rechtvaardigen. Verdachte is nog jong, is altijd gemotiveerd geweest om naar school te gaan en houdt zich aan afspraken, terwijl een plaatsing in een JJI in het kader van de PIJ-maatregel hem zal verharden.
Ter zitting heeft de Raad zich geschaard achter de adviezen van de psycholoog en psychiater. Aan verdachte kan een deels voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd. Er dient een strak en duidelijk kader te zijn waarbinnen verdachte zich buiten een JJI kan bewijzen. Verdachte dient systeemtherapie bij De Waag te volgen, naar school te gaan, mee te werken aan IFA vanuit Spirit en zich te houden aan een avondklok. Ook dient er een contactverbod met de medeverdachten te zijn, maar zal gelet op de familiebanden ook gaandeweg aandacht moeten komen voor die relaties. Daarbij dient elektronisch toezicht te worden opgelegd. JBRA heeft zich bij dit advies aangesloten.
De rechtbank neemt voornoemde adviezen over en maakt deze tot de hare, zij het dat de rechtsbank daar aan toevoegt dat verdachte wel een fysiek agressievere en ook een wat meer leidende rol lijkt te hebben gehad dan waarvan de deskundigen uit lijken te gaan.
De bewezenverklaarde feiten betreffen een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
De rechtbank is, op grond van hetgeen de deskundigen en de Raad in hun rapporten vermelden, tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. De PIJ-maatregel is voorts in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank legt de PIJ-maatregel voorwaardelijk op nu het erop lijkt dat verdachte zich wil inzetten voor een ambulante behandeling. De rechtbank wil verdachte deze kans bieden. Verdachte is nog jong, is altijd gemotiveerd geweest om naar school te gaan en houdt zich aan afspraken, terwijl een plaatsing in een JJI in het kader van de PIJ-maatregel hem zal verharden. Verdachte zal zich dan moeten houden aan de voorwaarden zoals door de deskundigen en de Raad geadviseerd. Verdachte zal naar school moeten gaan, moeten meewerken met IFA vanuit Spirit en met de systeemtherapie bij De Waag. Ook heeft verdachte de eerste vier maanden een avondklok en elektronisch toezicht. Daarnaast zal verdachte gedurende de eerste vier maanden een contactverbod hebben met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De rechtbank laat het aan de hulpverlening en de jeugdreclassering om te bepalen of dit contactverbod de gehele periode van kracht blijft. De rechtbank laat het verder aan de hulpverlening en de jeugdreclassering of en op welke manier gewerkt zal worden aan contactherstel met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] . Verdachte zal hoe dan ook dienen mee te werken met het plan dat daarvoor wordt opgesteld.
Deze maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Dit betekent dat, in het geval van overtreding van de voorwaarden de voorwaardelijke PIJ-maatregel op vordering van de officier van justitie door de rechtbank wordt ten uitvoer gelegd, de verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die dat gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het hoge recidiverisico zoals hiervoor vermeld, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op de bewezenverklaarde feiten, passend en geboden is dat verdachte naast voornoemde maatregel een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden wordt opgelegd. Gelet op de hoeveelheid, de ernst van de feiten, alsook verdachte’s rol en het door verdachte toegepaste geweld bij de uitvoering daarvan, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan om aan verdachte de maximale jeugddetentie in onvoorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank zal niet de schorsing van de voorlopige hechtenis op heffen, zoals door de officier van justitie gevorderd. Dat betekent dat verdachte over enige tijd, wanneer het vonnis onherroepelijk is geworden, de periode die resteert na aftrek van het voorarrest nog uit zal moeten zitten. De rechtbank hecht er aan op te merken dat zij daar bij de beoordeling rekening mee heeft gehouden en dat dit toch niet heeft geleid tot een andere strafoplegging. Dit is puur als straf en vergelding voor de ernst van de feiten.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen: een vleesmes, een hakmes en een speelgoedpistool (nrs. 3, 19 en 22 op de beslaglijst). Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe.
