ECLI:NL:RBAMS:2018:4918

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
13-665100/18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor wapenbezit en drugshandel

Op 8 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 februari 2018 te Amsterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een wapen (Glock 17) en het aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder ongeveer 938 gram cocaïne en 2,477 kilo hennep. Tijdens de zitting op 25 mei 2018 heeft de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. F.P.M. van Gerven. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle ten laste gelegde feiten, ondanks de verweren van de verdediging die stelden dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De rechtbank vond dat de verdachte op basis van de aanwezige bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen op het wapen, kon worden veroordeeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen wapen en de drugs onttrokken aan het verkeer, en baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-665100/18 (Promis)
Datum uitspraak: 8 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1990,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.P.M. van Gerven, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 12 februari 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:het voorhanden hebben van een wapen, te weten een pistool (Glock 17, 9 mm) en munitie;
Feit 2:het tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 938,4 gram cocaïne;
Feit 3:het tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk aanwezig hebben van 2,477 kilo hennep.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat verdachte op grond van de in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan worden veroordeeld voor alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Allereerst is voor feit 1 onvoldoende bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen.
Voorts zijn volgens de raadsman de hennepresten onrechtmatig in beslag genomen omdat de machtiging tot binnentreden is gebaseerd op de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) en hennepresten niet kunnen worden beschouwd als goederen die onder de WWM vallen. Als gevolg hiervan dienen de aangetroffen hennepresten te worden uitgesloten van het bewijs. Voorts is onvoldoende vast komen te staan dat de aangetroffen resten daadwerkelijk hennep betreffen. Ook de aangetroffen cocaïne dient te worden uitgesloten van het bewijs, met vrijspraak van feit 2 tot gevolg. Uit het dossier blijkt immers onvoldoende dat de rechter-commissaris op grond van artikel 110 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) inderdaad betrokken was bij de doorzoeking en inbeslagneming van de drugs, wat betekent dat de cocaïne onrechtmatig in beslag is genomen. Subsidiair dient vrijspraak te volgen omdat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning. Verder is onvoldoende vast komen te staan wat het netto gewicht van de aangetroffen cocaïne is, waardoor in ieder geval partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde gewicht dient te volgen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Bewijsoverweging
Op 12 februari 2018 omstreeks 10:45 uur komen er diverse meldingen binnen bij het Operationeel Centrum dat er geschoten zou zijn op de Lex Althoffstraat te Amsterdam. Gezien wordt dat er meerdere mannen in een Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] stappen.
Onderweg naar de melding zien verbalisanten het voertuig rijden in de richting van de Oostoever. Op de Oostoever, ter hoogte van de Pradolaan komt de Volkswagen Passat tot stilstand. Verbalisanten zien twee personen uit het voertuig stappen, die later verdachte en medeverdachte [medeverdachte] blijken te zijn. Verdachte rent in de richting van de bosschages en wordt uit het oog verloren. Enkele minuten later wordt verdachte aangehouden in de buurt van de plaats waar het voertuig tot stilstand is gekomen. Op de mogelijke looproute van verdachte wordt een vuurwapen aangetroffen. Het betreft een pistool van het merk Glock, 17, kaliber 9mm. In het patroonmagazijn en de kamer van de loop van het vuurwapen worden 2 patronen aangetroffen. Op de linker greepplaat van de Glock wordt een DNA spoor aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans van dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Verdachte erkent dat hij op de bewuste dag vanaf de woning aan de [adres] in de auto met kenteken [kenteken] is gestapt en bij de Oostoever ter hoogte van de Pradolaan is uitgestapt.
Gelet op het voorgaande en het geringe tijdsverloop tussen de vluchtpoging van verdachte, zijn aanhouding en het in de nabije omgeving aantreffen van de Glock met zijn DNA, in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte op 12 februari 2018 een pistool, te weten een Glock 17, voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen hennep en cocaïne
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in het tweede lid van dat artikel genoemde factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. Alleen op een zodanig verweer is de rechtbank gehouden een met redenen omklede beslissing te geven (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 27 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:437).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen hennep niet aan de eisen zoals hiervoor genoemd. Zo wordt door de raadsman niet ingegaan op de tweede factor, zijnde de ernst van het verzuim en de derde factor, te weten het veroorzaakte nadeel. Gelet hierop kan het verweer van de raadsman verder onbesproken blijven.
Hetzelfde lot is het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen cocaïne beschoren. Ook dat verweer voldoet niet aan de eerdergenoemde eisen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat zij geen aanleiding heeft om te twijfelen aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 12 februari 2018 waarin staat dat rechter-commissaris [rechter-commissaris] de doorzoeking op de [adres] heeft geopend. Dit is bovendien ter terechtzitting nog bevestigd door de officier van justitie.
Bewijsoverweging
Op 12 februari 2018 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [adres] . In een (uitpandige) kelder zijn meerdere zakken met hennepresten aangetroffen, met een totaalgewicht van 2,477 kilogram. Anders dan door de raadsman betoogd, kan wel degelijk bewezen worden dat de aangetroffen middelen daadwerkelijk hennepresten zijn. Verbalisant [verbalisant] heeft immers – op grond van zijn kennis en ervaring opgedaan bij eerdere onderzoeken naar hennep – op basis van de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en de herkenbare geur vastgesteld dat het hennep betrof.
