3.1.[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaring voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen onder invloed van dwaling aan de zijde van [eiser] tot stand is gekomen en aan [eiser] een beroep toekomt op gedeeltelijke vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling, dan wel – bij instandlating van de overeenkomst – wijziging van de overeenkomst ter opheffing van het door [eiser] geleden nadeel;
II. verklaring voor recht dat [eiser] nadeel lijdt bij instandhouding van de koopovereenkomst ter hoogte van € 33.032,26, respectievelijk € 23.460,00 en
€ 3.400,93, althans in goede justitie vast te stellen bedragen;
III. ter opheffing van het nadeel zoals bedoeld onder II, de gevolgen van de koopovereenkomst te wijzigen en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 33.032,26, respectievelijk € 23.460,00 en € 3.400,93, althans in goede justitie vast te stellen bedragen, aan [eiser] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, waarbij betaling door de een de ander jegens [eiser] bevrijdt.
I. gedeeltelijke vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling, dan wel gedeeltelijke ontbinding op grond van non-conformiteit, althans op grond van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst door [gedaagden] , in die zin dat de als VI tweede lid aanhef en onder a. van de Algemene Bepalingen opgenomen boeteclausule niet jegens [eiser] kan worden ingeroepen, alsmede de koopprijs wordt verminderd met € 23.460,00;
II. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 33.032,26, respectievelijk
€ 23.460,00, althans in goede justitie vast te stellen bedragen, aan [eiser] binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, waarbij betaling door de een de ander jegens [eiser] bevrijdt.
I. matiging van de door [eiser] verschuldigde boete tot nihil, althans tot een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om al hetgeen [eiser] (ter uitvoering van het kortgedingvonnis) teveel aan [gedaagden] heeft voldaan aan [eiser] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling, waarbij betaling door de een de ander jegens [eiser] bevrijdt.
I. verklaring voor recht dat [gedaagden] geen vordering op [eiser] heeft uit hoofde van de overeenkomst of het kortgedingvonnis;
II. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, beslagkosten, alsmede in de nakosten, één en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen termijn.