ECLI:NL:RBAMS:2018:983

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
13/702759-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in tandartsenpraktijk te Uithoorn door een 21-jarige man

Op 13 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Amsterdam, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot inbraak in een tandartsenpraktijk in Uithoorn. De zaak kwam ter terechtzitting na een incident op 23 oktober 2017, waarbij getuigen zagen dat meerdere mannen probeerden in te breken. De verdachte werd kort na het incident aangetroffen in de buurt van de plaats delict. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de poging tot inbraak, onder andere door getuigenverklaringen en sporenonderzoek. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd om met een breekijzer de deur van de tandartsenpraktijk open te breken. De verdachte ontkende echter betrokkenheid en stelde dat hij mogelijk alleen op de uitkijk stond. De rechtbank verwierp deze verdediging en legde een gevangenisstraf van 15 weken op, met aftrek van voorarrest. Tevens werd een breekijzer onttrokken aan het verkeer, omdat dit voorwerp was gebruikt bij de poging tot inbraak. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van de poging tot inbraak en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/702759-17 en 13/680153-16 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 13 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruijs en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Veenstra naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2017 te Uithoorn , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een perceel gelegen aan de [adres] , en in gebruik als tandartsenpraktijk ( [naam praktijk] ), weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan de heer en/of mevrouw [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn /hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) geprobeerd met een breekijzer, althans met een daarop gelijkend voorwerp, een deur en/of een kozijn van dat perceel open te breken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op maandag 23 oktober 2017 omstreeks vijf uur in de nacht zagen getuigen dat drie of vier mannen probeerden in te breken bij tandartspraktijk [naam praktijk] te Uithoorn . De getuigen verklaarden dat één of twee mannen op de uitkijk stonden en dat een ander met een koevoet probeerde de deur te openen. De getuigen beschreven de mannen als mannen van 185-190 centimeter met een smal postuur, donkere kleding, een sjaal en een capuchon op.
De inmiddels gearriveerde politie zag twee mannen met capuchon op en volledig in het zwart gekleed en zette de achtervolging in. Nadat ze zagen dat de verdachten de [naam straat] in vluchten, is de politie hen uit het zicht verloren. Hierna is het gebied afgezet om de daders te kunnen vinden. Verdachte werd een aantal minuten later aangetroffen toen hij uit een doodlopende steeg bij de [naam straat] kwam lopen.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak bij tandartsenpraktijk [naam praktijk] . De officier van justitie heeft er in dit verband ook op gewezen dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid aldaar op dat tijdstip en dat op de plaats delict een schoenspoor is aangetroffen dat overeenkomt met de schoenen die verdachte op dat moment aan had.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft erop gewezen dat het dossier geen aanknopingspunten bevat dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak bij tandartsenpraktijk [naam praktijk] . Zo heeft getuige [naam getuige 1] het over drie daders en spreekt getuige [naam getuige 2] over vier daders. Bovendien is het signalement van de daders summier en is het signalement slechts gedeeltelijk van toepassing op verdachte. Voorts blijkt uit het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de schoenspoorfragmenten daadwerkelijk met de schoenen van verdachte zijn veroorzaakt. In het geval de rechtbank van oordeel is dat verdachte zich wel samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak, heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte mogelijk alleen medeplichtig was. De getuigen verklaren dat één of twee mannen op de uitkijk stonden - hetgeen medeplichtigheid oplevert - en het is mogelijk dat verdachte één van deze personen was.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de poging tot inbraak bij tandartsenpraktijk [naam praktijk] en overweegt hiertoe als volgt.
signalement en sporenonderzoek
Verdachte is midden in de nacht en zeer korte tijd nadat getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] breekgeluiden hoorden - staande gehouden en vervolgens aangehouden in de nabijheid van de plaats waar de politie twee potentiële daders uit het zicht is verloren, terwijl het gebied kort daarvoor was afgezet. Verdachte heeft naar eigen zeggen in het steegje geslapen waar hij uit kwam lopen. Op de vraag waarom verdachte (afkomstig uit Amsterdam) midden in de nacht in een rustige woonwijk in Uithoorn op straat ging slapen, heeft hij geen uitleg gegeven. De politie heeft het steegje onderzocht en het betreft een smalle, betegelde brandgang waar meerdere kliko’s stonden. Er bevonden zich geen persoonlijke spullen van verdachte. Ook heeft de verbalisant opgemerkt dat de kleding van verdachte niet gekreukt was en dat hij niet het voorkomen had van iemand die zojuist op straat zou hebben geslapen. Bovendien heeft verdachte bij zijn verhoor op 23 oktober 2017 verklaard dat hij niet op straat slaapt, maar dat hij dan de hele nacht buiten op een bankje zit (proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 27-30). Gelet op deze omstandigheden vindt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij in de brandgang heeft geslapen, niet aannemelijk.
Daarnaast past het postuur en de kleding van verdachte bij de door getuigen gegeven beschrijving van het uiterlijk en de kleding van de mannen die hebben geprobeerd in te breken. Dat de in het signalement genoemde lengte enigszins afwijkt van de daadwerkelijke lengte van verdachte, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. Getuige [naam getuige 1] , die de waarneming deed vanuit het slaapkamerraam van zijn woning, heeft immers verklaard dat hij door de duisternis de lengte van de daders moeilijk kon inschatten. Bovendien zijn op de vensterbank van tandartsenpraktijk [naam praktijk] fragmenten van schoenafdrukken aangetroffen. Verdachte droeg die nacht schoenen van het merk Lanvin. Deze schoenen zijn in beslag genomen en vergeleken met de schoenspoorfragmenten op de vensterbank. Het profiel van de schoenen van verdachte is volgens het NFI soortgelijk aan de aangetroffen schoenspoorfragmenten; Het profiel komt overeen en er zijn geen niet-verklaarbare verschillen. Gezien de geringe grootte van de fragmenten kan geen uitspraak gedaan worden over de maatvoering. Er kan niet verder worden vastgesteld of de fragmenten daadwerkelijk met de schoenen zijn veroorzaakt. Gelet op het voorgaande, daarbij meegewogen dat schoenen van het luxe merk Lanvin niet veel voorkomende schoenen zijn, is de rechtbank van oordeel dat het zeer aannemelijk is dat het schoenspoor veroorzaakt is door de schoen van verdachte en dat verdachte één van de mannen is die door de getuigen zijn gezien.
medeplegenTen aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals hiervoor overwogen betreft verdachte één van de mannen die door getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] zijn gezien. Op de vensterbank van tandartsenpraktijk [naam praktijk] is een schoenspoor aangetroffen. Het profiel van de schoenen van verdachte is soortgelijk aan dit schoenspoor. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte niet alleen op de uitkijk heeft gestaan, maar ook degene is geweest die op de vensterbank heeft gestaan. Daarmee heeft verdachte een significante bijdrage geleverd aan de uitvoering van het feit. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte is aan te merken als medepleger.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 23 oktober 2017 te Uithoorn , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een perceel gelegen aan de [adres] , en in gebruik als tandartsenpraktijk [naam praktijk] , weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan de heer en/of mevrouw [naam] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, immers hebben hij en zijn mededaders geprobeerd met een breekijzer een deur en een kozijn van dat perceel open te breken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient (naast de algemene voorwaarden) als bijzondere voorwaarde te worden verbonden een meldplicht bij de reclassering, ook als dit inhoudt klinische behandeling. De officier van justitie heeft voorts onttrekking aan het verkeer gevorderd van het inbeslaggenomen breekijzer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de straf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich midden in de nacht samen met anderen schuldig gemaakt aan poging tot inbraak in een pand dat in gebruik was als tandartsenpraktijk. Daarbij zijn verdachte en zijn mededaders samen professioneel te werk gegaan, doordat zij met een breekijzer hebben geprobeerd een deur en een kozijn van het pand open te breken. Dat het niet tot een voltooide inbraak is gekomen, is enkel te danken aan oplettende omwonenden die alarm hebben geslagen. Het bewezen verklaarde is een ernstig en zeer hinderlijk feit, dat niet alleen overlast en schade voor de gedupeerden heeft veroorzaakt, maar ook voor gevoelens van onrust in de samenleving zorgt.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 januari 2018 betreffende verdachte blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf en dat de proeftijd ten tijde van het plegen van deze poging tot inbraak nog liep.
Ter terechtzitting is A.R. Dekker, reclasseringsmedewerker, als deskundige gehoord. Zij heeft aangegeven dat het verdachte niet lukt om zijn leven goed op orde te krijgen. Er is door meerdere hulpverleners intensief maar tevergeefs geprobeerd om verdachte te helpen maar verdachte heeft onvoldoende meegewerkt. Verdachte zou gebaat zou zijn bij een behandeling in de kliniek De Wier in Den Dolder, maar hij heeft ter terechtzitting aangegeven hier niet aan mee te willen werken. Gelet op het feit dat verdachte afhaakt op het moment dat het hem niet langer bevalt en verdachte ter zitting heeft aangegeven dat hij geen hulp nodig heeft, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft niet de indruk gekregen dat verdachte op enige wijze zal meewerken aan begeleiding door de reclassering, opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, of dat een voorwaardelijk strafdeel verdachte er in de toekomst van zal weerhouden om strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Zij zal verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 15 weken, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.Beslag

Onder verdachte is een breekijzer in beslag genomen.
Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 26 oktober 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/680153-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 23 december 2016 van de Meervoudige strafkamer Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 16 weken gevangenisstraf, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op het grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een breekijzer.
Gelast de teruggave aan verdachte van: schoeisel, merk Lanvin.
Gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 23 december 2016,
namelijk 6 weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2018.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.