ECLI:NL:RBAMS:2018:1173

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
13/684325-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in een bedrijfspand in vereniging met medeverdachte

Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte op 16 juli 2017 heeft geprobeerd in te breken bij een kledingwinkel in het koopcentrum Akerpoort te Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, na een onderzoek ter terechtzitting op 12 januari 2018. De officier van justitie, mr. R.A. Bosman, heeft bewezenverklaring van de tenlastelegging gevorderd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.H.R. Hogewind, heeft verzocht om vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte op camerabeelden te zien zijn tijdens de poging tot inbraak. De verdachte werd kort na de melding van de poging aangetroffen op het parkeerdek, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat hij NN2 was, de persoon die op de beelden te zien was. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig geacht, omdat deze niet overeenkwam met de feiten en omstandigheden zoals vastgelegd in het dossier. De rechtbank heeft de poging tot inbraak bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij, een B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet was aangetoond dat er schade was geleden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684325-17 (Promis)
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Bosman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.H.R. Hogewind naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] op 16 juli 2017 heeft geprobeerd in te breken bij kledingwinkel [naam kledingwinkel] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, op grond van de aangifte, de camerabeelden en de processen-verbaal van bevindingen. Verdachte voldoet aan het signalement van NN2 en op de camerabeelden te zien dat NN2 weg vlucht in de richting van de parkeergarage, de plek waar verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij iets na tienen naar binnen ging om daar te slapen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze verklaring ongeloofwaardig is, omdat verdachte dit verder niet heeft onderbouwd en hij er zonder slaapspullen is aangetroffen. Bovendien is uit het proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2017 gebleken dat hij dit niet meteen heeft verklaard bij de politieagenten ter plaatse. Wegens de inwisselbaarheid van rollen heeft de officier van justitie gevorderd ook het in vereniging plegen bewezen te verklaren.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Verdachte heeft meteen bij de politieagenten ter plaatse verklaard dat hij op het dak lag te slapen. Verdachte is dakloos en heeft een veilige slaapplek gezocht. Zijn verklaring is dan ook niet ongeloofwaardig. Verdachte is niet op de plaats delict aangehouden en er zijn geen DNA sporen of vingerafdrukken aangetroffen die verdachte aan het delict koppelen. Bij zijn fouillering had verdachte een zwarte jas met een wit embleem aan, maar op de camerabeelden is niet te zien dat NN2 een dergelijk embleem heeft op zijn jas. Uit de tijdstippen van de camerabeelden en het proces-verbaal van aanhouding is gebleken dat er één minuut zat tussen het wegrennen van NN2 richting de parkeergarage en het aantreffen van verdachte op een liftschacht. De liftschacht is ongeveer vier meter hoog. Eén minuut is dan ook te kort om van de derde verdieping op de liftschacht te klimmen. Ook is niet gebleken dat verdachte contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] .
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de poging tot inbraak bewezen op grond van het volgende.
Uit het dossier blijkt dat op 16 juli 2017 de melding binnen is gekomen dat twee mannen proberen in de breken bij de Mediamarkt, gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam. Op de camerabeelden is te zien dat twee personen op een snorfiets komen aanrijden en dat de persoon die achterop zit, NN1, afstapt, een hamer tussen de voeten van NN2 wegpakt, vervolgens over het hek van het koopcentrum Akerpoort klimt en van binnenuit de deur in het hek opent. NN2 parkeert de snorfiets net buiten beeld en vlakbij de dierenambulances. NN1 en NN2 lopen het terrein op en verdwijnen uit beeld. Op de camerabeelden van de derde verdieping van koopcentrum Akerpoort is te zien dat NN1 en NN2 voor een raam staan. Dit is het raam van kledingwinkel [naam kledingwinkel] . NN1 heeft blauwe wollen handschoenen aan, draagt een donkere jas en heeft een lichtkleurige capuchon en een spijkerbroek en donkere schoenen aan. Hij beweegt met de hamer in de richting van het raam en tikt met zijn linkervoet tegen het raam. NN2 draagt een donkerkleurige jas en een donkere broek. Op de beelden is te zien dat beide mannen opeens de poging staken en dat NN2 in de richting van de parkeergarage rent. NN1 rent via de noodtrap naar beneden, in de richting van het hek waar de mannen in eerste instantie naar binnen zijn gekomen. Aangever [persoon] verklaart op de camerabeelden te hebben gezien dat twee personen proberen in te breken bij [naam kledingwinkel], en dat, na aankomst van de politie, een persoon vluchtte op de liftkooi op het parkeerdek en dat de ander dezelfde weg terug richting het Keurenplein vluchtte. Bij de fouillering had medeverdachte [medeverdachte] een grijskleurig vest en donkere schoenen aan. Verdachte droeg bij zijn fouillering een zwartkleurig vest, zwartkleurige jas en had een gezichtsmasker bij zich.
