ECLI:NL:RBAMS:2018:5661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
3 augustus 2018
Zaaknummer
AMS 17 / 6299 en AMS 17 / 6803
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kansspelvergunning op basis van betrouwbaarheid van beleidsbepaler

In deze zaak heeft de KSA de aanvraag van [eiseres] voor een niet-incidentele kansspelvergunning geweigerd, omdat de betrouwbaarheid van een beleidsbepaler van [eiseres] volgens de KSA niet buiten twijfel staat. De rechtbank Amsterdam oordeelt dat de betrokken persoon niet als beleidsbepaler kan worden aangemerkt, omdat zijn feitelijke invloed op [eiseres] niet is aangetoond. De KSA had geen recht om een betrouwbaarheidstoets uit te voeren en de aanvraag op basis daarvan te weigeren. De rechtbank vernietigt de besluiten van de KSA en oordeelt dat de KSA binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen op de bezwaren van [eiseres] en [eiser]. De rechtbank wijst ook op de proceskosten en het griffierecht dat vergoed moet worden aan de eisers. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de betrouwbaarheid van beleidsbepalers in het kader van kansspelvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 17/6299 en AMS 17/6803

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juni 2018 in de zaken tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),

[eiser] , te Overveen, eiser

(gemachtigde: mr. C. Riekerk)
en
de Raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder
(gemachtigde: mr. I.M. Zuurendonk).
Partijen worden hierna aangeduid als: ‘ [eiseres] ’, ‘ [eiser] ’ en ‘de Ksa’.

Procesverloop

Met het besluit van 20 april 2017 (het primaire besluit) heeft de Ksa de aanvraag van [eiseres] om een niet-incidentele vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de kansspelen (Wok) afgewezen.
[eiseres] en [eiser] hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met het besluit van 15 september 2017 (het bestreden besluit I) heeft de Ksa het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
Met het besluit van 6 oktober 2017 (het bestreden besluit II) heeft de Ksa het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer 17/6299.
[eiser] heeft bij de rechtbank Noord-Holland beroep ingesteld tegen het bestreden besluit II. Hij heeft verzocht het beroep door te sturen naar de rechtbank Amsterdam zodat zijn beroep gevoegd behandeld kan worden met het beroep van [eiseres] . Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer 17/6803.
De Ksa heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2018. De zaken zijn gevoegd behandeld. [eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en de heer [naam] ( [naam] ). [eiser] is aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Ksa heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1.1.
Op 16 augustus 2016 heeft de Ksa van [eiseres] een aanvraag ontvangen voor een niet‑incidentele kansspelvergunning voor vijf jaar vanaf 1 januari 2017. [naam] en [eiser] hebben de aanvraag ondertekend. Volgens het ‘organogram eigendom’, dat bij de aanvraag van 16 augustus 2016 is gevoegd, [bedrijf 1] . [bedrijf 1] ) 100 % aandeelhouder van [eiseres] . [bedrijf 2] . [bedrijf 2] ) en [bedrijf 3] ( [bedrijf 3] ) hebben elk 50 % van de aandelen in [bedrijf 1] . [eiser] is 100 % aandeelhouder van [bedrijf 2] , [naam] is (middellijk) 100 % aandeelhouder van [bedrijf 3] . In de aanvraag staat verder dat [eiseres] waar nodig financieel zal worden ondersteund door [bedrijf 3] en [bedrijf 2] . [naam] en [eiser] zijn in de aanvraag ook opgegeven als uiteindelijk belanghebbenden en beleidsbepalers.
1.2.
