In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Weelde, België, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, die sinds 20 oktober 2014 een WIA-uitkering ontvangt, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv waarin zijn arbeidsongeschiktheid opnieuw werd beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser per 13 januari 2017 meer arbeidsgeschikt werd geacht dan voorheen, maar dat de hoogte van zijn uitkering niet wijzigde. Het primaire besluit werd herroepen na een bezwaarprocedure, maar de rechtbank oordeelde dat de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid op een deugdelijke medische grondslag berustte.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verzekeringsarts, die de eiser op 9 december 2016 heeft onderzocht, zorgvuldig te werk is gegaan en dat zijn rapport voldoende inzichtelijk en gemotiveerd was. De eiser heeft aangevoerd dat zijn klachten, die verband houden met Whiplash Associated Disorder (WAD), niet zijn afgenomen, maar zijn toegenomen. Hij heeft verschillende medische stukken ingebracht ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de rechtbank oordeelde dat deze geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts.
De rechtbank heeft ook het verzoek van de eiser om een onafhankelijke deskundige in te schakelen afgewezen, omdat de eiser voldoende ruimte had om zijn medische bevindingen te betwisten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid door het Uwv standhoudt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.