ECLI:NL:RBAMS:2018:4714

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
13/751287-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de overlevering van een Nederlandse onderdaan op basis van een Europees aanhoudingsbevel, met aandacht voor detentieomstandigheden in België

Op 5 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen in België. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Somalië, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, ingediend op 30 maart 2018 en aangevuld op 23 mei 2018, behandeld tijdens een openbare zitting op 21 juni 2018. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal, waarvoor in België een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering alleen kan worden toegestaan als er garanties zijn dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal ondergaan, wat door de procureur des Konings te Antwerpen is bevestigd.

Recentelijk heeft de rechtbank kennisgenomen van stakingen in Belgische gevangenissen die de detentieomstandigheden beïnvloeden. Dit heeft geleid tot de beslissing om het onderzoek te heropenen en de zaak opnieuw te bespreken met de betrokken partijen. De rechtbank heeft de oproeping van de opgeëiste persoon bevolen voor een nog vast te stellen datum en tijdstip, met kennisgeving aan zijn raadsman. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751287-18
RK-nummer: 18/2275
Datum uitspraak: 5 juli 2018
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 maart 2018 en aangevuld op 23 mei 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 maart 2018 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres:
[verblijfadres]
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. D.E. Wiersum, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 van de OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Aanhoudingsmandaat bij verstek van 30 maart 2018, uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, met kenmerk: 2018/051.
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon. De lijst van inbeslaggenomen goederen is eveneens aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings te Antwerpen, afdeling Turnhout heeft op 17 mei 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit d.d. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB geen betrekking heeft op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. De weigeringsgrond van artikel 13 van de OLW is dan ook niet van toepassing.

7.Detentieomstandigheden in België: heropening

De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek kennis genomen van recente ontwikkelingen in België over de detentieomstandigheden in verband met stakingen in Belgische gevangenissen.
De rechtbank ziet aanleiding zich te beraden over deze recente ontwikkelingen met het oog op het bepaalde in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het arrest van het Europese Hof van Justitie inzake Aranyosi en Căldăraru van 5 april 2016 (C-404/15 en C-659/15 PPU). Op een volgende zitting zal een en ander met partijen worden besproken.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek ter zitting heropenen.

8.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek
voor onbepaalde tijd.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan de raadsman van de opgeëiste persoon.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.