ECLI:NL:RBAMS:2018:1183

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
AMS 17/4847
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.L. Fernig - Rocour
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor uitweg door college van burgemeester en wethouders van Amstelveen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor een uitweg. Eiser, wonende in Amstelveen, had op 28 december 2016 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om een uitweg vanaf zijn perceel naar de openbare weg te realiseren. Het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen verleende aanvankelijk de vergunning, maar na bezwaren van derden, die zich zorgen maakten over het verlies van een openbare parkeerplaats, werd het besluit herroepen en de vergunning geweigerd. Eiser ging hiertegen in beroep.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht de vergunning had geweigerd op basis van artikel 2.12, tweede lid, onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Amstelveen, dat stelt dat een vergunning kan worden geweigerd indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats. De rechtbank volgde de redenering van het college dat er al voldoende oplaadpunten in de omgeving zijn en dat de verkeersveiligheid niet in het geding is. Eiser's argumenten over de noodzaak van de uitweg voor zijn eigen parkeerbehoefte werden door de rechtbank niet overtuigend geacht.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4847

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te Amstelveen, eiser

(gemachtigde: mr. B. Bijlsma),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder
(gemachtigde: mr. R. Meijer).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[derde partij 1] , [derde partij 2] en [derde partij 3]
(gemachtigde: mr. R. Visser).
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’, ‘het college’ en ‘ [derde partij 1] , [derde partij 2] en [derde partij 3] ’.

Procesverloop

Met het besluit van 31 januari 2017 (het primaire besluit) heeft het college aan [eiser] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een uitweg.
[derde partij 1] , [derde partij 2] en [derde partij 3] hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met het besluit van 29 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van [derde partij 1] , [derde partij 2] en [derde partij 3] gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en alsnog geweigerd om aan [eiser] een omgevingsvergunning te verlenen.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 februari 2017. [eiser] en zijn gemachtigde mr. B. Bijlsma zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Meyer. Namens [derde partij 1] , [derde partij 2] en [derde partij 3] is mr. R. Visser verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. [eiser] woont op het adres [adres] in Amstelveen. Hij heeft op 28 december 2016 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor een uitweg vanaf zijn perceel naar de openbare weg.
2. Met het primaire besluit heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. [derde partij 1] , [derde partij 2] en [derde partij 3] wonen ook in de [straat] (respectievelijk op huisnummer [huisnummer 1] , [huisnummer 2] en [huisnummer 3] ). Zij hebben alle drie bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Naar aanleiding van deze bezwaarschriften, heeft het college opnieuw naar de zaak gekeken en advies gevraagd aan de bezwaarschriftencommissie (de commissie).
3. De commissie heeft op 26 juni 2007 geadviseerd om géén omgevingsvergunning te verlenen. Volgens de commissie is de weigeringsgrond van artikel 2.12, tweede lid, onder b, van de APV aan de orde: de aanvraag gaat zonder noodzaak ten koste van een openbare parkeerplek.
4. In het bestreden besluit heeft het college, onder verwijzing naar het advies van de commissie, de bezwaren gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de gevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd.
Formele beroepsgrond
5. Volgens [eiser] is in de beslissing op bezwaar de grondslag van de bezwaarschriften verlaten. De rechtbank is dat niet met hem eens. [derde partij 1] , [derde partij 2] en [derde partij 3] uiten in hun bezwaarschriften namelijk hun zorg over het verlies van een openbare parkeerplek. Het college heeft daarom terecht, met toepassing van de relevante regelgeving (in dit geval artikel 2.12, tweede lid onder b, van de APV), beoordeeld of de uitrit noodzakelijk is.
De overige (inhoudelijke) beroepsgronden van [eiser]
6. In zijn beroepschrift voert [eiser] aan dat de uitrit
nietten koste gaat van een openbare parkeerplek. Op de zitting heeft hij deze beroepsgrond ingetrokken. Dit punt behoeft dus geen verdere bespreking.
7. [eiser] vindt dat het verlies van een openbare parkeerplek noodzakelijk is. Het is namelijk noodzakelijk dat hij op zijn eigen perceel kan parkeren. In zijn beroepschrift heeft hij in dit verband aangevoerd dat hij op zijn eigen perceel een oplaadpunt voor zijn elektrische auto wil realiseren. Op de zitting heeft hij de nadruk vooral gelegd op het argument van de verkeersveiligheid. [eiser] heeft namelijk kleine kinderen en als hij en zijn kinderen met de auto thuiskomen is er vaak geen parkeerplaats vrij in de directe omgeving van zijn huis. [eiser] moet dan zijn auto in de straat stilzetten en zijn kinderen daar laten uitstappen of uit de auto tillen. Dit levert een onveilige situatie op, aldus [eiser] .

