Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout, België. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, een Albanese man zonder vaste verblijfplaats in Nederland, die op dat moment gedetineerd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Albanese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB onderzocht, waarin melding wordt gemaakt van een vonnis van de Correctionele Rechtbank Antwerpen, dat een vrijheidsstraf van drie jaar oplegt voor illegale handel in verdovende middelen en georganiseerde diefstal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de garantie van de uitvaardigende justitiële autoriteit beoordeeld en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn rechten, waaronder het recht op verzet en hoger beroep. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn straf kan ondergaan in België. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.