ECLI:NL:RBAMS:2018:1909

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
17-19406
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verloren kaart tarief en aanvullende boete wegens onrechtmatig gebruik van parkeergarage

In deze zaak vorderde Q-Park Operations Netherlands I B.V. betaling van € 450,00 van gedaagde, bestaande uit € 150,00 voor een verloren kaart tarief en € 300,00 aan schadevergoeding wegens het onrechtmatig verlaten van de parkeergarage door middel van 'treintje rijden'. De kantonrechter oordeelde dat het verloren kaart tarief toewijsbaar was, omdat gedaagde niet had aangetoond dat hij voor het parkeren had betaald. De kantonrechter stelde vast dat gedaagde op 28 augustus 2016 de parkeergarage had verlaten zonder zijn parkeerkaart in te voeren, wat in strijd was met de Algemene Voorwaarden van Q-Park. De vordering tot betaling van de schadevergoeding werd eveneens toegewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de boete van € 300,00 niet oneerlijk was in de zin van de Richtlijn 93/13, gezien de beoogde preventieve werking en de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers. De kantonrechter wees de vordering tot buitengerechtelijke kosten af, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten en de wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van het verzuim.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6246628 CV EXPL 17-19406
vonnis van: 9 februari 2018
fno.: 609

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Operations Netherlands I B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
eerst procederend in persoon, later gemachtigde: mr. C. Azarual

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter heeft acht geslagen op de volgende processtukken en proceshandelingen:
  • de dagvaarding van 8 augustus 2017 met producties;
  • het proces-verbaal van het mondelinge antwoord;
  • het instructievonnis van 15 september 2017;
  • de conclusie van repliek met daarbij 1 dvd;
  • de akte van depot ter zake van 1 dvd;
  • de conclusie van dupliek met een productie;
  • de akte uitlating productie van Q-Park;
  • de dagbepaling van het vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties waar klanten tegen betaling kunnen parkeren, onder meer de parkeergarage Byzantium-Amsterdam te Amsterdam.
1.2.
Op 28 augustus 2016 stond de auto met kenteken [kenteken] , die op naam staat van [gedaagde] , geparkeerd in deze garage.
1.3.
Op voornoemde datum is op 03.09 uur deze auto de parkeergarage uitgereden. Een en ander is vastgelegd door een van de in de parkeergarage aanwezige camera’s.
1.4.
In artikel 6.3 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden Parkeren (hierna: de Algemene Voorwaarden) is bepaald dat het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden”, waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, onder geen beding is toegestaan. In dit artikel is opgenomen dat in geval van overtreding van deze bepaling de parkeerder het tarief “verloren kaart” verschuldigd is, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding van € 300,00.
1.5.
De gemachtigde van Q-Park heeft bij brief van 16 september 2016 aan [gedaagde] bericht dat [gedaagde] op 28 augustus 2016 door middel van ‘treintje rijden’ de parkeergarage heeft verlaten, dat hij als gevolg hiervan totaal € 450,00 aan Q-Park verschuldigd is, dat dit bedrag binnen 16 dagen na heden moet zijn betaald waarna, bij niet tijdige betaling, een bedrag van € 67,50 aan buitengerechtelijke incassokosten in rekening wordt gebracht.

Vordering en verweer

2. Q-Park vordert dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot betaling van € 450,00 aan hoofdsom, waarvan € 150,00 aan tarief verloren kaart en € 300,00 aan schadevergoeding, € 67,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, en de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de voldoening. Q-Park heeft ten aanzien van de hoofdsom afstand gedaan van al hetgeen boven de € 500,00 gevorderd is.
3. Q-Park legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden en dat hij aldus op een onrechtmatige wijze gebruik heeft gemaakt van de parkeergarage van Q-Park. Q-Park stelt dat op het ter griffie gedeponeerde beeldmateriaal duidelijk zichtbaar is dat [gedaagde] zijn parkeerticket niet heeft ingevoerd en dat er door middel van treintje rijden is uitgereden. Q-Park betwist dat [gedaagde] heeft betaald voor het parkeren en voert aan dat het op de weg van [gedaagde] ligt te onderbouwen dan wel te bewijzen dat hij wel heeft betaald, hetgeen [gedaagde] niet heeft gedaan. Q-Park stelt bij akte uitlating producties dat de locatie Byzantium-Amsterdam geen nummerherkenning kent, zodat de parkeergarage uitsluitend met gebruikmaking van een geldige parkeerkaart kan worden verlaten. Q-Park stelt voorts dat [gedaagde] ondanks aanmaning en sommatie de vordering niet heeft voldaan.
4. [gedaagde] betwist bij conclusie van antwoord aan dat hij treintje heeft gereden. [gedaagde] betoogt dat hij voor het parkeren die dag heeft betaald, dat hij daarvan geen bewijs meer heeft omdat het parkeerkaartje bij het uitrijden wordt ingenomen. [gedaagde] heeft voorts naar voren gebracht dat hij de camerabeelden waarop Q-Park zich beroept graag op een zitting wil zien. [gedaagde] voert bij conclusie van dupliek aan dat Q-Park enkel het beeldmateriaal van het uitrijden heeft gedeponeerd maar niet het beeldmateriaal waarop is vastgelegd dat gedaagde de parkeerkaart contant heeft voldaan. Voorts heeft Q-Park niet aannemelijk gemaakt dat de slagboom enkel omhoog gaat wanneer het parkeerticket in de automaat wordt ingevoerd. Q-Park heeft per 7 november 2013 kentekenherkenning ingevoerd waardoor het niet meer nodig is om na betaling van de parkeerkaart, deze kaart aan het apparaat vlak voor de slagboom aan te bieden om de slagboom omhoog te laten, gaan waarna auto de parkeergarage kan verlaten. [gedaagde] voert verder aan dat de gevorderde schadevergoeding niet in verhouding staat tot zijn gedragingen, die niet bewezen zijn. Ook stelt hij dat hij Q-Park meerdere keren om het bewijsmateriaal heeft gevraagd, maar dat Q-Park dit heeft geweigerd.