Nu met betrekking tot de voorwerpen 3 en 19 het onder 13 bewezenverklaarde is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Nu het voorwerp 22 van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[aangeefster 3] (feit 2)
De benadeelde partij [aangeefster 3] vordert € 2.173,94 aan materiële schadevergoeding en € 10.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering betwist.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het geconfronteerd worden met een gewelddadige overval in de eigen woning, zeker bij een slachtoffer op leeftijd, hevige emoties oproept, die fatale, of in ieder geval ernstige fysieke, gevolgen kunnen hebben. Daaraan doet niet af dat de benadeelde partij, mevrouw [aangeefster 3] , een zogeheten “onderliggende conditie” moet hebben gehad, zoals de behandelend cardioloog heeft gesteld. Nu de hartritmestoornis bovendien vrijwel direct na het gepleegde feit is opgetreden is de rechtbank van oordeel dat er een causaal verband kan worden vastgesteld tussen het plegen van het feit door verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Op grond van hetgeen hiervoor overwogen over het causale verband tussen de poging tot woningoverval en de gevolgen voor het slachtoffer staat tevens vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. Er is een ernstige inbreuk gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer, waarbij het gepleegde feit een sterk invaliderende invloed op het leven van de benadeelde partij heeft gehad.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op het bedrag zoals gevorderd.
De rechtbank concludeert dat ook de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, de dag waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 3] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 12 .173,94 (twaalfduizend honderd drieënzeventig euro en vierennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 4] (feit 3)
De benadeelde partij [aangeefster 4] vordert € 282,49 aan materiële schadevergoeding en
€ 1000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de vordering zou zijn ingevuld door een kind van de benadeelde partij. Tevens is niet vast te stellen of de schade aan het scherm in rechtstreeks verband staat met dit feit.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ontvankelijk is en dat deze op de juiste wijze is ingevuld en ondertekend door de benadeelde partij. Dat zij daarbij mogelijk is geholpen door haar kind en dat deze ook voorkomt in de verklaring, maakt dat niet anders.
De rechtbank is verder van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het hoesje van de telefoon is verdwenen. Tevens ziet de benadeelde bij teruggave van haar telefoon direct dat er krassen op de telefoon zitten, die voor de straatroof nog niet aanwezig waren. Zij heeft daarop een offerte overgelegd van de vervanging van het scherm.
De rechtbank concludeert dan ook dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Tevens staat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 500,- De vordering tot immateriële schadevergoeding kan voor dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 782,49 (zevenhonderd tweeëntachtig euro en negenenveertig cent),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 8] (feit 6)
De benadeelde partij [aangeefster 8] vordert € 1000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat deze daarom dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 6 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer.
Gelet op het feit dat benadeelde een destijds 77 jarige vrouw betreft bij wie voor de deur van haar woning gepoogd is haar tas te stelen en waarbij zij is geslagen en daar letsel aan heeft overgehouden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 1.000,-
De rechtbank concludeert dat de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 8] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 6 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 7] (feit 7)
De benadeelde partij [aangeefster 7] vordert € 320,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 7 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Weliswaar zijn geen aankoopbewijzen overgelegd, maar de rechtbank acht aannemelijk dat deze reeds bij de aangifte genoemde goederen bij de straatroof zijn ontvreemd. Daarbij acht de rechtbank de gestelde bedragen redelijk en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 320,00 (driehonderd twintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[aangeefster 2] (feit 8)
De benadeelde partij [aangeefster 2] vordert € 760,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 8 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 8 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 760,00 (zevenhonderd zestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[benadeelde] (feit 10)
De benadeelde partij [benadeelde] vordert € 416,30 aan materiële schadevergoeding en € 1.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking heeft.
[aangeefster 1] (feit 11 )
De benadeelde partij [aangeefster 1] vordert € 164,54 aan materiële schadevergoeding en € 1000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 11 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Weliswaar zijn geen aankoopbewijzen overgelegd, maar het komt de rechtbank aannemelijk voor dat deze goederen bij de straatroof zijn ontvreemd. Daarbij acht de rechtbank de gestelde bedragen redelijk en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Tevens staat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 11 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer.