Met het voornemen van 23 december 2016 heeft de Ksa aan [eiseres] meegedeeld dat de aanvraag is getoetst aan artikel 3 van de Wok, het Kansspelenbesluit en de Beleidsregels niet-incidentele artikel 3 loterijvergunningen (de Beleidsregels). Bij de totstandkoming van dit voornemen heeft de Ksa gebruik gemaakt van interne deeladviezen, waaronder een deeladvies betrouwbaarheid van 15 december 2016 (deeladvies I). In het voornemen heeft de Ksa zich op het standpunt gesteld dat [eiseres] niet heeft aangetoond dat de continuïteit van haar organisatie gedurende de looptijd van de vergunning (vijf jaar) is gewaarborgd. Daarnaast heeft de Ksa zich op het standpunt gesteld dat [eiser] uiteindelijk belanghebbende en uiteindelijk beleidsbepaler is en dat zijn betrouwbaarheid niet buiten twijfel staat. De aspecten ‘continuïteit’ en ‘betrouwbaarheid’ vormen voor de Ksa aanleiding om de gevraagde vergunning te weigeren.
1.3.
Op 13 januari 2017 heeft [eiseres] een zienswijze ingediend en de aanvraag gewijzigd. [eiser] is na het voornemen van 23 december 2016 teruggetreden uit [eiseres] . Uit de op 26 januari 2017 door [eiseres] ingediende stukken blijkt dat [bedrijf 3] enig aandeelhouder van [bedrijf 1] is geworden. [eiser] is dus geen (middellijk) aandeelhouder meer van [eiseres] . Ook is [eiser] geen bestuurder meer. [eiseres] heeft verder overeenkomsten overgelegd, waaruit blijkt dat [bedrijf 4] ), [bedrijf 5] ( [bedrijf 5] ) en [bedrijf 6] ( [bedrijf 6] ) voor [eiseres] deelnemers zullen werven en loten zullen verkopen. [bedrijf 7] & [bedrijf 11] ( [bedrijf 7] ) zal de secretariaats- en financieel administratieve diensten voor [eiseres] verzorgen. [bedrijf 7] ( [bedrijf 7] ) zal de website van [eiseres] bouwen en vormgeven. Deze ondernemingen ontvangen hiervoor een vergoeding van [eiseres] .
1.4.
Naar aanleiding van de gewijzigde aanvraag heeft een interne afdeling van de Ksa een tweede deeladvies betrouwbaarheid opgesteld, gedateerd 6 maart 2017 (deeladvies II). In dit deeladvies staat dat [eiser] , nu hij geen bestuurder of aandeelhouder van [eiseres] meer is, niet langer is aan te merken als dagelijks beleidsbepaler en uiteindelijk belanghebbende van [eiseres] . Wel resteren nog de volgende lijnen tussen [eiseres] en het concern van [eiser] :
  • [bedrijf 3] is aandeelhouder van [bedrijf 8] , terwijl [eiser] indirect aandeelhouder is van een deel van de overige aandelen in deze vennootschap;
  • [bedrijf 3] is aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 9] terwijl [eiser] indirect aandeelhouder is van een deel van de overige aandelen in deze vennootschap;
  • [eiser] is via deze vennootschappen middellijk als bestuurder en/of aandeelhouder betrokken bij [bedrijf 4] , [bedrijf 6] , [bedrijf 10] en [bedrijf 10]
Op basis van de nieuwe bedrijfsstructuur is volgens het deeladvies II de betrokkenheid van [eiser] als (mede)beleidsbepaler en uiteindelijk belanghebbende komen te vervallen. Wel is aannemelijk dat [eiser] en zijn ondernemingen betrokken zullen zijn bij de (voorgenomen) exploitatie van de loterijen. Dit laat echter onverlet dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om [eiser] als (mede)beleidsbepaler van [eiseres] aan te merken. Dat meerdere ondernemingen waarbij [eiser] betrokken is, feitelijk betrokken zullen zijn bij de uitvoering van de door [eiseres] te exploiteren loterijen, maakt dit op zichzelf bezien en zonder nadere aanwijzingen die in deze richting wijzen, niet anders.
De conclusie van deeladvies II luidt dat [eiseres] aannemelijk heeft gemaakt dat diens betrouwbaarheid, die van zijn (mede)beleidsbepalers en/of uiteindelijk belanghebbenden buiten twijfel staat. In het deeladvies wordt geadviseerd om de vergunningaanvraag voor wat betreft de betrouwbaarheid niet te weigeren.
