8.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders.
Het betreffen in de onderhavige zaak meerdere woningovervallen, straatroven en pogingen en een voorbereiding daartoe.
Uitgangspunt bij een woningoverval is dat een jeugddetentie vanaf 6 maanden wordt opgelegd. Bij diefstal met geweld is dat 60 uur werkstraf dan wel 1 maand jeugddetentie, waarbij strafverzwarende omstandigheden de strafmaat naar boven kunnen wijzigen. Iedere strafverzwarende omstandigheid geldt daarbij in beginsel voor 60 uur werkstraf dan wel 1 maand jeugddetentie. In de onderhavige feiten gelden als strafverzwarende omstandigheden de kwetsbaarheid van de slachtoffers, het gebruik van geweld en het ontstaan van letsel en het georganiseerd karakter van de groep.
Het voorhanden hebben van het hakmes zal de rechtbank beschouwen als onderdeel van de strafbare voorbereiding van een straatroof.
Artikel 77i van het Wetboek van Strafrecht vermeldt dat de maximale duur van de op te leggen jeugddetentie die kan worden opgelegd aan minderjarigen jonger dan 16 jaar ten tijde van het begaan van het strafbare feit, twaalf maanden is.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn neven [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in korte tijd een reeks aan woningovervallen en straatroven gepleegd en pogingen daartoe gedaan. De slachtoffers waren kwetsbare vrouwen op leeftijd. Alles enkel en alleen met het oog op hun eigen financiële gewin. Zij hebben blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van een ander, diens gezondheid, veiligheid en eigendom. De rechtbank vindt de WhatsApp conversaties tussen de verdachten hiervoor illustrerend. [medeverdachte 1] wijst erop dat de overval in Buitenveldert op AT5 staat en dat het vrouwelijke slachtoffer 86 was. Vervolgens zegt hij “fuck dat, saaf is saaf” (geld is geld). Hij is nu tot alles in staat, vooral voor een pinpas. [verdachte ] vraagt in een eerder gesprek of [medeverdachte 2] al iemand op het oog heeft, een omaatje of zo. [medeverdachte 2] zegt dat er bij zijn oma ‘oude tattas vrouwen met saaf’ wonen.
Slachtoffers van dergelijke overvallen en straatroven ondervinden daarvan vaak nog gedurende lange tijd de nadelige gevolgen. Uit de aangiften, de diverse vorderingen van de benadeelde partijen en de slachtofferverklaringen die ter zitting zijn voorgedragen, blijken de gevolgen van het handelen van de verdachten. De rechtbank zal daar per slachtoffer kort bij stilstaan.
Mevrouw [aangeefster 1] , toen 95 jaar, is in haar woning overvallen. Uit de meer dan vijftien minuten durende tapgesprekken is deze overval in zijn geheel te volgen waarbij het opvallend is hoe lang zij het volhoudt om weerstand te bieden tegen haar overvallers. Zij wordt met grove bewoordingen en dreigementen gedwongen haar pinpas af te geven, wat zij uiteindelijk ook doet op het moment dat zij verdachte met een rol tape haar woonkamer ziet binnenkomen en hij de gordijnen wil sluiten. Dat is het moment waarop zij echt bang wordt en besluit mee te werken.. Mevrouw krijgt een klap en een kopstoot met de klep van een petje. Als zij de buren wil bellen wordt de telefoon tot twee keer toe uit haar handen getrokken. Vervolgens wordt zij in de wc opgesloten, zodat de verdachten weg kunnen gaan. Verdachten proberen geld te pinnen met de pas, maar dit lukt niet omdat mevrouw [aangeefster 1] met opzet een verkeerde code heeft gegeven. Zij heeft na de overval pijn aan haar arm, tussen de schouders en haar ellenboog.