De beoordeling van de rechtbank

8. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
9. Zij verwijst allereerst naar de relevante wet- en regelgeving, zoals opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), is het verlenen van een uitwegvergunning een discretionaire bevoegdheid van het college. Bij de beoordeling of de belangen die zijn genoemd in artikel 2.12, tweede lid, van de APV in het geding komen, komt het college beoordelingsvrijheid toe. Die beoordeling moet de rechtbank terughoudend toetsen. [1]
11. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning in bezwaar is geweigerd omdat een uitweg volgens het college in strijd is met artikel 2.12, tweede lid, onder b, van de APV.
Het college heeft bij zijn beoordeling de beleidsregel ‘Beleidsregel maken en veranderen van een uitweg op basis van artikel 2:12 van de APV’ buiten toepassing gelaten. In deze beleidsregel is, anders dan de APV, niet de voorwaarde opgenomen dat het verlies van een openbare parkeerplek
noodzakelijkmoet zijn. Deze beleidsregel biedt daarom ruimere mogelijkheden dan de APV en is daarom hiermee in strijd, aldus het college. De rechtbank kan deze redenering volgen en vindt dat het college terecht is uitgegaan van de APV, omdat dat hogere regelgeving is dan het beleid. Het college heeft de in het beleid geformuleerde voorwaarde dan ook terecht niet leidend geacht. Voor zover [eiser] heeft betoogd dat uit de beleidsregel volgt dat het verlies van slechts één parkeerplaats niet in de weg staat aan verlening van de omgevingsvergunning, leidt dat dus niet tot het door hem gewenste resultaat. Getoetst moet worden aan de voorwaarde zoals deze is opgenomen in de APV en niet aan de lezing die eiser aan het beleid geeft, wat van die lezing ook zij.
12. Gelet op het hiervoor weergegeven toetsingskader, draait het in deze zaak om de volgende vraag: heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 2.12, tweede lid, onder b van de APV aan de orde is (de uitweg gaat zonder noodzaak ten koste van een openbare parkeerplaats)?
13. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en acht de motivering van het college daartoe toereikend. Dat [eiser] een eigen oplaadpunt wil realiseren, maakt de uitrit volgens het college niet noodzakelijk. In de directe omgeving zijn namelijk al meerdere oplaadpunten en bij het college bestaat bereidheid om eventueel mee te werken aan het realiseren van nieuwe (openbare) oplaadpunten. Ook uit het oogpunt van verkeersveiligheid is het realiseren van een uitrit niet noodzakelijk, aldus het college. De straat van [eiser] is namelijk gelegen in een woonwijk waar overwegend sprake is van bestemmingsverkeer en waar bovendien een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. De rechtbank acht deze motivering voldoende en aanvaardbaar. Het college heeft zich dus in redelijkheid op het standpunt gesteld dat één van de weigeringsgronden van de APV aan de orde is en heeft de gevraagde omgevingsvergunning daarom terecht geweigerd.
14. De rechtbank verklaart het beroep van [eiser] daarom ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L Fernig - Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. H. van der Schaft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: juridisch kader

Wabo

Artikel 2.2

1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(..)
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.
(..)
Geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

Artikel 2.18

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Algemene Plaatselijke Verordening Amstelveen

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu. (..)

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
b. indien de uitweg zonder noodzaak ten kosten gaat van een openbare parkeerplaats;
c. indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen. (..)

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2013. ECLI:NL:RVS:2013:CA1352.