ECLI:NL:RBAMS:2018:4716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
13/751365-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout, België. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, een Albanese man zonder vaste verblijfplaats in Nederland, die op dat moment gedetineerd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Albanese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de inhoud van het EAB onderzocht, waarin melding wordt gemaakt van een vonnis van de Correctionele Rechtbank Antwerpen, dat een vrijheidsstraf van drie jaar oplegt voor illegale handel in verdovende middelen en georganiseerde diefstal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de garantie van de uitvaardigende justitiële autoriteit beoordeeld en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn rechten, waaronder het recht op verzet en hoger beroep. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn straf kan ondergaan in België. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751365-18
RK nummer: 18/2709
Datum uitspraak:21 juni 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 april 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 september 2017 (ontvangen op 23 april 2018) door het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] echtgenoot van [naam echtgenoot] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Albanië) ,
zonder vaste- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.A.E. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde raadsman, mr. H. Bakker, advocaat in Amsterdam.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 12 juli 2017 van de Correctionele Rechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, vonnisnummer 1076/17 inzake 15RT12852.
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 3 jaar.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld (i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder d) het volgende vermeld:
X 3.4. de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar— de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
— de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
— de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12, aanhef en sub d, van de OLW.

4.Strafbaarheid, feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit deze strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 5 en 18 te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek e) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] echtgenoot van [naam echtgenoot]aan het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout (België) voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juni 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]