Gelet op het feit dat benadeelde een destijds 80 jarige vrouw betreft van wie bij de box voor het huis met geweld de tas is gestolen, die daardoor ten val is gekomen en daar letsel aan heeft overgehouden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 1.000,-
De rechtbank concludeert dat ook de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 11 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.165,54 (elfhonderd vijfenzestig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
[naam 4] (feit 12 )
De benadeelde partij [naam 4] vordert € 1969,16 aan materiële schadevergoeding en € 6000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 7.969,16, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze een onevenredige belasting zou zijn voor het strafgeding.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 12 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het komt de rechtbank aannemelijk gelet op de motivering en de aangeleverde stukken voor dat zij de zorgkosten heeft gemaakt en dat deze rechtstreeks verband houden met de overval. Ook is het dan aannemelijk dat de benadeelde partij het eigen risico van de zorgverzekering over 2017 zal verbruiken gelet op de door de benadeelde genoemde therapieën. Ook de gederfde inkomsten voortkomend uit het feit dat mevrouw voordat zij werd overvallen zelf onbetaald verlof had opgenomen en daardoor een lager inkomen had tijdens haar ziekteverlof is toewijsbaar. Immers, de benadeelde partij zou indien zij niet was overvallen wel weer volledig betaald aan het werk zijn gegaan. Deze gederfde inkomsten komen dan ook voor rekening van verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Tevens staat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 12 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen, er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer en verdachte het oogmerk had om het slachtoffer leed en angst toe te brengen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 6000,00. Zoals gezegd heeft de benadeelde partij tijdens de overval in haar woning doodsangsten uitgestaan. Zij heeft een hersenschudding opgelopen, waarbij het herstel wel anderhalf jaar kan duren. Zij is gestopt met het volgen van EMDR-therapie, omdat dat te zwaar was. Mevrouw [naam 4] heeft nog altijd wekelijks gesprekken met een psycholoog. Deze zijn er met name op gericht om haar allesoverheersende angst te overwinnen.
De rechtbank concludeert dat ook de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 4] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 12 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 7.969,16 (zevenduizend negenhonderd negenenzestig euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
Ten aanzien van alle vorderingen geldt dat de betalingsverplichting hoofdelijk zal worden opgelegd. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door (één van) de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
Vervangende jeugddetentie
Gelet op de afspraken gemaakt door de landelijke expertgroep jeugdrechters (opgenomen in de LOVS-afspraken) wordt bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan een minderjarige verdachte die ten tijde van het feit 15 jaar was maximaal 10 dagen vervangende jeugddetentie opgelegd voor het totale bedrag van de vorderingen. De rechtbank zal dan ook naar evenredigheid van de vorderingen de 10 dagen verdelen over de verschillende schadevergoedingsmaatregelen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 46, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 5 en 10 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 11 , 12 en 13 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Ten aanzien van het onder 3, 4, 7, 8 en 11 bewezen verklaarde:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 6 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het onder 9 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het onder 12 bewezen verklaarde:
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het onder 13 bewezen verklaarde:
Medeplegen van voorbereiding van diefstal voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of medeplegen van voorbereiding van afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte ], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op aan verdachte
de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen.
Bepaalt dat deze maatregel
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van de na te melden voorwaarden.