Standpunten van partijen
2.1.
Met het primaire besluit heeft de Ksa de gevraagde vergunning geweigerd. Het aspect continuïteit vormt geen aanleiding meer om de vergunning te weigeren. [eiser] is volgens de Ksa echter nog steeds aan te merken als medebeleidsbepaler en uiteindelijk belanghebbende en niet kan worden gezegd dat zijn betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Voorts wordt de aangevraagde vergunning geweigerd gelet op het belang van de consumentenbescherming.
2.2.
Met de bestreden besluiten heeft de Ksa het primaire besluit gehandhaafd. De inhoud van de beide bestreden besluiten is vrijwel gelijkluidend.
3. [eiser] en [eiseres] (hierna gezamenlijk aangeduid als: eisers) hebben in de kern dezelfde gronden tegen de bestreden besluiten aangevoerd, zoals zij ook ter zitting hebben bevestigd. De rechtbank zal de gronden van eisers daarom ook gezamenlijk behandelen. Kort gezegd was de Ksa volgens eisers niet bevoegd om een betrouwbaarheidstoets uit te voeren omdat daar geen wettelijke grondslag voor bestaat. Het buiten twijfel staan van betrouwbaarheid is geen vergunningvereiste. De verwijzing naar de Beleidsregels is daarvoor onvoldoende. Als wel een betrouwbaarheidstoets mocht worden uitgevoerd, heeft de Ksa [eiser] ten onrechte aangemerkt als (mede)beleidsbepaler en uiteindelijk belanghebbende. Ook is de betrouwbaarheidstoets volgens eisers onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd en is het besluit onvoldoende gemotiveerd. De Ksa heeft gehandeld in strijd met onder andere het vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel. Tot slot heeft de Ksa persoonsgegevens verwerkt zonder wettelijke grondslag, aldus eisers.
Is [eiser] belanghebbende?
4.1.
De rechtbank moet eerst ambtshalve beoordelen of [eiser] belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat betekent dat zijn belang rechtstreeks bij het primaire en het bestreden besluit II betrokken moet zijn.
4.2.
De vraag of [eiser] belanghebbende is, komt in dit geval naar voren omdat de vergunning niet door [eiser] , maar door [eiseres] is aangevraagd. Bovendien stelt [eiser] juist dat hij inmiddels geheel los staat van [eiseres] .
4.3.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij een rechtstreeks belang heeft bij het primaire besluit en het bestreden besluit II omdat de Ksa in die besluiten een oordeel heeft gegeven over zijn betrouwbaarheid. [eiser] is statutair directeur van een beleggingsinstelling onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en wordt in die hoedanigheid door de AFM getoetst op onder andere betrouwbaarheid. Hij is verplicht relevante wijzigingen aan de AFM te melden. Een oordeel van een ander bestuursorgaan (in dit geval de Ksa) over zijn betrouwbaarheid is een dergelijke relevante wijziging.
4.4.
De Ksa heeft bij de AFM geverifieerd of [eiser] inderdaad verplicht is melding te doen van dit betrouwbaarheidsoordeel. De AFM heeft aan de Ksa bevestigd dat melding in de rede ligt. De Ksa heeft [eiser] in de bezwaarprocedure dan ook als belanghebbende aangemerkt. Ook de rechtbank gaat er op grond van het voorgaande van uit dat [eiser] een rechtstreeks belang heeft bij het primaire en het bestreden besluit II. Hij is dus belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en is daarmee ontvankelijk in zijn beroep.
Heeft de Ksa de vergunningsaanvraag van [eiseres] op goede gronden afgewezen?
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij de uitspraak en komt in het kort op het volgende neer.
6.1.
De Ksa kan op grond van artikel 3 van de Wok niet-incidentele loterijvergunningen verlenen. De Ksa heeft dus een discretionaire bevoegdheid om al dan niet een vergunning te verlenen.
6.2.
