In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [de man], eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, verweerder. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van eiser per 1 september 2016, na een periode waarin hij meer verdiende dan de bijstandsnorm. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking en de herziening van zijn bijstandsuitkering, die door het college was vastgesteld op basis van een schatting van zijn inkomsten. De rechtbank oordeelt dat het college in het verleden niet consistent heeft gehandeld, aangezien in vergelijkbare situaties de bijstandsuitkering niet werd ingetrokken, maar alleen in de maanden waarin het inkomen te hoog was, werd afgezien van uitbetaling. De rechtbank concludeert dat het college had moeten onderzoeken of de inkomsten van eiser na twee maanden weer onder de bijstandsnorm lagen, zowel voorafgaand aan het primaire besluit als in de bezwaarfase. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd, omdat niet duidelijk is of het college van bruto- of nettobedragen is uitgegaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college moet aantonen van welke bedragen het uitgaat en of eiser in november weer onder de bijstandsnorm is gekomen. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.