Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 30 mei 2017 met productie 1 t/m 22, alsmede de per brief nagezonden productie 23;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte uitlaten domiciliekeuze aan de zijde van [eiser] ;
- het tussenvonnis d.d. 6 september 2017 van de Rechtbank Noord-Holland, afdeling privaatrecht, zittingsplaats Haarlem, waarin de zaak is verwezen ter verdere behandeling naar de rechtbank Amsterdam;
- het tussenvonnis d.d. 4 oktober 2017, waarin de zaak is verwezen voor conclusie van repliek;
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte aanvulling rechtsgronden, tevens houdende akte vermindering van eis met producties;
- de conclusie van dupliek;
- het proces-verbaal van de zitting van 28 juni 2018 en de daarin weergegeven pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde producties;
- de brief d.d. 9 juli 2018 van mr. Vos van de zijde van [gedaagde] met daarin opmerkingen over het proces-verbaal en
- de brief d.d. 9 juli 2018 van mr. Krim van de zijde van [eiser] met daarin opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
Valkenhorst I). Behalve door het vitaal belang van het eerste recht wordt deze voorrang – waarvan de consequentie kan zijn dat de vermoedelijke biologische vader mee moet werken aan een DNA-onderzoek – daardoor gewettigd dat de natuurlijke potentiële vader mede verantwoordelijkheid draagt voor het eventueel verwekken en dan het bestaan van het kind. Men kan het zien als de consequentie van seksuele omgang. Niet van belang is of het kind al dan niet juridisch vaderloos is.
2.172,00(4,0 punten × tarief II € 543,00);