De rechtbank stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich gedurende een door Jeugdbescherming Regio Amsterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • onderwijs volgt conform rooster;
  • zal meewerken met de Intensieve Forensische Aanpak (IFA) van Spirit;
  • zal meewerken aan de individuele behandeling en gezinsbehandeling van De Waag (FAST), ook als dit inhoudt dat het gezin van [medeverdachte 2] hierbij wordt betrokken;
  • zich gedurende vier maanden zal houden aan een avondklok, deze avondklok houdt in dat de verdachte zich dagelijks tussen 18:30 uur en 7:00 uur zal bevinden in de ouderlijke woning ( [adres 3] );
  • gedurende vier maanden op geen enkele wijze contact opneemt met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht
Veroordeelde wordt daarbij gedurende vier maanden onder
elektronisch toezichtgesteld ter controle op de nakoming van deze voorwaarden.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Verklaart verbeurd:
3 1.00 STK Mes Kl:Zilver
Vleesmes
5344124 uit zwarte rugzak in [kenteken 2]
19 1.00 STK Hakmes
-
5348118 uit doos in [kenteken 2]
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
22 1.00 STK Pistool Kl:Zwart/Zilv
Speelgoed
5342822
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
2 1.00 STK Sleutel Kl:Zilver
NEMEF
5344109 op achterbank links [kenteken 2]
4 1.00 STK Kentekenbewijs Kl:Groen
Deel 1
5344385 [kenteken 2]
5 1.00 STK Lidmaatschapskaart Kl:Geel
ANWB Pasje 2006
5344400 op naam van [naam 9]
6 1.00 STK Papier Kl:Roze
-
5344405 Schuldbekentenis
7 3.00 STK Visitekaartje
-
5344412
8 1.00 STK Rugzak Kl:Zwart
G-STAR
5344439
9 1.00 STK Tandenborstel Kl:Wit/Blauw
-
5344441 uit rugzak
10 4.00 STK Pen
-
5344447 uit rugzak
11 1.00 STK Schroevedraaier Kl:Rood
-
5344449 uit rugzak
12 1.00 STK Steeksleutel Kl:Zilver
-
5344451 uit rugzak
13 1.00 STK Meetlat
Geo-drieho
5344452 uit rugzak
14 1.00 STK Zak Kl:Zwart
Hoesje
5344454 uit rugzak
15 1.00 STK Broek Kl:Zwart
KIPSTRA Training
5344485 uit [kenteken 2]
16 1.00 STK Pas Kl:Oranje
ING Bankpas
5345802 uit dashboardkastje [kenteken 2]
17 1.00 STK Parkeerkaart Kl:Wit
Schiphol
5345828
18 1.00 STK Pet Kl:Zwart
NIKE FC barcelo
5347998 uit Opel Corsa
20 1.00 STK Tas Kl:Nike
Schouder
5348135 uit [kenteken 2]
21 2.00 STK Handschoen Kl:Zwart
-
5342818
23 1.00 STK Vest Kl:Grijs
-
5342826
24 1.00 STK Zaktelefoon Kl:Zilver
SAMSUNG
5344019 uit rugzak in [kenteken 2]
25 1.00 STK Sleutelbos
-
5344053 bos met 6 sleutels uit nike-tas in a
26 1.00 STK Sleutelbos
-
5344056 ring met 1 sleutel, bonuskaart + vw-
27 1.00 STK Identiteitsbewijs
Nederlands [nummer 7]
28 1.00 STK Bankpas
ABN AMRO [nummer 8]
5344071
29 1.00 STK Collegekaart
-
5344074 van Bindelmeer College
30 1.00 STK Pas
ZILVEREN KRUIS Zorgpas
5344078
31 1.00 STK Pas
AMSTERDAM Stadspas
5344082
32 1.00 STK Computer Kl:Zwart
HEWLETT PACKARD Portable CCAI12LP1160T2
5342719
33 1.00 STK Computer Kl:Zwart
LENOVO Tablet
5342723
34 1.00 STK USB-stick (memorykaart) Kl:Blauw
-
5342733 opdruk: Bindelmeer college
35 Geld Euro
-
5344461 zat los in G-Star rugzak
Wijst de vordering van
[aangeefster 3]toe tot € 12 .173,94 (twaalfduizend honderd drieënzeventig euro en vierennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 3] , aan de Staat € 12 .173,94 (twaalfduizend honderd drieënzeventig euro en vierennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 3 (drie) dagen vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[aangeefster 4]toe tot € 782,49 (zevenhonderd tweeëntachtig euro en negenenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 4] , aan de Staat € 782,49 (zevenhonderd tweeëntachtig euro en negenenveertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 1 (één) dag vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Wijst de vordering voor het overige af.