Beoordeling

“treintje rijden”
5. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij op 28 augustus 2016 met zijn auto in de parkeergarage van Q-Park heeft geparkeerd. Hij heeft echter aangevoerd dat hij wel heeft betaald en dat hij geen treintje heeft gereden. [gedaagde] heeft geen stuk overgelegd waaruit blijkt dat hij voor het parkeren heeft betaald.
6. Ten aanzien van het in depot overgelegde dvd wordt vooreerst opgemerkt dat aan [gedaagde] bij brief van 16 oktober 2017 is medegedeeld dat de in depot gelegde dvd ter inzage ligt op de griffie van de rechtbank, dat hij voor de inzage ervan een afspraak kan maken met de griffier en dat hij zelf afspeelapparatuur dient mee te nemen.
7. De kantonrechter is uit de overgelegde beeldopname op de dvd gebleken dat de auto vóór de auto van [gedaagde] , nadat de slagboom omhoog was gegaan, de parkeergarage verliet en dat [gedaagde] met zijn auto dicht achter zijn voorganger aan reed, nog voordat de slagboom naar beneden ging. [gedaagde] heeft dan ook niet gewacht op het sluiten van de slagboom. Verder blijkt uit de beeldopname niet dat [gedaagde] bij het uitrijden zijn parkeerkaart in het apparaat vlak voor de slagboom heeft aangeboden. Aan de stelling van [gedaagde] dat hij voor het parkeren heeft betaald wordt voorbij gegaan nu hij deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd en hij evenmin stukken heeft overgelegd waaruit de betaling zou blijken. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden.
8. Nu de tijdsduur van het parkeren niet meer kan worden vastgesteld en [gedaagde] de gevolgen van het feit dat hij het parkeerkaartje niet meer heeft niet op Q-Park kan afwentelen, is de vordering tot betaling van het tarief ‘verloren kaart’ van € 150,00 toewijsbaar.
9. Voor wat betreft de gevorderde (aanvullende) schadevergoeding van € 300,00 geldt het volgende.
10. [gedaagde] is consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
11. Op grond van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden is [gedaagde] aan Q-Park een boete van maximaal € 300,00 per keer “treintje rijden” aan Q-Park verschuldigd.
12. Dit beding is opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08, punt 35). Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 – 3.7.3).
12. Q-Park heeft - kort gezegd - als standpunt naar voren gebracht dat het beding niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Het beding beoogt volgens Q-Park primair “treintje rijden” te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als een boetebeding. Het “treintje rijden” leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. Ter bestrijding van dit probleem heeft Q-Park in artikel 6.3 van de algemene voorwaarden een boetebepaling opgenomen om het ongeoorloofd gebruik van de parkeergarage tegen te gaan. In de algemene voorwaarden is de boete gemaximeerd. De inkomsten van het boetebeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van “treintje rijden”. De boete is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen.
12. De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen boete, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, het feit dat [gedaagde] de parkeergarage op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze heeft verlaten, en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn 93/13.
12. De door Q-Park gevorderde boete van € 300,00 voor het “treintje rijden” door [gedaagde] , is daarom toewijsbaar.
buitengerechtelijke incassokosten
16. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu in de aanmaningsbrief van 16 september 2016 aan [gedaagde] een betalingstermijn van 16 dagen na heden is gegeven en niet een termijn van 14 dagen ingaande de dag na ontvangst van de aanmaning, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
Rente
17. De gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van pleging dan wel verzuim, zijnde 28 augustus 2016, is toewijsbaar.

proceskosten

18. Gelet op de uitkomst van de procedure wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van Q-Park.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van € 450,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 augustus 2016 tot aan de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten gevallen aan de zijde van Q-Park tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht € 117,00
voor het exploot van de dagvaarding € 83,51
aan salaris van de gemachtigde
€ 150,00
in totaal inclusief, voor zover verschuldigd, btw € 350,51
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 15,00 aan nasalaris, alsmede tot betaling van een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Patijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.