In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij Derco B.V. als eiseres optreedt tegen [gedaagde], de bestuurder van [vennootschap 1]. Derco vordert dat de rechtbank zich bevoegd verklaart om de vordering tegen [gedaagde] te behandelen, die voortvloeit uit een geldlening die aan [vennootschap 1] is verstrekt. De rechtbank moet beoordelen of zij bevoegd is op basis van de Brussel I bis-verordening, die de regels voor internationale rechtsbevoegdheid regelt. De eiseres stelt dat de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan in Nederland ligt, terwijl [gedaagde] aanvoert dat de overeenkomst van geldlening in Ghana is gesloten en dat alle relevante partijen daar gevestigd zijn.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de overeenkomst in Ghana is ondertekend, de relevante activiteiten van [vennootschap 1] en de financiële situatie van de vennootschap voornamelijk in Nederland zijn gelegen. De rechtbank wijst de incidentele vordering van [gedaagde] af, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de activiteiten en financiële situatie van [vennootschap 1] in Ghana waren. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van het incident. De zaak wordt vervolgens aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak.