Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoekster] , te Amsterdam, verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
kennelijkonredelijk is.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 december 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep van [verzoekster] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. [Verzoekster] had een ontheffing aangevraagd voor het inrijverbod in de milieuzone voor brom- en snorfietsen, ingesteld op 9 juni 2017. Het college verleende een ontheffing tot 1 januari 2019, maar [verzoekster] maakte bezwaar tegen de duur van deze ontheffing. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna [verzoekster] beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college bij het vaststellen van het ontheffingenbeleid beleidsvrijheid heeft en dat de rechter zich terughoudend moet opstellen bij de toetsing van dit beleid. De voorzieningenrechter concludeert dat het ontheffingenbeleid niet onredelijk is, omdat het gericht is op het compenseren van de financiële gevolgen van het verkeersbesluit voor eigenaren van relatief nieuwe bromfietsen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de keuze van het college om de ontheffing te beperken tot bromfietsen van niet ouder dan 10 jaar, in redelijkheid is gemaakt.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.