In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een woning in Uithoorn, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn, waarin hun verzoek om tegemoetkoming in planschade werd afgewezen. De eisers stelden dat zij schade hadden geleden door de openstelling van een verbinding voor alle soorten verkeer, wat leidde tot een toename van verkeersdrukte en geluidsoverlast in hun rustige wijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers een verzoek om tegemoetkoming in planschade hadden ingediend op basis van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De gemeente had eerder een wijzigingsplan vastgesteld dat de bestemming van de verbinding wijzigde, waardoor deze toegankelijk werd voor alle verkeer. De rechtbank oordeelde dat de waardevermindering van de woning door de gemeente was vastgesteld op € 4.000,-, maar dat de eisers dit bedrag betwistten en stelden dat de waardevermindering € 10.000,- bedroeg. De rechtbank concludeerde dat de gemeente bij de waardebepaling onvoldoende rekening had gehouden met de toename van gebruiksintensiteit rondom de woning. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de waardevermindering onder de drempel van 5% bleef. De rechtbank bepaalde dat de gemeente het griffierecht moest vergoeden en veroordeelde de gemeente tot betaling van de proceskosten van de eisers.