Overwegingen
1. Verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend voor een omvangrijke verbouwing op het [adres 1] . Het project omvat onder meer het doorbreken van muren, het realiseren van dakterrassen, het maken van een toegangsopbouw op het dak en het wijzigen van de indeling. De omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen
1en het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
2
2. Eiser is eigenaar van het buurpand op [adres 2] en woont daar zelf op de derde verdieping. Zijn beroepsgronden richten zich tegen het dakterras en de toegangsopbouw op de vijfde verdieping, de aanbouw met dakterras op de begane grond en de veiligheid van het hele pand. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat zijn beroepsgronden zich niet richten tegen de verbouwingen op de vierde verdieping. Zijn belangrijkste reden om zich tegen de vergunning te verzetten zijn de aantasting van zijn privacy en het verstoorde beeld vanaf de straat.
1. Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2 Artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en 2°, van de Wabo.
Dakterras en toegangsopbouw op de vijfde verdieping
3. Eiser vindt dat het dakterras en de toegangsopbouw op de vijfde verdieping in strijd zijn met het
Bestemmingsplan De Baarsjes 2006,gewijzigd in het
Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam, Deel 1.In het bestreden besluit heeft verweerder dit eveneens vastgesteld en heeft hij zijn bevoegdheid gebruikt om van het bestemmingsplan afte wijken. In het verweerschrift heeft verweerder echter gesteld dat het dakterras en de toegangsopbouw passen in het bestemmingsplan. Op de zitting heeft verweerder uiteindelijk gezegd dat dit niet het geval is.
4. De rechtbank oordeelt dat het dakterras en de toegangsopbouw in strijd zijn met het bestemmingsplan. Een hoofdregel van het bestemmingplan is dat de bestaande bouwhoogte niet mag worden overschreden, tenzij anders op de plankaart staat aangegeven.
3Weliswaar bevat het paraplubestemmingsplan op die hoofdregel een aantal uitzonderingen,
4maar die gelden alleen voor maximaal toelaatbare bouwhoogten die in de plankaart zijn aangegeven. Op de zitting is gebleken dat de plankaart voor dit perceel geen maximale bouwhoogte aangeeft. Dit betekent dat de bestaande bouwhoogte niet mag worden overschreden. Dat doen het dakterras en de toegangsopbouw wel. Verweerder moest de omgevingsvergunning daarom weigeren, tenzij hij tevens een vergunning verleende om van het bestemmingplan af te wijken.
5
5. Een vergunning om van bestemmingsplan af te wijken kan alleen worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen (kruimel
gevallen).
6In die gevallen heeft verweerder beleidsruimte om te beslissen of hij een afwijking van het bestemmingsplan al dan niet toestaat. Daarvoor heeft verweerder de Beleidsregels Kruimelgevallen 2016 opgesteld. Verweerder moet overeenkomstig zijn beleidsregels handelen, tenzij dat wegens bijzondere omstandigheden onevenredige gevo
lgen zou hebben.
7Verweerder is verplicht om per geval alle betrokken belangen tegen elkaar af te wegen en te motiveren hoe hij tot zijn beslissing komt. Hij kan daarvoor niet volstaan met de enkele algemene verwijzing naar zijn bele
id.
8
6. In het bestreden besluit heeft verweerder een vergunning verleend om af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat deze vergunning niet aan de hierboven beschreven eisen voldoet. Verweerder heeft niet meegewogen dat de maximale bouwhoogte wordt overschreden en heeft niet gemotiveerd waarom hij die overschrijding in dit geval toestaat. Bovendien heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij afwijkt van de beleidsregel dat dakterrassen en toegangsopbouwen alleen worden toegestaan op daken die plat zijn afgedekt,
9wat betekent dat het hellingspercentage maximaal 4% mag bedragen.
10In het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat de afwijking wordt toegestaan omdat het hier gaat om een kleine afwijking boven de '4%-regel'. De rechtbank vindt deze motivering onvoldoende. Evenmin zijn er bijzondere omstandigheden gebleken waardoor handelen overeenkomstig de beleidsregels onevenredige gevolgen zou hebben. Eiser heeft bovendien een foto overgelegd van het dak met daarop een waterpas en een meetlat, waaruit blijkt dat het hellingspercentage 6,7% bedraagt. Dat is een overschrijding van het in de beleidsregels genoemde hellingspercentage met twee derden. Deze overschrijding kan naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet als klein worden aangemerkt.
3 Artikel 2.1, vierde lid, onder b, van Bestemmingsplan De Baarsjes 2006.
4 Artikel VI onder C van Paraplubestemmingsplan Stadsdeel West, Amsterdam, Deel l.
5 Artikel 2. l0, tweede lid, van de Wabo.
6 Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a. en 2°, van de Wabo. Dit zijn de gevallen genoemd in artikel 4, onderdeel l. en 4., van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
7 Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
8 Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:515. 7. De rechtbank oordeelt dat ook het advies van de bezwaarschriftencommissie geen deugdelijke motivering bevat op het punt van de hellingsgraad. De commissie rekent de gemeten hellingshoek om in een hellingspercentage door aan te nemen dat tussen beide een lineair verband bestaat. Dat is meetkundig onjuist.