De toenmalig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de staatssecretaris) heeft op grond van artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de Beleidsregels vastgesteld ter invulling van die discretionaire bevoegdheid. In artikel 12 van de Beleidsregels staat dat de aanvraag wordt afgewezen als de aanvrager onvoldoende aannemelijk maakt dat de betrouwbaarheid van bepaalde personen buiten twijfel staat. Onder die personen vallen onder andere personen die het beleid van de aanvrager bepalen of medebepalen, kort gezegd: (mede)beleidsbepalers. In de Beleidsregels en de toelichting daarop is niet gedefinieerd wat onder een (mede)beleidsbepaler wordt verstaan.
6.3.
De Ksa heeft in de bestuursvergadering van 16 augustus 2016 wel een eigen Beoordelingskader betrouwbaarheidstoets niet incidentele (aangevraagde) artikel 3 vergunningen (het Beoordelingskader) vastgesteld. Daarin wordt bij beleidsbepalers onderscheid gemaakt tussen dagelijkse beleidsbepalers en medebeleidsbepalers. Formele dagelijkse beleidsbepalers zijn de (in)directe en (on)middellijke bestuurders van de aanvrager. Informele dagelijkse beleidsbepalers zijn degenen die feitelijk de dagelijkse leiding hebben. Medebeleidsbepalers zijn de personen die doorslaggevende zeggenschap of feitelijke invloed over de aanvrager hebben.
6.4.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De Ksa moet in beginsel dus conform de Beleidsregels besluiten. Het Beoordelingskader is (nog) niet gepubliceerd door de Ksa, maar de Ksa heeft ter zitting bevestigd dat het Beoordelingskader binnen de Ksa wordt gebruikt als interne, vaste gedragslijn. Dat betekent dat de Ksa ook aan het Beoordelingskader gebonden is.
Is [eiser] (mede)beleidsbepaler van [eiseres] ?
7. Hoewel ook ter discussie staat of de Ksa in het algemeen bevoegd is om een betrouwbaarheidstoets uit te voeren, gaat de rechtbank eerst in op de vraag of [eiser] is aan te merken als (mede)beleidsbepaler. Indien dat niet het geval is, kon de Ksa, gelet op de Beleidsregels, immers geen betrouwbaarheidstoets ten aanzien van [eiser] uitvoeren en de vergunningsaanvraag van [eiseres] niet op grond daarvan weigeren.
8. De rechtbank stelt voorop dat de Ksa op de zitting expliciet heeft bevestigd dat [eiser] in de bestreden besluiten niet (meer) wordt aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende. Volgens de Ksa is [eiser] wel aan te merken als medebeleidsbepaler van [eiseres] , omdat hij feitelijke invloed over [eiseres] houdt. Onderdelen van het concern van [eiser] blijven namelijk in belangrijke mate duurzaam betrokken bij de organisatie van de loterij. Het betreft [bedrijf 7] , [bedrijf 7] , [bedrijf 4] [bedrijf 5] en [bedrijf 6] . [eiseres] steunt in overwegende mate op de dienstverlening van deze ondernemingen. Zonder betrokkenheid van deze ondernemingen kan [eiseres] de facto niet functioneren. Bovendien vloeit een aanzienlijk deel van de afdracht van de opbrengst van [eiseres] naar deze ondernemingen, aldus de Ksa. Daarbij is het voor de Ksa relevant dat [eiser] nauw betrokken is geweest bij het juridisch en organisatorisch vormgeven van [eiseres] en dat [eiser] in de aanvraag van 16 augustus 2016 is opgegeven als beleidsbepaler en uiteindelijk belanghebbende.
9.1.