Twee politieagenten komen ter plaatse met gecertificeerde diensthonden, die getraind zijn in het zoeken naar verse mensenlucht. Met verse mensenlucht wordt bedoeld de lucht waarop de diensthonden aanslaan als dit enkele seconden tot maximaal een halve dag oud is. Eerst krijgt diensthond Mike een verse lucht binnen bij op de vierde etage, bij het parkeerdek, waar verdachte is aangetroffen. Op de derde etage ziet de politieagent een voorhamer in de prullenbak liggen, waar diensthond Mike op aan sloeg. Deze hamer is voorzien van verse mensenlucht. Andere politieagenten ter plaatse zien blauwe wollen handschoenen liggen op het gangpad van Akerpoort, wat tevens de vluchtroute was van NN1.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij rond 22.00 uur naar binnen ging en op het dak van het koopcentrum Akerpoort is geklommen en dat hij daar is gaan slapen. Ook heeft hij verklaard daar verder niemand te hebben gezien. Omdat op de beelden te zien is dat NN2 wegrent in de richting van het parkeerdek, verdachte op het parkeerdek is aangetroffen en verdachte heeft verklaard daar verder niemand anders te hebben aangetroffen, als ook dat de kleding die verdachte droeg overeenkomt met de kleding van NN2, is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte NN2 is. De rechtbank heeft de camerabeelden na de behandeling van de zaak ter zitting, zoals ter zitting met partijen besproken, nogmaals bekeken en het is niet duidelijk of op de zwarte jas van NN2 een wit embleem te zien is. Dit laat het vorige echter onverlet. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
Verdachte zal ook worden veroordeeld voor het medeplegen van dat feit. Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden volgt dat verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk bij de plaats delict aan kwamen, dat zij beiden inbrekersgereedschap vasthielden - te zien is dat NN2 plastic zakken vasthield en NN1 een hamer - dat zij beiden voor de winkel stonden toen zij kennelijk werden gestoord. Het staat naar het oordeel dan ook vast dat verdachte en [medeverdachte] handelden in nauwe en bewuste samenwerking.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 16 juli 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelbedrijf, gelegen in het koopcentrum Akerpoort, weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes en zijn mededader’s gading, toebehorende aan [naam kledingwinkel] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich opzettelijk naar voornoemd koopcentrum Akerpoort heeft begeven, waarna hij, verdachte en zijn mededader, over een hek zijn geklommen, waarmee het bedrijventerrein van het koopcentrum was afgesloten, en zich vervolgens via een noodtrappenhuis naar [naam kledingwinkel] hebben begeven en waarna hij, verdachte en zijn mededader, vervolgens tegen een raam van [naam kledingwinkel] hebben getikt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van meermalen recidive, omdat verdachte één keer voor heling is veroordeeld. Ook heeft de raadsvrouw zich verzet tegen de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging diefstal met braak in een bedrijfspand. Dit is een uitermate ergerlijk feit, waarmee verdachte inbreuk maakt op andermans eigendomsrecht en overlast en schade veroorzaakt of kan veroorzaken.
Bij de strafoplegging, en in het bijzonder de keuze voor een gevangenisstraf en de duur daarvan,houdt de rechtbank rekening met de ernst van het misdrijf, de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict, waardoor sprake is van recidive. Volgens de LOVS oriëntatiepunten vormt bij een bedrijfsinbraak ingeval van recidive een gevangenisstraf van tien weken het uitgangspunt. In het voordeel van verdachte weegt mee dat het bij een poging is gebleven en niet van schade is gebleken. Strafverzwarend weegt mee dat verdachte samen met een ander heeft gepoogd in te breken. Een gevangenisstraf van tien weken is dan ook een passende straf. Verdachte heeft, zo blijkt ook uit een reclasseringsrapport, aangegeven dat hij geen hulp van wie dan ook kan gebruiken bij het weer op orde krijgen van zijn leven. De rechtbank ziet dan ook geen reden om in het kader van een deels voorwaardelijke straf aan verdachte reclasseringstoezicht op te leggen.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam B.V.] vordert € 4.493,45 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat niet kan worden vastgesteld of en zo ja, welke, schade is geleden.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is gebleken dat de benadeelde partij daadwerkelijk schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Verklaart [naam B.V.] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en F.P. Lauwaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L. Lugthart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2018.