ECLI:NL:RBAMS:2018:4515

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
C/13/644810 / HA ZA 18-260
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake vordering van schuldeiser tegen bestuurder op grond van onrechtmatige daad

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij Derco B.V. als eiseres optreedt tegen [gedaagde], de bestuurder van [vennootschap 1]. Derco vordert dat de rechtbank zich bevoegd verklaart om de vordering tegen [gedaagde] te behandelen, die voortvloeit uit een geldlening die aan [vennootschap 1] is verstrekt. De rechtbank moet beoordelen of zij bevoegd is op basis van de Brussel I bis-verordening, die de regels voor internationale rechtsbevoegdheid regelt. De eiseres stelt dat de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan in Nederland ligt, terwijl [gedaagde] aanvoert dat de overeenkomst van geldlening in Ghana is gesloten en dat alle relevante partijen daar gevestigd zijn.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de overeenkomst in Ghana is ondertekend, de relevante activiteiten van [vennootschap 1] en de financiële situatie van de vennootschap voornamelijk in Nederland zijn gelegen. De rechtbank wijst de incidentele vordering van [gedaagde] af, omdat onvoldoende is onderbouwd dat de activiteiten en financiële situatie van [vennootschap 1] in Ghana waren. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van het incident. De zaak wordt vervolgens aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/644810 / HA ZA 18-260
Vonnis in incident van 4 juli 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DERCO B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. K.M. Janssen te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] (België),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.A. van Essen te Breda.
Partijen worden hierna Derco en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 januari 2018, met producties,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid,
  • de conclusie van antwoord in het incident, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het bevoegdheidsincident