8. Eiser vindt dat het dakterras op de vijfde verdieping zijn privacy onaanvaardbaar aantast. Wie op het dakterras gaat staan in een hoek naast de toegangsopbouw kan door een lichtkoepel van korte afstand de overloop van eiser zien, tussen de slaapkamer en de badkamer. Dit had volgens eiser kunnen worden vermeden door deze hoek niet bij het dakterras te betrekken. Dat had de bruikbaarheid van het dakterras nauwelijks beïnvloed.
9. De rechtbank oordeelt dat in het bestreden besluit een belangenafweging ontbreekt. Verweerder heeft alleen bezien of een evidente privaatrechtelijke belemmering aan verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat. Op de zitting heeft verweerder gezegd dat als zo'n belemmering er niet is, een dakterras dus mag. De rechtbank oordeelt dat verweerder zijn taak daarmee te beperkt opvat. Verweerder oefent een bevoegdheid uit met beleidsruimte . Verweerder moet alle betrokken belangen tegen elkaar afwegen, waaronder de belangen die zijn gediend zijn met een weigering van de vergunning. Per geval moet verweerder beoordelen of een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat optreedt. De rechtbank oordeelt dat deze eigen en concrete belangenafweging voor het bestreden besluit niet is gemaakt en dat het besluit op dit punt niet deugdelijk is gemotiveerd.
10. Eiser vindt het uiterlijk en de plaatsing van de toegangsopbouw in strijd met redelijke eisen van welstand. De omgevingsvergunning had daarom volgens eiser geweigerd moeten worden. Hiertoe voert eiser aan dat de opbouw prominent zichtbaar is, geen zorgvuldige en terughoudende vormgeving heeft, niet past in de architectonische eenheid van de panden, en de samenhang en ritmiek verstoort van de straatwand. De nauwe samenhang in hiërarchie en de bloksgewijze stedenbouwkundige opzet en architectuur zijn een belangrijke karakteri stiek van de Gordel '20-'40. De opbouw levert geen bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving en van het pand op zichzelf en heeft zelfs een grote negatieve ruimtelijke impact, aldus eiser.
9 Artikel 5.1.1, onder I, van de Beleidsregels Kruimelgevallen 2016.
10 Artikel 2.1 van de Beleidsregels Kruimelgevallen 2016 .
11. Verweerder vindt dat hij zich mocht baseren op het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (de welstandscommissie). In dat advies is getoetst aan de criteria van de welstandsnota
De Schoonheid van Amsterdam 2016.Op 9 mei 2017 heeft de welstandscommissie een negatief advies gegeven, in het bijzonder over "het uitbreiden van de bovenste bouwlaag". Deze uitbreiding zou wel tot de mogelijkheden behoren, mits zij zich voegt in de oorspronkelijke karakteristiek van de Gordel '20-'40 bebouwing, aldus de welstandscommissie. Op 12 juni 2017 heeft de welstandscommissie een positief advies gegeven.
12. De vaste lijn van de rechtspraak
11is dat verweerder, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria.
13. De rechtbank oordeelt dat het advies van 12 juni 2017 naar inhoud zodanige gebreken vertoont dat verweerder het niet ten grondslag kon leggen aan zijn oordeel.
12Op de overgelegde foto's en ter plaatse is te zien dat de toegangsopbouw zorgt voor een doorbreking van de ritmiek van de gevel. De welstandscommissie laat echter in het midden of zij heeft getoetst of het dakterras en de toegangsopbouw voldoen aan welstandscriteria. De welstandscommissie schrijft slechts dat de toegangsopbouw iets is verschoven, zodat deze voldoet aan het bestemmingsplan. Daaruit blijkt dat de welstandscommissie heeft getoetst aan het bestemmingsplan - wat overigens niet haar taak is - maar niet dat zij heeft getoetst aan de welstandscriteria. Dit betekent dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
13
Aanbouw met dakterras op de begane grond
14. Eiser betoogt verder dat de aanbouw op de begane grond dieper is dan de 4 meter waarvoor de vergunning is gegeven, en dat het dakterras op de aanbouw daarom in strijd is met de beleidsregels.
15. Verweerder is het ermee eens dat voor de aanbouw een vergunning nodig is, omdat op de aanbouw ook een dakterras wordt gebouwd en gebruikt ter vergroting van het woongenot.
14Het dakterras is bovendien in strijd met het bestemmingsplan, omdat de bouw en het gebruik ervan niet passen binnen de op die grond geldende bestemming 'Tuinen 1 '. Volgens verweerder voldoet het dakterras echter wel aan de beleidsregels. Verweerder had daarom beleidsruimte om voor de aanbouw inclusief het dakterras een vergunning te verlenen.
