Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 26 februari 2018 is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, België. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1978 en thans gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van strafbare feiten die onder de Belgische wetgeving vallen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 26 april 2018, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsman had betoogd dat de feiten onvoldoende waren omschreven en dat er een risico op dubbele vervolging bestond, maar de rechtbank oordeelde dat de beschrijving van de feiten in het EAB voldoende was. Ook werd de garantie voor terugkeer naar Nederland bij een veroordeling in België als voldoende beschouwd. De detentieomstandigheden in België en de medische gesteldheid van de opgeëiste persoon werden niet als redenen voor weigering van de overlevering gezien.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan België toe te staan, omdat het EAB aan de wettelijke vereisten voldeed en er geen belemmeringen waren voor de overlevering. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.