2.1.
Derco exploiteert een onderneming gericht op de (wereldwijde) productie en verkoop van transport- en procesbanden. Derco Global Ltd. (hierna: Derco Global) is een Ghanese zustervennootschap van Derco.
2.2.
[gedaagde] is bestuurder en enig aandeelhouder van [naam Holding] (hierna: [naam Holding] ), welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhouder is van [vennootschap 1] (hierna: [vennootschap 1] ) en [vennootschap 3] (hierna: [vennootschap 3] ). [gedaagde] is bestuurder van [vennootschap 1] en [vennootschap 3] . [gedaagde] is daarnaast ook betrokken bij de Ghanese vennootschap [vennootschap 4] (hierna: [vennootschap 4] ).
2.3.
[vennootschap 4] verkeerde begin 2015 in financiële problemen. Op verzoek van [gedaagde] heeft Derco een geldlening van € 22.000,- verstrekt aan [vennootschap 1] en heeft Derco Global een geldlening van USD 25.000,- verstrekt aan [vennootschap 4] .
2.4.
Op 29 oktober 2015 heeft [gedaagde] de vennootschap Asset Matters International B.V. (hierna: Asset Matters International) opgericht. [naam Holding] is enig aandeelhouder van Asset Matters International.
2.5.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2016 is [vennootschap 1] veroordeeld tot (terug)betaling van het geleende bedrag van € 22.000 vermeerderd met rente en proces- en nakosten, in totaal € 30.045,62. Het vonnis is op 24 juni 2016 aan [vennootschap 1] betekend.
2.6.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2016 is [vennootschap 1] op verzoek van Derco failliet verklaard.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
Derco vordert kort gezegd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht verklaart dat [gedaagde] schadeplichtig is jegens Derco;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Derco van € 30.045,62 te vermeerderen met contractuele rente en buitengerechtelijke kosten;
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Derco legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] als statutair bestuurder (en middellijk enig aandeelhouder) van [vennootschap 1] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van geldlening, wist [gedaagde] , althans had hij redelijkerwijs moeten weten dat [vennootschap 1] niet in staat zou zijn haar contractuele verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van geldlening na te komen en dat zij geen verhaal zou bieden voor de schade die Derco ten gevolge van die wanprestatie zou lijden. Subsidiair heeft [gedaagde] actief bevorderd dat [vennootschap 1] haar verplichting uit de overeenkomst van geldlening niet zou nakomen, door de lening kennelijk voor een ander doel aan te wenden dan waarvoor zij was verstrekt, dan wel door de enige activiteit van [vennootschap 1] over te dragen aan Asset Matters International, hetgeen eveneens een onrechtmatige daad oplevert.
3.3.
[gedaagde] heeft in de hoofdzaak nog niet van antwoord gediend.
in het bevoegdheidsincident
3.4.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van Derco in de kosten van het incident.
3.5.
[gedaagde] legt aan zijn incidentele vordering ten grondslag dat de overeenkomst van geldlening in Ghana is gesloten, dat alle relevante actoren aldaar woonplaats hebben en hadden, dat alleen om praktische redenen is gekozen het geld via [vennootschap 1] te storten en dat het vermeende onrechtmatige handelen en de vermeende schadeveroorzakende gebeurtenis niet in Nederland maar in Ghana hebben plaatsgevonden.
3.6.
Derco BV voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering. Volgens Derco is de Nederlandse rechter bevoegd om van dit geschil kennis te nemen op grond van artikel 7 lid 3 Verordening (EG) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I bis-Vo) nu de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan is gelegen in Nederland.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - indien nodig - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu sprake is van een geschil met internationale aspecten en de hoofdvordering is ingesteld na 10 januari 2015 dient de rechtbank voor de beoordeling van haar bevoegdheid uit te gaan van de genoemde Brussel I bis-Vo.
Met betrekking tot verbintenissen uit onrechtmatige daad is, naast de rechter van de woonplaats van gedaagde (artikel 4 Brussel I bis-Vo), ook bevoegd de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan (artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo).
4.2.
In dit geval is sprake van een vordering van een schuldeiser (Derco) van een vennootschap ( [vennootschap 1] ) die erop is gericht de bestuurder van die vennootschap ( [gedaagde] ) aansprakelijk te stellen voor (onbetaalde en onverhaalbare) schulden van de vennootschap. Een dergelijke vordering is te kwalificeren als een verbintenis uit onrechtmatige daad in de zin van artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo. Voor dergelijke vorderingen geldt dat de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan zich bevindt in de plaats waarmee de door die vennootschap verrichte werkzaamheden en de financiële situatie met betrekking tot die werkzaamheden verband houden (zie HvJ EU 18 juli 2013, C-147/12,
NJ2014/84,
ÖFAB/Koot). Aldaar is immers de informatie beschikbaar die de bestuurder nodig heeft voor de uitoefening van de op hem rustende (financiële) bestuurstaken.
4.3.
In dit geval is noch de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis (het namens de vennootschap aangaan van een overeenkomst van geldlening in de wetenschap dat niet kan worden nagekomen en dat de vennootschap geen verhaal zal bieden dan wel het nadien bewerkstelligen dat de overeenkomst van geldlening niet wordt nagekomen door de lening voor een ander doel aan te wenden en/of activiteiten van [vennootschap 1] over te hevelen naar een zustervennootschap) noch de ingetreden schade (het onbetaald blijven van Derco als schuldeiser) eenduidig feitelijk-geografisch te lokaliseren. Weliswaar is de overeenkomst van geldlening (zo heeft [gedaagde] onbetwist gesteld) in Ghana ondertekend, maar zoals hiervoor vermeld moet worden aangeknoopt bij de plaats waarmee de door de vennootschap verrichte werkzaamheden en de financiële situatie met betrekking tot die werkzaamheden verband houden. Derco heeft (grotendeels reeds in de dagvaarding) gesteld dat [gedaagde] zijn bestuurstaken (voornamelijk) in of vanuit Nederland - alwaar [vennootschap 1] feitelijk en statutair gevestigd is - heeft verricht, dat het bedrag van de geldlening is overgemaakt op een Nederlandse bankrekening van [vennootschap 1] , dat de terugbetaling van de geldlening in Nederland diende plaats te vinden en dat de overheveling van activiteiten van [vennootschap 1] naar een (nieuw opgerichte Nederlandse) vennootschap in Nederland heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft daartegenover onvoldoende onderbouwd dat de plaats van de (in dit verband relevante) activiteiten van [vennootschap 1] en de financiële situatie betreffende die activiteiten in Ghana was gelegen.
4.4.
Het voorgaande leidt tot afwijzing van de incidentele vordering. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Derco worden tot op heden begroot op € 543,00 (1 punt van tarief II) aan salaris advocaat. De nakosten zullen ambtshalve worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
5.1.
wijst de incidentele vordering af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van het incident, aan de zijde van Derco tot op heden begroot op € 543,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de
rolzal komen van
15 augustus 2018voor
conclusie vana
ntwoord,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M. James-Pater, rechter, bijgestaan door mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2018.