In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit een kwetsbare groep uitgeprocedeerde asielzoekers, dat de Staat hen verbiedt om op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van de door hen gekraakte panden over te gaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van de Staat bij ontruiming in dit geval moet wijken voor het huisrecht van eisers, maar slechts voor een beperkte periode. De eisers hebben de panden gekraakt en er bestaat een verdenking van overtreding van de artikelen 138 e.v. van het Wetboek van Strafrecht. De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel de Staat in beginsel gerechtigd is tot ontruiming, eisers recht hebben op een korte termijn om andere woonruimte te vinden. Dit is vooral van belang omdat eisers behoren tot een kwetsbare groep die na ontruiming waarschijnlijk weer op straat zal komen te staan. De voorzieningenrechter wijst erop dat er geen concrete afspraken zijn gemaakt met de enige huurster die nog in het pand verblijft, wat kan leiden tot vertraging van de renovatie. De voorzieningenrechter verbiedt de Staat om vóór 6 mei 2018 tot ontruiming over te gaan, en compenseert de proceskosten tussen partijen.