Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
5.Strafbaarheid
6.Verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen
Voornoemde jurisprudentie van het Hof heeft betrekking op de uitlevering aan een derde land (een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie) en ziet aldus op een situatie waarbij de gezochte EU-onderdaan als gevolg van de verzochte uitlevering, buiten het grondgebied van de Europese Unie zou worden gebracht. Anders dan in voornoemde jurisprudentie van het Hof blijft de opgeëiste persoon, indien de rechtbank de overlevering toestaat, binnen de Europese Unie. Onderhavige situatie wijkt aldus op essentiële punten af van de zaken die ten grondslag liggen aan voornoemde jurisprudentie van het Hof. Het verzoek van de raadsman wordt daarom afgewezen.
7.Detentieomstandigheden
8.Slotsom
9.Toepasselijke wetsbepalingen
10.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Openbare Aanklager bij de Rechtbank van Lille, Frankrijk.