ECLI:NL:RBAMS:2018:7179
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wijziging kinderalimentatie en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G. Matze, verzocht om wijziging van de kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind, geboren in 2013, en stelde dat zijn financiële situatie was veranderd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E. Vande Voort, verweerde zich tegen dit verzoek en vroeg om afwijzing. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de zitting met gesloten deuren op 27 september 2018.
De rechtbank overwoog dat de man onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële positie en dat hij niet had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat de man niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de alimentatie te betalen. De rechtbank wees het verzoek af en bepaalde dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter mr. R.M. Troost in aanwezigheid van griffier mr. M.H. Hartman.