ECLI:NL:RBAMS:2018:355
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van expediteur in EVOA-zaak wegens ontbreken van afvalstoffen
In deze zaak, die op 12 januari 2018 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond een expediteur terecht die beschuldigd werd van het overtreden van de Europese verordening voor de overbrenging van afvalstoffen (EVOA). De verdachte had vier auto’s naar Nigeria willen vervoeren, volgeladen met tweedehands elektronische apparaten. De rechtbank moest beoordelen of deze goederen als afvalstoffen konden worden aangemerkt. De officier van justitie stelde dat de goederen afval waren omdat de klanten zich ervan wilden ontdoen, terwijl de verdachte betoogde dat het om bruikbare goederen ging die nog economische waarde hadden.
De rechtbank oordeelde dat de klanten van de verdachte de goederen niet als afval beschouwden, maar als bruikbare artikelen die naar Nigeria werden verscheept voor gebruik door familieleden of scholen. De rechtbank concludeerde dat de goederen geschikt waren voor hergebruik en dat er geen sprake was van een intentie om zich van deze goederen te ontdoen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad, die benadrukken dat de intentie van de houder op het moment van overtreding bepalend is voor de classificatie als afvalstof.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen, omdat er geen bewijs was dat de goederen als afvalstoffen konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de goederen niet onder de EVOA vielen, omdat de klanten niet de intentie hadden om zich van de goederen te ontdoen, maar deze juist voor hergebruik naar Nigeria wilden vervoeren.