ECLI:NL:RBAMS:2018:1805
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van de hoorplicht in de WOZ-bezwaarschriftprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de schending van de hoorplicht in de bezwaarschriftprocedure van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning in Amsterdam, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 1.170.000. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de hoorzitting op 13 juni 2017, waar ongeveer 50 andere bezwaarschriften werden behandeld, was de hoorder niet voorbereid en had zij geen voorkennis van de dossiers. Dit leidde tot de conclusie dat eiser niet op een zorgvuldige wijze was gehoord, wat in strijd is met de hoorplicht die vereist is in de bezwaarschriftprocedure. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht was geschonden en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde de bestreden uitspraak en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.002,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige hoorzitting en de noodzaak voor een goede voorbereiding door de hoorder.