ECLI:NL:RBAMS:2018:4719

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
13/751193-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 2 maart 2017, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Legnicy in Polen op 12 augustus 2011. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1969, was niet ingeschreven in de Basisregistratie personen maar verbleef op een bepaald adres in Nederland.

Tijdens de openbare zitting op 21 juni 2018 werd de vordering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. U.A.E. Weitzel, en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaten, mrs. N.M.R. Slaghekke en R. Malewicz. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij door de aanhouding niet in staat was om binnen de wettelijke termijn uitspraak te doen. De identiteit van de opgeëiste persoon werd bevestigd tijdens de zitting.

In het EAB werd melding gemaakt van een vrijheidsstraf van zes maanden die de opgeëiste persoon moest ondergaan in de uitvaardigende lidstaat. De officier van justitie stelde echter dat zij niet ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering, omdat het EAB door de Poolse autoriteit was ingetrokken. De rechtbank volgde dit standpunt en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering. Tevens werd het bevel tot overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Mourik als voorzitter, samen met mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert, en werd uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751193-17 (EAB II)
RK nummer: 17/1906
Datum uitspraak: 21 juni 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 maart 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 augustus 2011 door de
Sąd Okręgowy w Legnicy – III Wydział Karny (District Court of Legnica – III Criminal Department) in Polen en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1969,
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen maar verblijvend op het adres [adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.A.E. Weitzel. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn advocaten, mrs. N.M.R. Slaghekke en
R. Malewicz, advocaten in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 van de OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er door de aanhouding niet in is geslaagd binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft op de zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een
  • judgement of Regional Courtin Legnica of 21st April 2005 in case file No. VII K 269/05 (date of becoming final: 29th April 2005).
Zaaknummer: VII K 269/05.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.

4.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB van 12 augustus 2011 met referentie III Kop 145/11. Het EAB is door de Poolse uitvaardigende autoriteit ingetrokken.
De rechtbank volgt de officier van justitie en zal haar in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

5.Beslissing

VERKLAART HET OPENBAAR MINISTERIE NIET-ONTVANKELIJK
met betrekking tot de vordering op grond van artikel 23 van de OLW inzake het EAB van 12 augustus 2011.
HEFT OPhet bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juni 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]