Bij mevrouw [aangeefster 2] , destijds 86 jaar, hebben verdachte en zijn medeverdachten getracht om op dezelfde manier een beroving te plegen. Op het moment dat verdachten de woning willen betreden komt zij ten val op haar achterhoofd, waarop verdachten wegrennen. De gevolgen voor mevrouw [aangeefster 2] zijn vervolgens ongekend. Zij heeft een hoofdwond en wordt naar het ziekenhuis vervoerd. Daar krijgt zij die nacht tot twee keer toe een hartstilstand, waarop een pacemaker is geplaatst. Mevrouw [aangeefster 2] heeft vijf weken in een revalidatiekliniek verbleven. Hoewel mevrouw [aangeefster 2] weer zelfstandig woont, is zij haar onafhankelijkheid kwijt. Zij heeft bij veel handelingen hulp nodig en kan zonder begeleiding de deur niet uit. Door de fysieke klachten als gevolg van het incident is het leven van mevrouw [aangeefster 2] drastisch veranderd. Zij was sociaal zeer actief en vaak op pad. Dit is nu veel minder geworden. Zij kan niet meer zelfstandig met het openbaar vervoer zoals zij voorheen deed. Ook sporten kan niet meer en mevrouw [aangeefster 2] heeft moeten stoppen met vrijwilligerswerk. De duw die verdachten benadeelde gaven kwam zo snel dat benadeelde amper tijd had om na te denken of bang te zijn. Pas toen zij van de schok bekomen was sloeg de angst toe. Na het incident ging alle aandacht uit naar het fysieke letsel wat zij had opgelopen. Al haar krachten en energie waren nodig om te herstellen. Toen mevrouw [aangeefster 2] na ongeveer zes weken weer thuis kwam, kwam het besef dat zij nooit meer de oude zou worden hard aan. Ondanks dat zij zichzelf goed weet op te peppen, is mevrouw [aangeefster 2] hierover tot op heden emotioneel. De pijn in de achterkant van het lichaam en de herinnering aan het incident maakten haar moe en lusteloos. Het actieve sociale leven van mevrouw [aangeefster 2] werd hierdoor kleiner. Maar ook in haar eigen huis voelde zij zich niet op haar gemak en schrok zij van onverwachte geluiden. Mevrouw [aangeefster 2] sliep erg licht en ging soms in de nacht haar bed uit om de sloten te controleren. Inmiddels gaat het wat beter met haar en heeft zij haar huidige gezondheidstoestand enigszins weten te accepteren. Zij gaat nu regelmatig voor uitstapjes met vriendinnen en familie de deur uit. Mevrouw [aangeefster 2] heeft hierbij echter nog altijd hulp nodig. De klachten in de nek en de rug blijven haar parten spelen. Ook haar dagelijkse bezigheden kan zij niet meer volledig zelf uitvoeren. Het maakt haar verdrietig dat zij veel minder onafhankelijk is dan zij voor het incident was. Zij wil graag haar eigen gang kunnen gaan en zij wil andere mensen niet tot last zijn. Er zijn maatregelen genomen zodat zij zich thuis veiliger kan voelen. Tot op heden heeft mevrouw [aangeefster 2] last van nachtmerries.
Mevrouw [aangeefster 3] , 59 jaar, zat nietsvermoedend op een bankje toen plotseling haar telefoon uit haar handen werd getrokken. Deze heeft zij een paar maanden later bekrast en zonder hoesje teruggekregen. De gebeurtenis heeft grote impact op haar gehad. Zij voelt zich sindsdien minder veilig, alsof zij zich opeens beter realiseert hoe kwetsbaar zij is. Mevrouw [aangeefster 3] durft haar telefoon niet meer op straat te gebruiken. Kennissen hebben haar gezegd dat ze inderdaad op straat niet meer moet bellen. Mevrouw [aangeefster 3] vindt dat heel vervelend en ervaart het als een inperking van haar gevoel van vrijheid.
De tas van mevrouw [aangeefster 4] , 66 jaar, werd met een flinke ruk losgetrokken, waardoor zij ten val is gekomen en een pijnlijke knie heeft opgelopen.
