In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de registratie van een geboorteakte in de basisregistratie personen (brp). Eiser, van Ghanese nationaliteit, had verzocht om zijn geboorteakte, die was afgegeven door de bevoegde Ghanese autoriteiten, te registreren in de brp. Het verzoek was eerder door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam afgewezen, omdat verweerder twijfelde aan de rechtsgeldigheid van de geboorteakte. Verweerder stelde dat de geboorteakte het resultaat was van een zeer late geboorteregistratie, 36 jaar na de geboorte van eiser, en dat er eerder een geboorteregistratie had moeten zijn volgens Ghanees recht.
De rechtbank oordeelde dat de geboorteakte authentiek was en dat er in beginsel van de juistheid van de inhoud van de geboorteakte moest worden uitgegaan, tenzij het tegendeel voldoende aannemelijk was gemaakt. Verweerder had echter niet aangetoond dat de gegevens in de geboorteakte onjuist waren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder wegens strijd met de motiveringsplicht en verklaarde het beroep van eiser gegrond. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarin de rechtsgeldigheid van de geboorteakte wordt erkend of waarin voldoende bewijs wordt geleverd dat de inhoud onjuist is.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van documenten in het kader van de registratie in de brp en de zorgvuldigheid die van de overheid wordt verwacht bij het beoordelen van dergelijke documenten.