Het staat vast dat [eiser] geen bestuurder of aandeelhouder van [eiseres] of [bedrijf 1] meer is. [eiser] heeft geen formele zeggenschap over [eiseres] en is niet aan te merken als dagelijks beleidsbepaler. De rechtbank vindt dat [eiser] op basis van de informatie in de gewijzigde aanvraag van 13 januari 2017 – de aanvraag die in deze procedure ter discussie staat – ook niet als medebeleidsbepaler van [eiseres] kan worden aangemerkt. De aandelen van [eiser] in de ondernemingen die tegen vergoeding diensten aan [eiseres] verlenen, leiden niet tot de conclusie dat [eiser] ook feitelijke invloed over [eiseres] zou hebben. De Ksa heeft niet bestreden dat de vergoedingen die de dienstverlenende ondernemingen van [eiseres] voor hun diensten krijgen marktconform zijn. Ook de omstandigheid dat enkele ondernemingen op
no cure no pay-basis worden betaald, maakt niet dat zij daarmee feitelijk zeggenschap hebben over de bedrijfsvoering of het beleid van [eiseres] . De rechtbank vindt het hoogstens aannemelijk dat [eiseres] als opdrachtgever enige feitelijke invloed zou kunnen hebben over de ondernemingen die diensten aan [eiseres] verlenen. De rechtbank ziet echter, zonder nadere aanwijzingen, niet waarom dat andersom het geval zou zijn. De mate waarin de dienstverlening voor [eiseres] door deze ondernemingen wordt uitgevoerd, is daarbij niet relevant. Ook de betrokkenheid van [eiser] bij [eiseres] in het verleden rechtvaardigt niet de conclusie dat hij in de huidige situatie nog feitelijke invloed over [eiseres] heeft. De Ksa heeft al met al niet met feiten kunnen onderbouwen dat [eiser] doorslaggevende zeggenschap of feitelijke invloed over [eiseres] heeft en dus medebeleidsbepaler van [eiseres] is.
9.2.
Omdat [eiser] niet als medebeleidsbepaler is aan te merken, mocht de Ksa op grond van de Beleidsregels en het Beoordelingskader geen betrouwbaarheidstoets ten aanzien van [eiser] uitvoeren. Dat betekent dat de Ksa ook de aanvraag van [eiseres] niet mocht afwijzen op grond van die betrouwbaarheidstoets van [eiser] . Omdat de betrouwbaarheid van de (overige) beleidsbepalers en uiteindelijk belanghebbenden van [eiseres] buiten twijfel staat – zoals uit deeladvies II blijkt en door de Ksa ter zitting is bevestigd – kon de Ksa de aanvraag van [eiseres] niet op grond van het aspect betrouwbaarheid afwijzen.
Het belang van consumentenbescherming
10.1.
Uit het primaire besluit maakt de rechtbank op dat de Ksa de vergunning ook heeft geweigerd op grond van de consumentenbescherming. Daarin staat immers dat verlening van de aangevraagde vergunning strijdig zou zijn met het belang van een adequate consumentenbescherming, omdat bedrijven uit het concern van [eiser] in sommige gemeenten klanten hebben geworven zonder de benodigde vergunningen op grond van de ter plaatse geldende Algemene plaatselijke verordening en omdat bedrijven van [eiser] zich schuldig hebben gemaakt aan misleidende reclame over beleggingsproducten. In de bestreden besluiten is dit element niet expliciet gehandhaafd of laten vallen.
10.2.
De rechtbank stelt vast dat de Ksa ook op dit punt kennelijk veel waarde hecht aan de relaties tussen [eiseres] en het concern van [eiser] . De vergunning is echter aangevraagd door [eiseres] en niet door een van de bedrijven uit het concern van [eiser] . Hierboven heeft de rechtbank al geoordeeld dat [eiser] geen medebeleidsbepaler is van [eiseres] . Eventuele gedragingen binnen andere bedrijven van het concern van [eiser] kunnen dan ook niet aan [eiseres] worden tegengeworpen.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen gegrond en komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de overige beroepsgronden. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaken te voorzien en de gevraagde vergunning te verlenen, alleen al omdat aan de vergunning voorschriften kunnen worden verbonden. Of dat het geval is en welke voorschriften dat moeten zijn, is primair ter beoordeling van de Ksa.
12. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de Ksa aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt de Ksa ook in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank voor beide partijen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt de Ksa op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de Ksa op het betaalde griffierecht van € 333,- aan [eiseres] te vergoeden;
  • draagt de Ksa op het betaalde griffierecht van € 168,- aan [eiser] te vergoeden;
  • veroordeelt de Ksa in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 1.002,-;
  • veroordeelt de Ksa in de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. de Vos, voorzitter, en mr. H.J. Schaberg en mr. J.C.S. van Limburg Stirum, leden, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2018.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: Wettelijk kader

Wet op de kansspelen
Artikel 1, aanhef en onder a
Behoudens het in Titel Va van deze wet bepaalde is het verboden gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend.
Artikel 3, eerste lid
Tenzij deze wet anders bepaalt kan voor een gelegenheid als in artikel 1, onder a, bedoeld vergunning worden verleend, indien deze gelegenheid wordt opengesteld uitsluitend ten einde met de opbrengst daarvan enig algemeen belang te dienen. De vergunning wordt verleend door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de aanwijzing van de winnaars zal geschieden, indien de prijzen en premies gezamenlijk geen grotere waarde hebben dan € 4500 en bij een grotere waarde door de raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a.
Artikel 33a
Aan het hoofd van de kansspelautoriteit staat de raad van bestuur.
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
Artikel 21, eerste lid
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de taakuitoefening door een zelfstandig bestuursorgaan.
Beleidsregels van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 juli 2016, kenmerk 782071, betreffende de verlening van niet-incidentele kansspelvergunningen door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit op grond van artikel 3 van de Wet op de kansspelen voor het organiseren van loterijen (Beleidsregels niet-incidentele artikel 3 loterijvergunningen)
Artikel 12, eerste lid
De raad van bestuur wijst een aanvraag voor een vergunning af, indien de aanvrager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de betrouwbaarheid van de aanvrager, de personen die zijn beleid bepalen of medebepalen en uiteindelijk belanghebbenden buiten twijfel staat.
Beoordelingskader betrouwbaarheidstoets niet incidentele (aangevraagde) art. 3 vergunningen
1.3 Relevante subjecten
Bij de aanvrager zijn personen met één of meerdere functies en rollen betrokken. Hieronder staat een beschrijving van de functies en rollen die voor de betrouwbaarheidstoetsing inzake dit type vergunning van belang zijn. Mede op basis van artikel 12 van de beleidsregel V&J zal inzake dit type vergunning de betrouwbaarheid worden getoetst van:
I. aanvrager
II. beleidsbepalers van de aanvrager
III. belanghebbenden van de aanvrager
(…)
II. Beleidsbepaler
Onderscheid kan worden gemaakt in de dagelijkse beleidsbepaler en de medebeleidsbepaler van de aanvrager, formeel dan wel informeel. Hiermee wordt aangesloten bij de terminologie die in het kader van de Wet Bibob en de betrouwbaarheidsbeoordelingen door de AFM en DNB gehanteerd wordt.
Als de dagelijkse beleidsbepalers kwalificeren zij die de dagelijkse leiding over de aanvrager hebben. De in het handelsregister ingeschreven bestuurders van een rechtspersoon kunnen als formele dagelijkse beleidsbepalers worden aangemerkt. Informele dagelijkse beleidsbepalers zijn degenen die niet formeel als zodanig zijn aan te merken, maar wel de feitelijke dagelijkse leiding hebben.
Er is sprake van een dagelijkse beleidsbepaler in het geval van:
  • een directe of onmiddellijke bestuurder van de aanvrager;
  • een indirecte of middellijke bestuurder van de aanvrager; en
  • andere feitelijk leidinggevenden van de aanvrager.
Als medebeleidsbepalers kwalificeren de personen die doorslaggevende zeggenschap of feitelijke invloed over de aanvrager hebben.
X is bestuurder en enig aandeelhouder van Y. Y is enig aandeelhouder van Z. Zodoende heeft X doorslaggevende zeggenschap op het te voeren beleid van Z. X is dus aan te merken als (mede)beleidsbepaler van Z.