Wijst de vordering van
[aangeefster 8], toe tot € 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 8] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 8] , aan de Staat € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 1 (één) dag vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[aangeefster 7], toe tot € 320,00 (driehonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 7] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 7] , aan de Staat € 320,00 (driehonderdtwintig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 1 (één) dag vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[aangeefster 2], toe tot € 760,00 (zevenhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 2] , aan de Staat € 760,00 (zevenhonderdzestig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 1 (één) dag vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde]niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Wijst de vordering van
[aangeefster 1], toe tot € 1.165,54 (elfhonderd vijfenzestig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 1] , aan de Staat € 1.165,54 (elfhonderd vijfenzestig euro en vierenvijftig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 1 (één) dag vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[naam 4], toe tot € 7.969,16 (zevenduizend negenhonderd negenenzestig euro en zestien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 4] , aan de Staat € 7.969,16 (zevenduizend negenhonderd negenenzestig euro en zestien cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 2 (twee) dagen vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.C. van Dam van Isselt, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.E. Wouters en P. Tanis, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2017.

Voetnoten

1.[bewijsmiddelen]
2.[bewijsmiddelen]
3.[bewijsmiddelen]
4.[bewijsmiddelen]
5.[bewijsmiddelen]
6.[bewijsmiddelen]
7.[bewijsmiddelen]
8.[bewijsmiddelen]
9.[bewijsmiddelen]
10.[bewijsmiddelen]
11.[bewijsmiddelen]
12.[bewijsmiddelen]
13.[bewijsmiddelen]
14.[bewijsmiddelen]
15.[bewijsmiddelen]
16.[bewijsmiddelen]
17.[bewijsmiddelen]
18.[bewijsmiddelen]
19.[bewijsmiddelen]
20.[bewijsmiddelen]
21.[bewijsmiddelen]
22.[bewijsmiddelen]
23.[bewijsmiddelen]
24.[bewijsmiddelen]
25.[bewijsmiddelen]
26.[bewijsmiddelen]
27.[bewijsmiddelen]
28.[bewijsmiddelen]
29.[bewijsmiddelen]
30.[bewijsmiddelen]
31.[bewijsmiddelen]
32.[bewijsmiddelen]
33.[bewijsmiddelen]
34.[bewijsmiddelen]
35.[bewijsmiddelen]
36.[bewijsmiddelen]
37.[bewijsmiddelen]
38.[bewijsmiddelen]
39.[bewijsmiddelen]
40.[bewijsmiddelen]
41.[bewijsmiddelen]
42.[bewijsmiddelen]
43.[bewijsmiddelen]
44.[bewijsmiddelen]
45.[bewijsmiddelen]
46.[bewijsmiddelen]
47.[bewijsmiddelen]
48.[bewijsmiddelen]
49.[bewijsmiddelen]
50.[bewijsmiddelen]
51.[bewijsmiddelen]
52.[bewijsmiddelen]
53.[bewijsmiddelen]
54.[bewijsmiddelen]
55.[bewijsmiddelen]
56.[bewijsmiddelen]
57.[bewijsmiddelen]
58.[bewijsmiddelen]
59.[bewijsmiddelen]
60.[bewijsmiddelen]
61.[bewijsmiddelen]
62.[bewijsmiddelen]
63.[bewijsmiddelen]
64.[bewijsmiddelen]
65.[bewijsmiddelen]
66.[bewijsmiddelen]
67.[bewijsmiddelen]
68.[bewijsmiddelen]
69.[bewijsmiddelen]
70.[bewijsmiddelen]
71.[bewijsmiddelen]
72.[bewijsmiddelen]
73.[bewijsmiddelen]
74.[bewijsmiddelen]
75.[bewijsmiddelen]
76.[bewijsmiddelen]
77.[bewijsmiddelen]
78.[bewijsmiddelen]
79.[bewijsmiddelen]
80.[bewijsmiddelen]
81.[bewijsmiddelen]
82.[bewijsmiddelen]
83.[bewijsmiddelen]
84.[bewijsmiddelen]
85.[bewijsmiddelen]
86.[bewijsmiddelen]
87.[bewijsmiddelen]
88.[bewijsmiddelen]
89.[bewijsmiddelen]
90.[bewijsmiddelen]
91.[bewijsmiddelen]
92.[bewijsmiddelen]
93.[bewijsmiddelen]
94.[bewijsmiddelen]
95.[bewijsmiddelen]
96.[bewijsmiddelen]
97.[bewijsmiddelen]