15
11 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:413. 12 Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
13 Dit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
16. De rechtbank oordeelt dat verweerder hierin op zichzelf gelijk heeft. Het dakterras voldoet aan de criteria van de beleidsregels om een vergunning te geven tot afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank is het niet eens met eisers redenering dat de aanbouw (iets) dieper is dan de vergunning toelaat, dat de aanbouw daarom illegaal is en dat verweerder daarom geen vergunning had mogen verlenen voor het dakterras op de aanbouw. Zowel de aanbouw als het dakterras maken immers onderdeel uit van dezelfde vergunning. Als niet volgens die vergunning is gebouwd kan dat voor verweerder een reden zijn om handhavend in te grijpen. In deze procedure is alleen de vergunning zelf aan de orde en niet de vraag of verweerder handhavend moet ingrijpen.
17. De rechtbank oordeelt echter dat in het bestreden besluit ook op dit punt een belangenafweging ontbreekt. Dat verweerder beleidsruimte had om de vergunning te verlene n, betekent niet dat hij deze ook zonder meer moest verlenen. De rechtbank verwijst naar haar eerdere overwegingen in deze uitspraak over het dakterras op de vijfde verdieping. Eiser heeft gezegd dat het dakterras op de aanbouw de privacy van de bewoners van [adres 2] onaanvaardbaar aantast. Ook hier heeft verweerder geen eigen en concrete belangenafweging gemaakt en in zoverre berust het bestreden besluit evenmin op een deugdelijke motivering.
18. Bij de aanvraag van de vergunning zijn geen gegevens ingediend over de constructieve berekening. Wel heeft de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied bij brief van I mei 2017 laten weten dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat het ontwerp voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Verweerder vindt dat hij de vergunning mocht verlenen zonder dat de constructiegegevens waren ingediend. In een vergunning kan namelijk worden bepaald dat die gegevens uiterlijk drie weken voor de start van de uitvoering mogen worden overgelegd, indien de aanvrager een verzoek tot latere aanlevering heeft ingediend.
19. Eiser betoogt dat de vergunninghouder geen verzoek heeft ingediend om de constructiegegevens later te mogen indienen. De constructiegegevens zijn bovendien in strijd met de vergunningsvoorwaarden pas overgelegd ruim vier weken nadat de constructieve werkzaamheden waren afgerond. Bovendien vindt hij niet aannemelijk dat is voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit, met name omdat niet van de juiste funderingspalen is uitgegaan en omdat de rookgasafvoer ondeugdelijk zou zijn. Partijen hebben de berekeningen niet overgelegd. Eiser heeft op de zitting een deel ervan getoond, waarin voor de paalberekeningen wordt uitgegaan van houten palen met betonopzetters. Volgens hem is op de bouwtekeningen te zi n dat echter een Amsterdamse paalfundering aanwezig is.
14 Artikel 2, aanhef, derde lid en onder a., van bijlage II van het Bor.
15 Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en 2°, van de Wabo.
20. De rechtbank oordeelt dat verweerder de vergunning mocht verlenen onder de voorwaarde dat de constructiegegevens uiterlijk drie weken voor de start van de uitvoering zouden worden overgelegd. De vergunninghouder heeft daarom ook verzocht. In de aanvraag heeft hij in de rubriek "bijlagen die later komen" ingevuld: "constructie berekeningen en tekeningen". De rechtbank leest daarin het vereiste verzoek om de constructiegegevens later in te dienen.
16Eiser heeft echter wel twijfel gewekt aan de juistheid van de paalberekeningen. Op de bouwtekeningen zijn namelijk inderdaad geen betonopzetters zich tbaar.
17De rechtbank heeft geen aanleiding om dit punt thans verder te onderzoeken.
Reeds om de hierboven genoemde redenen zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal vervolgens de aanvraag opnieuw moeten beoordelen en aandacht moeten besteden aan de door eiser naar voren gebrachte bedenkingen bij de constructiegegevens en de rookgasafvoer.
21. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder tijdens dit beroep de gelegenheid te geven het besluit aan te passen. Dit zou niet doelmatig zijn gezien het aantal punten waarop herstel van gebreken vereist is. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal verweerder daarvoor de tijd geven tot tien weken nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden. Die termijn gaat dus lopen als de beroepstermijn ongebruikt is verstreken, een ingesteld hoger beroep is ingetrokken of in hoger beroep uitspraak is gedaan.
22. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, zoals opgegeven op het ter zitting overgelegde formulier proceskosten, te weten een totaalbedrag van€ 197,88. Er zijn geen kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
16 Artikel 2.7 van de Regeling omgevingsrecht (Mor).
17 Tekening doorsnede A-A, in samenhang met de rubriek renvooi.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen tien weken nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden een nieuw besluit te nemen op
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een totaalbedrag van € 197,88.