ECLI:NL:RBAMS:2018:4548
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking exploitatievergunning dönerzaak wegens slechte bedrijfsvoering en gevaar voor openbare orde
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap onder firma [VoF] en de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had op 7 juni 2018 de exploitatievergunning van [VoF] per direct ingetrokken, omdat de bedrijfsvoering als slecht werd gekwalificeerd en een gevaar voor het woon- en leefklimaat en de openbare orde zou opleveren. De horecazaak moest vanaf 22 juni 2018 gesloten blijven. [VoF] maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 21 juni 2018 werd duidelijk dat [VoF] sinds 1 juni 2016 een snackbar/dönerzaak exploiteert en dat er eerder een vergunning was verleend. De burgemeester had echter geconstateerd dat er verschillende vennoten waren bijgeschreven en uitgeschreven zonder melding bij de gemeente, wat leidde tot een gebrek aan toezicht op hun verblijfsstatus en arbeidsrechtelijke situatie. De burgemeester stelde dat dit een inbreuk op de openbare orde vormde.
[VoF] betwistte de kwalificatie van slechte bedrijfsvoering en voerde aan dat de burgemeester onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke en financiële belangen van de vennootschap. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten dat de bedrijfsvoering een gevaar voor de openbare orde vormde, gezien de verblijfsstatus van enkele vennoten. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit hoogstwaarschijnlijk stand zou houden.