ECLI:NL:RBAMS:2018:1750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
CV 17-22547
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens winkeldiefstal en de beoordeling van de schadeberekening

In deze zaak vordert de Stichting Overlastdonatie Amsterdam (SODA) van de gedaagde een schadevergoeding van € 181,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van een winkeldiefstal gepleegd door de gedaagde bij een Albert Heijn filiaal. De gedaagde heeft op 4 oktober 2016 boodschappen gedaan en is betrapt op diefstal door een medewerker van de winkel. SODA, als gemachtigde van Albert Heijn, stelt dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en dat hierdoor schade is ontstaan. De gedaagde erkent de diefstal van een stuk kaas, maar betwist de hoogte van de schade en de gemaakte kosten door Albert Heijn.

Tijdens de procedure is vastgesteld dat SODA een standaardbedrag voor schadevergoeding heeft vastgesteld op basis van een rapport van HL Audit B.V. en dat dit bedrag juridisch houdbaar zou zijn. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de door SODA gepresenteerde schadeberekening onvoldoende aanknopingspunten biedt om de gevorderde schade te onderbouwen. De kantonrechter wijst erop dat de concrete handelingen die hebben plaatsgevonden tijdens de aanhouding van de gedaagde niet overeenkomen met de berekeningen van SODA. Bovendien blijkt uit het aangifteformulier dat er na teruggave van de goederen geen schade is geleden door Albert Heijn.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van SODA af en veroordeelt SODA in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde worden begroot op nihil. Dit vonnis is uitgesproken op 26 maart 2018 door mr. L. van Berkum, kantonrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6351534 CV EXPL 17-22547
vonnis van: 26 maart 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting

