ECLI:NL:RBAMS:2018:8673
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die stelt Libische nationaliteit te hebben, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen door de Staatssecretaris. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 23 november 2018 heeft de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat Italië lid is van de Europese Unie en dat er vanuit mag worden gegaan dat Italië voldoet aan de vereisten van de Dublinverordening. Eiser voerde aan dat hij een kwetsbaar persoon is en dat er recente decreten in Italië zijn die de asielprocedure verslechteren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1.503,- en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.