Voorts zijn in een kast in de woonkamer in totaal 6 zakken met daarin voornamelijk bolletjes, gevuld met een witte substantie aangetroffen. Nader onderzoek door het Team Forensische Opsporing heeft uitgewezen dat de daaruit genomen monsters cocaïne bevatten. Het totale netto gewicht is berekend op 938,4 gram.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de zakken met bolletjes cocaïne zijn aangetroffen en hoe het totale netto gewicht is vastgesteld. Anders dan de raadsman acht de rechtbank de gehanteerde berekeningswijze voor vaststelling van het nettogewicht adequaat en afdoende. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat
ongeveer938,4 gram van een stof bevattende cocaïne is aangetroffen.
Blijkens de Basisregistratie Personen staan medeverdachte [medeverdachte] en [persoon 1] – de neef van verdachte – ingeschreven op de [adres] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft tegenover de politie ook verklaard dat hij daar woont. Op 13 februari 2018 is [persoon 2] als getuige gehoord. Zij woont in de woning boven de [adres] . Als haar een foto van verdachte wordt getoond, verklaart zij dat hij woonachtig is op [adres] en dat ze hem het laatste jaar daar steeds vaker ziet, vaker dan de buurman ( [persoon 1] ) zelf. Volgens [persoon 2] heeft verdachte enkele weken voor zijn aanhouding nog tegen haar gezegd dat hij daar woont. In de woning zijn verder meerdere persoonlijke spullen van verdachte aangetroffen, waaronder zijn rijbewijs en bankpas. Verdachte heeft bovendien ter terechtzitting verklaard dat hij de bewuste dag in de woning is geweest. De rechtbank gaat er op basis van deze omstandigheden vanuit dat verdachte omstreeks 12 februari 2018 de (mede)bewoner/gebruiker was van de woning waar de hiervoor vermelde cocaïne en hennepresten zijn aangetroffen.
In de rechtspraak wordt als uitgangspunt genomen dat een gebruiker/bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met alles wat zich in die woning bevindt en afspeelt en dat hij ook de beschikking heeft over wat zich in de woning bevindt. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de verdachte een aannemelijke verklaring heeft voor het tegendeel. Verdachte is hierin niet geslaagd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte moet hebben geweten van de cocaïne in de woning en de hennep in de kelder en dat hij daarover – samen met de andere bewoner(s) – ook kon beschikken.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte als medepleger van het voorhanden hebben van de aangetroffen hennepresten en cocaïne kan worden aangemerkt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 12 februari 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool (Glock 17, 9 mm), en munitie van categorie III, te weten 2 patronen, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 12 februari 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander en/of andere(n), opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 938,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op 12 februari 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (inclusief verpakkingsmateriaal) 2,477 kilo hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot enige bewezenverklaring komt, verzoekt de raadsman rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. In de kamer van de loop van het vuurwapen werd een patroon aangetroffen. Het vuurwapen was daarmee doorgeladen en voor onmiddellijk gebruik gereed. Het voorhanden hebben van een vuurwapen is een ernstig strafbaar feit, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan een onaanvaardbaar risico met zich brengt voor de veiligheid van personen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid soft- en harddrugs, waaronder cocaïne. Het is algemeen bekend dat harddrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat een groot deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor.
Verdachte heeft in Nederland geen strafblad. Wel is hij in Frankrijk eenmaal eerder veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf voor een druggerelateerd feit. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan voor het voorhanden hebben van een pistool uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank wijkt fors af van dit oriëntatiepunt. Strafverzwarend is dat verdachte het wapen op straat droeg, passende munitie bij zich had en dat het vuurwapen doorgeladen was, zodat daarmee onmiddellijk kon worden geschoten. Bovendien komen de patronen uit het vuurwapen qua merk en kaliber overeen met een afgeschoten huls en een patroon die zijn aangetroffen op de plaats delict van een schietpartij eerder die dag op de [straat] . Hoewel verdachte niet terechtstaat voor betrokkenheid bij dit schietincident kan daarmee een direct verband worden gelegd tussen het vuurwapen van verdachte en dit schietincident, waarbij op klaarlichte dag op de openbare weg geparkeerde auto’s zijn geraakt. Het is juist dit soort strafbare feiten waardoor buurtbewoners zich onveilig voelen in hun eigen woonomgeving, zodat dit enkel bestraft kan worden met een aanzienlijke gevangenisstraf. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn strafbare handelen.
Voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs in onderhavige zaak gaat de LOVS uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden indien sprake is van een organisatie. De rechtbank acht strafverzwarend dat de wijze waarop de cocaïne is aangetroffen duidt op een bepaalde mate van organisatie, zodat een hogere gevangenisstraf dan waarvan het “standaard” oriëntatiepunt uitgaat passend is.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een
gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Ten aanzien van het beslag
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een pistool van het merk Glock (5529884) dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 1 bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Hetzelfde geldt voor het pistool van het merk CZ 99 (5529874), nu de medeverdachte voor het voorhanden hebben van dit voorwerp wordt veroordeeld.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezen strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- Pistool van het merk Glock, goednummer 5529884.
- Pistool van het merk CZ 99, goednummer 5529874.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 08 juni 2018.