In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een restaurant en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan het restaurant was opgelegd wegens het werven van klanten op straat, een handeling die in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De werkneemster van het restaurant had voorbijgangers aangesproken en uitgenodigd om in het restaurant te komen eten, wat door de handhavers werd aangemerkt als 'proppen'.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster inderdaad klanten heeft geworven, en dat dit valt onder de verboden handelingen zoals omschreven in artikel 2.50 van de APV. Eiseres, het restaurant, voerde aan dat er geen sprake was van een overtreding omdat de werkneemster niet tegen betaling handelde. De rechtbank oordeelde echter dat de werkneemster handelde in het kader van de commerciële activiteiten van het restaurant, en dat er dus wel degelijk sprake was van een overtreding.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres verantwoordelijk is voor het handelen van haar werkneemster. De rechtbank concludeerde dat eiseres tekort is geschoten in haar verplichtingen om het proppen te voorkomen, en dat zij in staat was om instructies te geven aan haar werkneemster om dit te voorkomen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de last onder dwangsom.