Mevrouw [aangeefster 5] , destijds 77 jaar, is geslagen tijdens de poging haar van haar tas te beroven. Zij heeft daar een zwelling op haar jukbeen aan overgehouden. Zij is hevig geschrokken en is ontredderd en trillend achtergebleven. De schrikreactie was zo hevig dat zij die nacht geen oog dicht heeft kunnen doen. Ook in de dagen erna bleef de herinnering zo nadrukkelijk door haar hoofd spoken. Mevrouw voelde zich buiten niet meer veilig en op haar gemak en was extra op haar hoede. Ze kan niet begrijpen dat zulke jonge verdachten mensen op gevorderde leeftijd doelbewust als slachtoffers uitkiezen.
Mevrouw [aangeefster 6] van 62 jaar, is bestolen van haar tas met daarin geld en een telefoon. Zij heeft een naar gevoel overgehouden aan het incident. Mevrouw [aangeefster 6] woonde nog meer net in Nederland. Zij is nu erg oplettend op straat en durft ’s avonds niet goed naar buiten.
Mevrouw [aangeefster 7] , 77 jaar oud, liep over straat toen tegen haar paraplu werd geslagen. Zij is ten val gekomen na een ruk aan haar tas. Omdat zij om politie heeft geroepen zijn de verdachten zonder tas weggerend.
Ook bij mevrouw [aangeefster 8] , destijds 80 jaar, is aan haar tas getrokken waardoor zij ten val is gekomen. Haar tas met inhoud, waaronder contant geld en een telefoon, is gestolen en door de val heeft zij haar knie en hand bezeerd. Het misdrijf heeft haar erg aangegrepen en zij heeft hier nog steeds veel last van. Het belangrijkste gevolg is dat haar veiligheidsgevoel is aangetast en hierdoor voelt ze zich minder vrij om zich te bewegen. Buiten op straat is ze op haar hoede, met name voor mensen met een uiterlijke gelijkenis met de verdachten. Voor mevrouw [aangeefster 8] is de vrijheid om naar buiten te gaan hetgeen haar leven kleur geeft. Zij ervaart nu dat deze vrijheid niet meer zo vanzelfsprekend is als voorheen en dit zit haar erg dwars.
Uit het voorgaande blijkt dat de feiten op deze slachtoffers grote impact hebben gehad. De rechtbank vindt het getuigen van een enorme lafheid om weerloze bejaarde mensen van hun geld en goederen te beroven, zowel op straat als in hun woning. Verdachte en zijn medeverdachten hebben bij het plegen van deze feiten doelbewust kwetsbare, oudere, slachtoffers uitgezocht. Daarbij hebben zij zich niet laten weerhouden om ook geweld toe te passen op een plek waar de slachtoffers zich veilig dienden te wanen: in hun eigen huis, hun eigen omgeving of zomaar op straat. De levens van deze mensen zijn door verdachte en de medeverdachten overhoop gehaald alleen maar voor geldelijk gewin. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte deze buitengewoon ernstige feiten zwaar aan.
Daarbij komt nog dat verdachte en zijn medeverdachten op de dag dat zij zijn aangehouden een nieuwe beroving aan het beramen waren. Daarvoor hadden zij hakmessen, tape en maskers voorhanden en was [medeverdachte 1] in het casino een nieuw slachtoffer aan het uitkiezen. Door het optreden van de politie is een nieuwe beroving voorkomen en is de reeks berovingen een halt toegeroepen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 oktober 2017 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- rapporten van de Raad opgemaakt op 27 februari 2017 en 15 juni 2017;
- rapport van JBRA opgemaakt op 1 mei 2017 en 16 mei 2017;
- een rapport van de WSS van 22 augustus 2017;
- Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door drs. T Smits, GZ-psycholoog, op 12 mei 2017;
- Psychiatrisch Pro Justitia rapport opgemaakt door arts in opleiding tot psychiater mw M.S. Vellinga (supervisie dhr. BGJ Gunnewijk kinder/jeugd psychiater) op 14 mei 2017.
