Op 5 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 10 mei 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en van Poolse nationaliteit, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan nog 2 jaar, 11 maanden en 27 dagen resteert. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 21 juni 2018, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet aan de orde is en dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat voldaan is aan de eisen van dubbele strafbaarheid. Het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, betreft diefstal vergezeld van geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De raadsman heeft verzocht om de behandeling van het overleveringsverzoek aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen van het Ierse High Court aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de rechtstaat in Polen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen verband is tussen de zaak van de opgeëiste persoon en de recente ontwikkelingen in Polen, en dat er geen reëel gevaar is van schending van zijn rechten.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, nu het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.