Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
mochtgaan. Hij dreigde daarbij met teksten als ‘Ik sla je in elkaar’ en andere bewoordingen, die zowel door vader als door getuige [persoon 2] werden ervaren als bedreigend. Toen vader probeerde weg te lopen, gooide verdachte met een deurkruk vitrines kapot, wat vader begrijpelijkerwijs een angstig gevoel gaf. Hij had door dit alles het gevoel gekregen dat hij tegen zijn wil werd vastgehouden en niet meer weg kon. De rechtbank leidt uit deze gedragingen en uitspraken van verdachte af dat zijn opzet erop gericht was zijn vader te beletten het pand te verlaten, hoewel voor alle betrokkenen duidelijk was dat vader weg wilde gaan. De begeleidende bedreigende woorden (‘ik sla je in elkaar’) en het geweld tegen de vitrines zijn zo onmiskenbaar gericht op het wekken van de suggestie dat (meer) geweld zal volgen als vader niet zou luisteren, dat de rechtbank uit de uiterlijke verschijningsvorm daarvan afleidt dat het op dat moment de bedoeling van verdachte was om het verbod om weg te gaan kracht bij te zetten met bedreigingen. De verdachte had daarmee het opzet zijn vader wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven.
- voornoemde [persoon 1] op dwingende en bedreigende wijze te zeggen dat hij niet weg mag gaan en niet weg mag lopen en door meermalen op dreigende wijze te zeggen: “Ik sla je in elkaar.” en
- daarbij vitrines te vernielen, waardoor verdachte een zodanig bedreigende indruk wekte dat voornoemde [persoon 1] niet weg durfde te gaan.
5.Het bewijs
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
2 weken.