STICHTING OVERLASTDONATIE AMSTERDAM (SODA),
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
nader te noemen: SODA,
gemachtigde: voorheen gerechtsdeurwaarder J.J. Sikkema, thans mr. G.R.M. van den Assum,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- de dagvaarding van 14 september 2017, met producties;
- het proces-verbaal van 6 oktober 2017 met het mondelinge antwoord;
- het instructievonnis van 23 oktober 2017, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Voor SODA zijn haar toenmalig gemachtigden C.A. Post en J. de Haan verschenen van deurwaarderskantoor De Schout. [gedaagde] is niet verschenen. De toenmalig gemachtigden van SODA zijn gehoord en zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ter zitting is een “overeenkomst van lastgeving (cessie ter incasso)” overgelegd.
Na de zitting heeft de griffier per e-mailbericht bevestigd dat ter zitting was afgesproken dat SODA een aantal aanvullende stukken zou overleggen. Bij rolbeslissing van 22 januari 2018 is SODA daarvoor een aanvullende termijn geboden. Bij akte van 23 januari 2018 heeft mr. G.R.M. van den Assum zich gesteld als gemachtigde voor SODA, zich nader uitgelaten en aanvullende producties in het geding gebracht. Hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft [gedaagde] hierop niet gereageerd.
Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
SODA is volgens het register van de Kamer van Koophandel opgericht in 2006 en heeft ten doel om ondernemers te begeleiden bij het beperken van de schade ten gevolge van criminaliteit in het bedrijf.
1.2.
SODA, althans de Stichting Serviceorganisatie Directe Aansprakelijkstelling, staat onder toezicht van en is gecertificeerd door de in 2012 opgerichte landelijke Stichting Directe Aansprakelijkstelling Aan Daders (DAAD), die ten doel heeft het civiel aansprakelijk stellen van plegers van criminaliteit en bevordering van een zorgvuldige uitvoering van civiele aansprakelijkheidstelling, aldus het Register van de Kamer van Koophandel.
1.3.
In de Raad van Toezicht van stichting DAAD functioneren als toezichthouder Politie, VNO/NCW/MKB Nederland, Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Verbond van Verzekeraars. De Staat, in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, verleent ambtelijke ondersteuning.
1.4.
Maandelijks betaalt de Stichting Serviceorganisatie Directe Aansprakelijkstelling op factuurbasis aan Stichting DAAD voor deelnamekosten en verificatiekosten NAW [naam, adres, woongegevens, ktr].
1.5.
SODA heeft een standaard minimum schadebedrag voor winkeldiefstal als volgt vastgesteld:
Handeling Tijd in min Uurtarief Totaal
A. Observeren, aanspreken en aanhouden van de verdachte 15 € 82,72 € 20,68
B. Ophouden van de verdachte en alarmeren van de politie 30 € 82,72 € 41,36
C. Assisteren bij het ophouden door een winkelmedewerker 30 € 53,81 € 41,36
D. Overdragen van de verdachte aan de politie 15 € 82,72 € 26,59
E. Diverse communicatie en administratie
(het doen van aangifte, terugzoeken van videobeelden,
afboeken van gestolen of defecte artikelen, administreren
van de ontvangst, archivering, beantwoorden vragen politie) 30 € 82,72 € 20,68
Subtotaal 150,67 BTW 21% 31,64
Subtotaal 182,31
Afgerond tarief 181,-
Voor de handelingen onder A, B, D en E is het tarief van een assistent- bedrijfsleider gehanteerd en voor de handeling onder C het tarief van een winkelmedewerker.”
1.6.
HL Audit B.V. te Nijkerk heeft op 13 september 2016 aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie een rapport uitgebracht “inzake de standaardbedragen van de directe aansprakelijkstelling bij de delicten”. In het rapport wordt geconcludeerd dat een bedrag van € 181,00 als standaardbedrag voor winkeldiefstal proportioneel en juridisch houdbaar is.
1.7.
Tussen Albert Heijn B.V. (hierna Albert Heijn) en SODA is een “overeenkomst van lastgeving (cessie ter incasso)” tot stand gekomen, waarin onder meer is vermeld:
“(…)
Albert Heijn B.V. geeft voor haar winkelvestigingen zoals aangegeven in bijgaande lijst, aan (…) SODA de last (opdracht) de vordering als gevolg van de regeling Directe Aansprakelijkstelling Winkeliers in het belang van de benadeelde geheel naar eigen inzicht van SODA bij de schuldenaar te incasseren, waarbij SODA in eigen naam namens de benadeelde rechtshandelingen zal mogen verrichten, alsmede de daarmee samenhangende rechten zal mogen effectueren (…)”.
1.8.
Op 4 oktober 2016 heeft [gedaagde] boodschappen gedaan bij een Albert Heijn filiaal aan het [adres] te [plaats] . Hij is daarbij door een medewerker van het filiaal betrapt op diefstal.
1.9.
Op 4 oktober 2016 heeft deze medewerker tegen [gedaagde] aangifte gedaan van diefstal. In het door hem ingevulde landelijk aangifteformulier winkeldiefstal is onder meer vermeld:
“(…)
AANGEVER (…) [naam 1] , (…), Teamleider. (…)
(18:20 uur) Ik zag dat meneer binnenkwam in ons filiaal en een winkelmandje nam. Ik zag dat meneer een zwarte tas om had. Ik zag dat meneer diverse boodschappen in onze winkel nam en in zijn winkelmandje stopte. Ik zag dat meneer enkele boodschappen , zie kassabon, uit het mandje nam en in zijn zwarte schoudertas stopte. (…) Ik zag dat meneer daarna naar kassa 3 liep en daar de rest van de boodschappen, die in het winkelmandje zaten, afrekende. Ik zag dat meneer de boodschappen, (..) die in zijn tas zaten niet afrekende. Voorbij de kassa sprak ik meneer aan met mijn functie en vertelde hem dat hij aangehouden is vanwege winkeldiefstal. Ik vroeg of meneer mee wou lopen naar onze onderzoeksruimte en dat deed meneer ook. Daar constateerden we dat er inderdaad nog niet afgerekende spullen in zijn tas zaten. Er zijn camerabeelden van deze gebeurtenis, deze stellen wij ter beschikking voor het onderzoek als dit nodig is. (…)
Nadat (..) ondergetekende deze persoon, resp. personen heeft aangesproken met bekendmaking van zijn functie: [naam 1] (Teamleider Albert Heijn) en [naam 2] (Beveiliging Albert Heijn) om 18.35 uur. (…) Tijdstip aanhouding 18:35 uur (...)
Daarbij is het volgende goed, respectievelijk zijn de volgende goederen van genoemde onderneming aangetroffen:
– Zeeuws spek
– Kaas plakken
Totale verkoopwaarde € 4,85
(…)
Het goed resp. de goederen van genoemde onderneming zijn met toestemming teruggenomen. Na teruggave van de goederen is er geen schade. (…) Van het vorenvermelde was (…) getuige [naam 2] (…).”
1.10.
Daarop heeft SODA per brief van 10 oktober 2016 aan [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
“(…)
U bent aangehouden inzake een Winkeldiefstal, door de politie geregistreerd op 04-10-2016 bij Albert Heijn te [plaats] . De benadeelde heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie. Door het hiermee gepaard gaand oponthoud en overlast is er bij benadeelde ondernemer schade ontstaan. Deze schade is vastgesteld op € 181,00.
Van de politie ontving de Service Organisatie Directe Aansprakelijkheidstelling (SODA) de omschrijving van het strafbare feit en uw personalia.
(..)De benadeelde stelt [gedaagde] aansprakelijk voor de eerder vermelde schade en vordert derhalve de volledige betalingbinnen 14 dagen na dagtekeningvan deze aansprakelijkstelling en draagt de inning van het schadebedrag over aan SODA. Deze directe aansprakelijkstelling is gebaseerd op de geconstateerde onrechtmatige daad (…) en verplicht de veroorzaker ervan de schade te vergoeden. (…)”.
Geschil
2. SODA vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling aan haar van € 181,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2016 en met € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten alsmede met de proceskosten.
3. SODA stelt daartoe dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Albert Heijn door winkeldiefstal te plegen en dat Albert Heijn daardoor minimaal een standaardbedrag van € 181,00 aan schade heeft geleden. Als lasthebber van Albert Heijn is zij bevoegd deze schade te vorderen, alsmede de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, aldus SODA.
4. [gedaagde] erkent dat hij een stuk kaas in zijn zak had, maar is het er niet mee eens dat Albert Heijn hem geld vraagt via deze weg. Er is volgens hem nooit aangifte gedaan. De kaas heeft hij teruggegeven. Hij gelooft niet dat Albert Heijn extra kosten heeft gemaakt door hem.
5. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.