De psycholoog komt tot de volgende conclusie.
Bij verdachte kan gesproken worden van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was hier sprake van en beïnvloedde deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. Verdachte heeft vanuit zijn zwakbegaafdheid minder goed zicht op oorzaak en gevolg relaties in complexe situaties. Doordat verdachte zich vanuit zijn zwakbegaafdheid moeilijker kan verplaatsen in anderen, hetgeen zijn gewetensontwikkeling bemoeilijkt, stond hij tijdens de feiten onvoldoende stil bij de impact voor de slachtoffers. Verdachte is meer afhankelijk van sturing en uitleg van anderen hierin en heeft de neiging zich te conformeren aan anderen. In deze situatie trok hij zich op aan zijn neven, die hij van huis uit vertrouwde waardoor hij zich onvoldoende kritisch (voor zover mogelijk) opstelde. Ook ouders hadden vertrouwen in deze jongens en boden daardoor onvoldoende toezicht en sturing, waardoor het delictgedrag zich een aantal dagen onder de radar kon afspelen. Verdachte zelf was door zijn beperkte oordeels- en kritiekvermogen minder bij machte tot alternatieve keuzes te komen. Onderzoeker adviseert hem de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen. Door de zwakbegaafd held blijft verdachte kwetsbaar voor negatieve beïnvloeding en daardoor meet afhankelijk van zijn opvoeders. Er wordt verder geen problematiek geconstateerd die de kans op recidive vergroot. Verdachte geeft geen blijk van antisociale denkbeelden en lijkt inmiddels doordrongen van de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag. De ouders hebben sinds het ten laste gelegde adequaat gehandeld en staan samen met verdachte open voor interventie. Verdachte laat verder in zijn functioneren weinig problemen zien en zet zich in voor school. Lastig is dat de medeverdachten familieleden zijn. Inmiddels hebben ouders afstand genomen van de medeverdachten. Verdachte zal kwetsbaar blijven voor negatieve beïnvloeding. Hij is door zijn zwakbegaafdheid afhankelijk van externe sturing. Ouders kunnen in die zin van positieve invloed zijn. Om verdachte te ondersteunen in zijn gewetensontwikkeling en sociale weerbaarheid kan een leerstraf ingezet worden aangepast op zijn cognitieve niveau. Ook ouders kunnen hierin betrokken worden. Het is verder van belang dat ouders de komende periode meer uitleg krijgen over de behoeftes van hun zoon. Middels gesprekken met de jeugdreclasseerder kunnen zij kijken hoe dit te integreren in de opvoedingsaanpak, bijvoorbeeld door het toezicht te intensiveren. Ouders staan hier open voor en de indruk is vooralsnog dat hier geen intensief traject voor nodig is. Mocht dit wel zo zijn, kan verdere opvoedingsondersteuning ingezet worden. Onderzoeker adviseert toezicht vanuit de jeugdreclassering voort te zetten als bijzondere voorwaarde bij strafoplegging. Daarnaast kan een leerstraf, zoals So Cool, overwogen worden.
De psychiater komt tot de volgende conclusie.
Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van zwakbegaafdheid. Hij lijdt aan bovengenoemde diagnose welke is ontstaan in de vroege kindertijd en was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden). Verdachte was ten gevolge van zijn zwakbegaafdheid sterker beïnvloedbaar dan jongens van gelijke leeftijd met een hogere intelligentie. Het is aannemelijk dat hij door verleiding van zijn oudere neef de straatroven en overval heeft gepleegd. Hierbij heeft hij door zijn zwakbegaafdheid de gevolgen van zijn acties niet goed kunnen overzien. Dit geldt in min of meer gelijke mate voor alle hem ten laste gelegde feiten, zowel de straatroven als de overval. Geconcludeerd wordt dat verdachte op grond van zijn gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens voortkomende sterke beïnvloedbaarheid en zijn gebrek aan inzicht t.a.v. de gevolgen en consequenties van zijn gedrag de hem ten laste gelegde feiten slechts in verminderde mate zijn toe te rekenen. De gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens werkt sterk door op zijn denken, invoelen en handelen en werkte ook in belangrijke mate door in zijn handelen ten tijde van de hem ten laste gelegde straatroven en overval. Het feit dat twee medeverdachten familieleden zijn die zeer hecht zijn met hem en zijn gezin, is verontrustend. Hij groeit echter op binnen een hecht gezin met betrokken ouders. Het contact met de twee medeverdachten mag door ouders niet worden onderhouden. Het recidive risico wordt laag ingeschat. Er is sprake van gewetensfunctie. Hij heeft spijt van hetgeen hem ten laste wordt gelegd en voelt zich schuldig naar de slachtoffers. Verdachte functioneert goed binnen het gezin en op school. Er wordt geen melding gemaakt door ouders of school van agressieve of grensoverschrijdende gedragingen. Verdachte heeft zich laten verleiden door een oudere neef waar hij ontzag voor had. Hij is voornemens dit contact niet meer aan te gaan. Mocht dit wel gebeuren dan zou hij zich mogelijk opnieuw laten beïnvloeden. De genoemde factoren versterken elkaar. Gezien het lage recidive risico wordt gemeend dat ambulante hulp, indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, ingezet gaat worden om betrokkene te leren wat de consequenties zijn van dergelijk gedrag en vooral hoe hij op tijd bij zichzelf herkent wanneer hij risico loopt te komen tot negatief gedrag. Geadviseerd wordt dan ook het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, met inachtneming van de ernst van de feiten, onder toezicht van de jeugdreclassering. Daarnaast wordt ouderbegeleiding vanuit de jeugdreclassering geadviseerd. Een voorwaardelijk strafkader wordt voldoende geacht om de noodzakelijke geachte ambulante zorg aan betrokkene te kunnen bieden om het risico op toekomstig delict gedrag afdoende te kunnen doen afnemen.
Ter zitting heeft de Raad geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Het is niet wenselijk dat verdachte naar een JJI gaat. Hij werkt goed mee met de hulpverlening. Zijn ouders dienen daar ook bij te worden betrokken. Er zal in het kader van de bijzondere voorwaarden intensief worden gewerkt aan de ontwikkeling en vaardigheden van verdachte. Zo wordt de kans op recidive verminderd. Hij dient mee te werken met systeemtherapie FAST bij de Waag, met IFA vanuit Spirit. Er dient ook aandacht te zijn voor het contact met [medeverdachte 2] . Ook dient hij de leerstraf So Cool Verlengd uit te voeren om de gevolgen van zijn handelen beter te leren kennen.
De WSS is het eens met het advies van de Raad. Het ging en gaat op alle leefgebieden heel goed met verdachte. Daarom is het ook zo opvallend, maar zorgelijk dat hij deze heftige strafbare feiten heeft gepleegd. Spirit doet een delictanalyse samen met verdachte. Verdachte moet de juiste ondersteuning krijgen. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Echter door contacten met de medeverdachten kan deze hoger worden. De systeemtherapie dient eigenlijk de gezinssystemen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] samen te bekijken. Een samenwerking is van belang. Indien nodig wil de hulpverlening de gezinnen hiertoe kunnen verplichten.
Gelet op het voornoemde, waaronder de adviezen van de deskundigen, komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, te weten tevens een onvoorwaardelijke werkstraf.
Verdachte zal een jeugddetentie worden opgelegd van de maximale duur, waarbij het onvoorwaardelijke deel daarvan is gelijk aan het voorarrest. De rechtbank acht het niet opportuun te bepalen dat verdachte nu weer wordt gedetineerd, met name gelet op zijn zwakbegaafdheid en beïnvloedbaarheid.
