Procesverloop
Met het besluit van 9 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder omgevingsvergunning verleend voor de tijdelijke uitbreiding van een school ten behoeve van de stichting Cosmicus Onderwijs voor de duur van 5 jaar en het uitbreiden van het schoolplein op de locatie het Breed 10, te Amsterdam.
De bewonersvereniging heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft de bewonersvereniging de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2018. De bewonersvereniging heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, bijgestaan door leden van de bewonersvereniging. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door
[naam commercieel directeur] , commercieel directeur. Namens de stichting Cosmicus Onderwijs is verschenen [naam directeur] , directeur.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter gaat na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de bezwaarprocedure – niet kan worden afgewacht. Hij let daarbij op de belangen van partijen en maakt daarbij een afweging tussen aan de ene kant het belang van de verzoekende partij dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant de belangen bij de onmiddellijke uitvoering van de besluiten. Dit staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Er is in de regel geen reden een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter de besluiten rechtmatig acht. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend in een eventuele beroepsprocedure.
2. Op 31 oktober 2017 heeft vergunninghouder bij verweerder een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor een project, bestaande uit het uitbreiden van de tijdelijke huisvesting ten behoeve van de stichting Cosmicus Onderwijs voor een instandhoudingsperiode van maximaal vijf jaar. Verweerder heeft de aanvraag van vergunninghouder behandeld volgens de reguliere voorbereidingsprocedure.
3. Het perceel waarop vergunninghouder het project wenst te realiseren ligt in het bestemmingsplan “Buikslotermeer II”. Op de gronden waarop het bouwplan is voorzien rusten de bestemmingen “Groen 2” en “Maatschappelijk 1”. De activiteit is in strijd met het bestemmingsplan. Om het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft verweerder met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), gelezen in verbinding met artikel 4, aanhef en elfde lid, van de bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) behorende bijlage II voor het bouwplan een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor de duur van vijf jaar vanaf de dagtekening van het bestreden besluit.
4. De bewonersvereniging is het met het bestreden besluit niet eens. De bewonersvereniging voert aan dat voor het aangevraagde project geen omgevingsvergunning kon worden verleend met toepassing van de zogenoemde kruimelgevallenregeling. De bewonersvereniging beschouwt het feit dat de school als dislocatie van de Wereldburger verder mag als een schijnconstructie om een feitelijk opgeheven school voort te zetten. Daar heeft de bewonersvereniging moeite mee. Bovendien betwijfelt de bewonersvereniging of de huisvesting daadwerkelijk tijdelijk zal zijn. In de woorden van de bewonersvereniging is een “salami-tactiek” toegepast voor deze locatie: elke vergunning leidt tot grotere huisvesting voor meer leerlingen. De bewonersvereniging is bovendien van mening dat de school niet past in het Plan van Gool, dat een bijzonder stedenbouwkundig karakter heeft. Volgens de Bewonersvereniging is het veel logischer om de tijdelijke huisvesting te realiseren op het Breedveld of de leerlingen hun intrek te laten nemen in de Buikslotermeerschool. Ten slotte voelt de bewonersvereniging, zoals ter zitting nader is toegelicht door de aanwezigen, zich niet gehoord door verweerder en menen zij dat de belangen van de omwonenden niet bij de besluitvorming zijn betrokken.
5. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
6. De voorzieningenrechter overweegt dat de bewonersvereniging het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend om voor de duur van de bezwaarfase te voorkomen dat de tijdelijke huisvesting wordt gerealiseerd. Ter zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat de tijdelijke huisvesting inmiddels is gerealiseerd en dat hij bezig is met het afmonteren. Dat betekent dat niet meer kan worden gerealiseerd wat de bewonersvereniging aan de voorzieningenrechter heeft verzocht.
7. De voorzieningenrechter zal hierna echter ook overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van de gronden van de bewonersvereniging.
8. Verweerder heeft artikel 4, aanhef en elfde lid, van Bijlage II bij het Bor van toepassing mogen achten op de aanvraag om omgevingsvergunning van vergunninghouder. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat Nooij namens verweerder ter zitting heeft toegezegd dat de tijdelijke huisvesting ten hoogste tien jaren op Het Breed 10 blijft staan. Hieruit vloeit voort dat verweerder op een andere grondslag omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen dan op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3°, van de Wabo, waardoor artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure (UOV), van de Wabo niet van toepassing is. En om die reden heeft verweerder de aanvraag om omgevingsvergunning terecht voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure.
9. De voorzieningenrechter zal vervolgens beoordelen of verweerder in redelijkheid medewerking heeft kunnen verlenen aan de afwijking van het bestemmingsplan ter realisatie van het project.
10. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat het aan het bestuur, hier verweerder, is om alle belangen die er spelen tegen elkaar af te wegen en op basis daarvan te beslissen of hij meewerkt aan de afwijking van het bestemmingsplan. Nu verweerder daarbij de nodige vrijheid heeft, kan de rechter de uitkomst van de beslissing alleen terughoudend toetsen. Dit betekent dat de rechter moet beoordelen of verweerder zijn keuze in redelijkheid heeft kunnen maken.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bewonersvereniging onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hun leefsituatie zodanig wordt aangetast dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid de afwijking van het bestemmingsplan toe te staan. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht blijft de ruime stedenbouwkundige opzet die kenmerkend is voor de wijk bestaan, aangezien sprake is van een tijdelijke omgevingsvergunning. Daar komt bij dat verweerder heeft toegelicht dat het Plan van Gool, ondanks het bijzondere stedenbouwkundige karakter, onderdeel uit maakt van een stedelijke omgeving waarin ook scholen een plaats moeten krijgen. Ter zitting is ook gesproken over de haalbaarheid van het project op alternatieve locaties in de nabije omgeving. Zoals de voorzieningenrechter ter zitting aan de bewonersvereniging heeft voorgehouden, moet verweerder uitgaan van het bouwplan dat bij hem is ingediend. Dat betekent dat verweerder moet uitgaan van de locatie waarop vergunninghouder het project wenst te realiseren. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:919, moet verweerder slechts medewerking aan het bouwplan onthouden, in het uitzonderlijke geval dat al op voorhand duidelijk is dat door de verwezenlijking van een alternatief een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de bewonersvereniging in deze zaak niet aannemelijk gemaakt dat van een dergelijk uitzonderlijke situatie sprake is. Ter zitting is de voorzieningenrechter bovendien gebleken dat verweerder alternatieve locaties voor dit project heeft onderzocht. Verweerder heeft toegelicht dat door het huisvesten van de leerlingen in de Buikslotermeerschool geen gelijkwaardig resultaat zou kunnen worden bereikt, aangezien de school in een groeisituatie zit en om voor permanente huisvesting elders in aanmerking te komen in 2022 minimaal 196 leerlingen moet bereiken. Ten aanzien van de locatie aan het Breedveld heeft vergunninghouder voldoende toegelicht dat aan die locatie niet aanmerkelijk minder bezwaren kleven dan aan de locatie aan Het Breed 10. 12. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat de bezwaren van de Bewonersvereniging ook na heroverweging niet zullen slagen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
13. Voor veroordeling van verweerder in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.