Beoordeling

2. SODA treedt op grond van lastgeving (“cessie ter incasso”) in deze procedure op voor Albert Heijn als benadeelde. Beoordeeld moet worden of de onrechtmatige daad van [gedaagde] , die door hem niet wordt betwist, bij Albert Heijn heeft geleid tot schade ter grootte van het gevorderde bedrag.
3. Tot uitgangspunt wordt genomen dat de door [gedaagde] gepleegde winkeldiefstal oponthoud en overlast heeft veroorzaakt en dat dit in beginsel tot schade voor Albert Heijn leidt.
4. SODA heeft een forfaitair bedrag aan schade gevorderd, dat zij heeft vastgesteld aan de hand van een abstracte schadeberekening. Daarbij heeft zij handelingen benoemd die gemiddeld genomen in geval van een winkeldiefstal (minimaal) moeten worden verricht, met de daarvoor benodigde tijd in minuten en verschillende uurtarieven. Zij noemt als wettelijke grondslag voor de gevorderde schadevergoeding artikel 6:96 lid 1 BW .
5. Aan de hand van het overgelegde aangifteformulier (zie 1.9) kan echter vrij nauwkeurig worden vastgesteld welke concrete handelingen in dit specifieke geval hebben plaatsgevonden. Uit dit formulier volgt niet dat alle door SODA bij haar berekening betrokken handelingen in dit specifieke geval hebben plaatsgevonden, noch dat de handelingen zo lang hebben geduurd als berekend. Uit het aangifteformulier kan enkel worden afgeleid dat het tijdsverloop vanaf het begin van de observatie tot en met de aanhouding in dit geval slechts een kwartier heeft geduurd. Verder staat vast dat [gedaagde] niet is overgedragen aan de politie, [gedaagde] de gestolen goederen heeft teruggegeven en dat het standaard aangifteformulier is ingevuld. Deze tijdsinvestering komt niet overeen met die op grond waarvan het gevorderde bedrag van € 181,- aan schade tot stand is gekomen. Het daarin berekende bedrag aan btw kan in ieder geval niet als schade gelden, aangezien het hier kosten betreft en geen verkoop van een dienst of product. Daarbij geldt dat btw voor Albert Heijn aftrekbaar is.
6. Slotsom is dan ook dat SODA met haar standaardberekening onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven om tot een reële schatting van de in deze geleden schade te komen. Daarbij is bovendien in aanmerking genomen dat door Albert Heijn op het (standaard) aangifteformulier is ingevuld dat er na teruggave van de goederen geen schade is geleden. Het oordeel dat in het rapport van HL Audit B.V. is weergegeven dat een bedrag van € 181,00 als standaardbedrag voor winkeldiefstal proportioneel en juridisch houdbaar is, wordt dan ook niet gedeeld.
7. Het voorgaande leidt derhalve tot de conclusie dat het gevorderde wordt afgewezen.
8. SODA wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Nu [gedaagde] in persoon procedeert, worden deze kosten begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt SODA in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.