In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Frankrijk, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De eiser ontving AOW-pensioen naar de norm van alleenstaande, maar na een huisbezoek op 11 april 2017 concludeerde de Svb dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met een medebewoner, wat leidde tot een herziening van zijn pensioen naar de norm van een gehuwde. De Svb vorderde ook een bedrag van € 1.772,67 terug dat te veel was betaald aan de eiser. De rechtbank oordeelde dat het huisbezoek rechtmatig was, omdat de eiser toestemming had gegeven (informed consent) en dat er voldoende aanwijzingen waren voor een gezamenlijke huishouding, gezien de wederzijdse zorg en de gedeelde huishoudelijke taken. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat er enkel sprake was van een huurder-verhuurder relatie en oordeelde dat de terugvordering terecht was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.