Ter voorkoming van recidive zal het overige deel van de jeugddetentie in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met daaraan verbonden diverse bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd. Verdachte zal naar school moeten gaan, moeten meewerken met IFA vanuit Spirit, dagbesteding volgen bij R&B en moeten meewerken met de systeemtherapie bij De Waag. Daarnaast zal verdachte gedurende de eerste vier maanden een contactverbod hebben met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De rechtbank laat het aan de hulpverlening en de jeugdreclassering om te bepalen of dit contactverbod de gehele periode van kracht blijft. De rechtbank laat het verder aan de hulpverlening en de jeugdreclassering of en op welke manier gewerkt zal worden aan contactherstel met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] . Verdachte zal hoe dan ook dienen mee te werken met het plan dat daarvoor wordt opgesteld. Verdachte dient in dat kader toezicht en begeleiding te krijgen van de WSS. Hij zal verder gaan met de diverse intensieve hulpverleningstrajecten, met ruim 8 maanden voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het recidiverisico zoals hiervoor vermeld, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het daarnaast passend en geboden om aan verdachte ook nog een onvoorwaardelijke werkstraf van honderd uur op te leggen.
Om verdere recidive te voorkomen en verdachte weerbaarder te maken zal aan hem tevens de verlengde variant van de leerstraf So Cool worden opgelegd.
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen: een vleesmes (nr. 12), een handschoen (nr. 13), duct tape (nr. 14) en twee maskers (nrs. 15 en 17). Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 12 en 13 bewezen verklaarde is begaan, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangeefster 2] vordert € 2.173,94 aan materiële schadevergoeding en
€ 10.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Tevens vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. Er is een ernstige inbreuk gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer, waarbij het gepleegde feit een sterk invaliderende invloed op het leven van de benadeelde partij heeft gehad.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op het bedrag zoals gevorderd.
De rechtbank concludeert dat ook de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, de dag waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 12.173,94 (twaalfduizend honderd drieënzeventig euro en vierennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangeefster 3] vordert € 282,49 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank concludeert dan ook dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Tevens staat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 500,- De vordering tot immateriële schadevergoeding kan voor dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 782,49 (zevenhonderd tweeëntachtig euro en negenenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangeefster 5] vordert € 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 5] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangeefster 6] vordert € 760,00 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 6 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 6] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 6 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 760,00 (zevenhonderd zestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [benadeelde] vordert € 416,30 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking heeft.
De benadeelde partij [aangeefster 8] vordert € 164,54 aan materiële schadevergoeding en
€ .1000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering niet betwist.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 9 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Tevens staat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 9 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank concludeert dat ook de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 8] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 9 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.165,54 (elfhonderd vijfenzestig euro en vierenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De raadsman heeft verzocht de vorderingen niet hoofdelijk toe te wijzen, maar een gedeelte daarvan aan de hand van zijn rol bij de feiten aan verdachte toe te schrijven. Op deze manier wordt voorkomen dat verdachte opdraait voor de vermoedelijk wanbetalende medeverdachten.
De rechtbank ziet in het voorgaande echter geen aanleiding om af te wijken van het wettelijk uitgangspunt dat bij een veroordeling in de vorm van medeplegen sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Ten aanzien van alle vorderingen geldt dan ook dat de betalingsverplichting hoofdelijk zal worden opgelegd. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door (één van) de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan.
Vervangende jeugddetentie
Gelet op de afspraken gemaakt door de landelijke expertgroep jeugdrechters (opgenomen in de LOVS-afspraken) wordt bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan een minderjarige verdachte die ten tijde van het feit 15 jaar was maximaal 10 dagen vervangende jeugddetentie opgelegd voor het totale bedrag van de vorderingen. De rechtbank zal dan ook naar evenredigheid van de vorderingen de 10 dagen verdelen over de verschillende schadevergoedingsmaatregelen.