ECLI:NL:RBAMS:2018:10154

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
13/684507-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een mes en oplegging van ISD-maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een mes. De verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, werd beschuldigd van het bedreigen van zijn vader op 25 november 2017 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 7 maart 2018 heeft de officier van justitie, mr. K. Duker, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. N.D. de Fluiter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging van zijn vader met een mes. De getuigenverklaring ondersteunde de aangifte van de vader, waarin hij verklaarde dat de verdachte dreigende woorden had geuit en een mes had getoond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden waren voor zijn handelen.

De officier van justitie eiste een ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank volgde het advies van de reclassering en de psychiater, die aangaven dat de verdachte lijdt aan een licht verstandelijke beperking en verslaving aan drugs. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de recidive te voorkomen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De verdachte werd veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar zonder aftrek van voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684507-17 (Promis)
Datum uitspraak: 21 maart 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres],
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum [locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Duker en van wat verdachte en zijn raadsman mr. N.D. de Fluiter naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn vader, [persoon] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, aan voornoemde [persoon] voor te houden en/of te tonen en/of met dat mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, naar voornoemde [persoon] te wijzen en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek jullie neer. Ik maak jullie allemaal dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar MinisterieDe officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van zijn vader.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de getuigenverklaring de aangifte gedeeltelijk onderschrijft, maar dat hierin niets staat over het tonen van een mes. Mede omdat aangever gebrekkig Nederlands spreekt, twijfelt de raadsman of verdachte aangever heeft bedreigd met een mes. Hij stelt zich daarom op het standpunt dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen en dient te worden uit gestreept. De raadsman stelt zich voorts op het standpunt dat de uit gestreepte tenlastelegging niet kan worden gekwalificeerd als een mondelinge bedreiging zonder de grondslag van de tenlastelegging te verlaten. Zodoende dient verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte mondeling en met een wapen, te weten een mes, bedreigingen heeft geuit in de richting van aangever. De gedetailleerde aangifte wordt in voldoende mate ondersteund door de verklaring van getuige [getuige]. Zo heeft [getuige] verklaard dat verdachte elke keer dat hij het mes pakte, zei: “doodmaken”. De getuigenverklaring vormt naar het oordeel van de rechtbank tezamen met de verklaring van aangever dan ook voldoende aanknopingspunten voor het bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 25 november 2017 te Amsterdam, zijn vader, [persoon] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een mes aan voornoemde [persoon] voor te houden en met dat mes naar voornoemde [persoon] te wijzen en daarbij meermalen, dreigend de woorden toe te voegen: "Ik steek jullie neer. Ik maak jullie allemaal dood", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen ISD-maatregel moet worden opgelegd, omdat het opleggen van een dergelijke maatregel niet zinvol zal zijn. Verdachte heeft de ISD-maatregel al eerder doorlopen. Hij is daar in maart 2017 weer uitgekomen. De raadsman verzoekt de ISD-maatregel af te wijzen en aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Novadic-Kentron van 31 januari 2018, opgemaakt door E.G.M. Martens. Dit advies houdt onder meer in dat verdachte veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen. In februari 2015 heeft verdachte de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Kort na zijn uitstroom uit de ISD in maart 2017 is verdachte opnieuw met justitie in aanraking gekomen. Verdachte is afhankelijk van cocaïne en cannabis en functioneert op een niveau van zwakbegaafd tot licht zwakzinnig. De reclassering adviseert oplegging van de ISD-maatregel. Zij ziet geen andere mogelijkheden om het recidiverisico en de overlast te doen afnemen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia psychiatrisch onderzoeksrapport van 20 februari 2018, opgemaakt door M. Eggers, psychiater, onder supervisie van C.A.M. van der Meijs, psychiater. Dit rapport houdt onder meer in dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, gediagnosticeerd als een licht verstandelijke beperking, trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en cannabis- en cocaïneafhankelijkheid. Geadviseerd wordt verdachte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. De gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens zijn belangrijke factoren die de kans op recidive hoog maken. Er zijn verschillende pogingen gedaan door de ouders van verdachte en hulpverleners om verdachte te helpen van zijn verslaving af te komen, maar verdachte haakte vroegtijdig af. Voorts heeft verdachte geregeld reclasseringsafspraken geschonden. De psychiater adviseert verdachte daarom voor een langere periode te laten verblijven in een forensisch klinische behandelsetting met veel toezicht en structuur. Een dergelijke behandeling kan worden geboden binnen het juridisch kader van een ISD-maatregel.
De rechtbank volgt het advies van de rapporteurs en neemt de daarin getrokken conclusies over.
De rechtbank stelt vast dat voor het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Bewezen is verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor de voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 februari 2018 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de datum waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd, 25 november 2017, meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Uit de hiervoor genoemde rapportages blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten, eist de veiligheid van goederen het opleggen van deze maatregel.
Verdachte heeft in de afgelopen jaren veel begeleiding gehad en vele hulpverleningstrajecten doorlopen, echter zonder het gewenste resultaat. Er bestaan grote zorgen over onder meer de gezondheid van verdachte vanwege zijn middelengebruik. Verdachte lijkt niet in staat de ernst van de situatie waarin hij verkeert onder ogen te zien. Hij overschat zichzelf en ontkent beperkingen vanuit zijn verstandelijke beperking. Hij is van mening dat hij geen behandeling nodig heeft en dat hij kan afkicken. De rechtbank ziet, gelet op de afwijzende houding van verdachte naar hulpverlening en de uitermate zorgelijke situatie waarin verdachte verkeert, geen andere mogelijkheid meer dan het opleggen van de ISD-maatregel zodat, binnen de structuur van de ISD-maatregel, getracht kan worden om de neerwaartse spiraal waarin verdachte verkeert, te doorbreken.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 november 2017 blijkt voorts dat ook aan de voorwaarden uit de toepasselijke richtlijn van het Openbaar Ministerie is voldaan. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum.
Het doel van de ISD-maatregel is beveiliging van de maatschappij. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast. De rechtbank acht het daarom passend en noodzakelijk dat de ISD-maatregel aan verdachte wordt opgelegd. Gedurende de ISD-maatregel kan verdachte zich niet schuldig maken aan strafbare feiten.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Het betoog van de raadsman dat er andere mogelijkheden ter beschikking staan, wordt door de rechtbank gepasseerd. Er zijn geen andere concrete mogelijkheden naar voren gebracht dan eventueel reclasseringsbegeleiding en de reclassering heeft aangegeven dat zij niet in staat is verdachte zodanig te begeleiden dat dit nieuwe contacten met justitie zal voorkomen. Om de beëindiging van de recidive van verdachte alle kans te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. Daarbij hecht de rechtbank er aan op te merken dat doel van de ISD mede zal zijn om verdachte goed te begeleiden tijdens de extramurale fase, nu deze fase tijdens de vorige ISD maatregel niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op het grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en J.J. Wirken, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2018.
[...]